Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering tot overlevering geweigerd, omdat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel en later mr. N. Bakkenes aanwezig waren. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. C.C.A. Stallen, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat er een EAB is uitgevaardigd door de District Court in Sieradz, Polen, op 14 februari 2017. Dit EAB betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar en 7 maanden, alsook vervangende hechtenis van 90 dagen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander, wat betekent dat de overlevering op grond van artikel 6, tweede lid, van de Overleveringswet niet kan plaatsvinden. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de noodzaak om te waarborgen dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk de straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren en de geschorste overleveringsdetentie op te heffen.