Op 12 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen de herziening en terugvordering van zijn bijstandsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 23 juli 2020 besloten om de kostendelersnorm toe te passen op de bijstandsuitkering van verzoeker, omdat hij samenwoonde met een kostendeler. Verzoeker betwistte deze beslissing en vroeg om een voorlopige voorziening om zijn bijstandsuitkering onverkort voort te zetten.
Tijdens de zitting op 29 september 2020 werd duidelijk dat de echtgenote van verzoeker, die ook Oekraïense is, ten onrechte als kostendeler was aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college niet had onderkend dat de echtgenote een samenwonende echtgenote was en dat de toepassing van de kostendelersnorm niet correct was. De voorzieningenrechter besloot dat het belang van verzoeker bij de schorsing van de bestreden besluiten zwaarder woog dan het belang van het college bij de uitvoering van die besluiten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de bestreden besluiten geschorst, waardoor verzoekers bijstandsuitkering naar de norm van alleenstaande werd voortgezet. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde het college in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.050,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.