ECLI:NL:RBAMS:2020:4978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
16/248306-19 (zaak D), 13/306915-19 (zaak E), 13/202337-19 (zaak F), 13/274875-19 (zaak G), 13/07270
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere inbraken en andere strafbare feiten

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van tientallen (pogingen tot) inbraken in geldautomaten van autowasboxen bij tankstations in Amsterdam en Weesp. De verdachte, geboren in 1976, was aanwezig tijdens de zitting op 29 september 2020, samen met zijn raadsman, mr. M.A.I. Witlox. De officier van justitie, mr. F.P. Holthuis, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte heeft in verschillende zaken bekend, maar ontkende enkele feiten. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de overige bewijsmiddelen in de dossiers, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, de verdachte in een aantal zaken schuldig bevonden aan diefstal, poging tot diefstal, bedreiging en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een verbod op alcohol en drugsgebruik. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een flinke stok achter de deur nodig had om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/261136-19 (zaak A), 16/105062-20 (zaak B), 13/172658-20 (zaak C), 16/248306-19 (zaak D), 13/306915-19 (zaak E), 13/202337-19 (zaak F), 13/274875-19 (zaak G), 13/072708-20 (zaak H), 13/252081-19 (zaak I), 13/154132-20 (zaak J), 15/029409-20 (zaak K), 15/161287-20 (zaak L).
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 29 september 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. M.A.I. Witlox.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.P. Holthuis, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als de zaken A t/m L aangeduid.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich:
  • 48 maal schuldig heeft gemaakt aan (poging tot) diefstal van (munt)geld door betaalautomaten/kluizen van wasboxen bij tankstations/autobedrijven open te breken;
  • tweemaal schuldig heeft gemaakt aan diefstal;
  • tweemaal schuldig heeft gemaakt aan vernieling;
  • tweemaal schuldig heeft gemaakt aan bedreiging; en
  • eenmaal schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten in zaken A, B feiten 2 t/m 6, C, D, E, F, G, H, I onder feit 1, J, K onder feit 2 en L.
De officier van justitie heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de aan hem ten laste gelegde feiten in zaken B onder feit 1, I onder feit 2 en K onder feit 1. Wat betreft zaak B onder feit 1 vindt de officier van justitie dat sprake is van onvoldoende bewijs. In zaak I onder feit 2 stelt de officier van justitie dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van schade aan de auto van [slachtoffer 1] en dat daarom geen sprake is van vernieling. In zaak K onder feit 1 is geen sprake van een begin van uitvoering en dus geen sprake van een poging tot diefstal met braak.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd wat betreft een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten in zaken A, B onder feit 2, C onder feit 2, D, E, G en L, nu verdachte in deze zaken een bekennende verklaring heeft afgelegd. In zaak I komt de verdediging tot een bewezenverklaring op basis van het bewijs dat zich in het dossier bevindt.
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de aan hem ten laste gelegde feiten in zaken B onder feiten 1 en 3 t/m 6, C onder feit 1, F, H, J en K.
Verdachte ontkent de bedreiging van de medewerkers van de Mediamarkt, zoals ten laste is gelegd in zaak C onder feit 1, en dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak F, waarin mishandeling van [slachtoffer 2] aan verdachte wordt verweten, heeft de raadsman aangevoerd dat sprake was van noodweerexces. Verdachte is in een hevige gemoedsbeweging, die is veroorzaakt door het gevaarlijke rijgedrag van [slachtoffer 2] , tot zijn gedrag gekomen.
Wat betreft de ten laste gelegde feiten in zaken B, H, J en K waarvan camerabeelden zijn waarop verdachte door verbalisanten wordt herkend, heeft de raadsman betoogd dat de herkenningen van verbalisanten onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te gebruiken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
Inleiding
Verdachte wordt sinds augustus 2019 door politie en justitie in verband gebracht met een groot aantal strafbare feiten, waaronder met name inbraken in betaalautomaten/kluizen van wasboxen bij tankstations/autobedrijven.
Modus operandi
Volgens verschillende aangiftes van houders of medewerkers van tankstations/autobedrijven heeft verdachte ’s nachts of ’s avonds geld uit betaalautomaten en kluizen hebben gehaald door deze kapot te maken. In meerdere gevallen zou hij eerst zijn eigen auto hebben laten wassen, voordat hij de diefstallen pleegde. Er zijn drie auto’s die in verschillende dossiers terugkomen en aan verdachte worden gelinkt: een grijze driedeurs Peugeot, model 206 (kenteken: [kenteken 1] ), een grijze Volvo S40 (kenteken [kenteken 2] ) en een blauwe Ford Mondeo (kenteken: [kenteken 3] ). Meermalen zijn gereedschappen, zoals schroevendraaiers en een breekijzer, aangetroffen onder de motorkap van één van deze auto’s. Volgens de aangiftes maakt verdachte gebruik van gereedschappen, zoals een schroevendraaier, een koevoet/breekijzer en/of slijptol, om de geldautomaten/kluizen mee open te slijpen/breken om vervolgens het (munt)geld eruit te kunnen halen.
Kenmerken verdachte
Verdachte wordt in de verschillende dossiers op camerabeelden meer dan eens herkend aan zijn ‘loopje’. Verdachte zou licht voorovergebogen lopen. Ook wordt verdachte meer dan eens herkend aan zijn donkere schoenen met deels witte zool, zijn lengte van ongeveer 1.85 meter, zijn donker kort opgeschoren haar en zijn licht getinte huidskleur. Verdachte wordt ook herkend omdat hij in het donker is gekleed met een capuchon over zijn hoofd.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie de feiten zoals ten laste gelegd in zaken A, B onder feit 2, C onder feit 2, D, E, G, I en L bekend. De overige feiten, zoals ten laste gelegd in zaken B onder feit 1 en feiten 3 t/m 6, C onder feit 1, F, H, J en K, heeft verdachte ontkend.
3.3.2
Bewezenverklaring van het ten laste gelegde in zaken A, B onder feit 2, C onder feit 2, D, E, G, I onder feit 1 en L
Op grond van de bekennende verklaringen van verdachte en de overige bewijsmiddelen in de dossiers, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de feiten zoals ten laste gelegd in zaken A, B onder feit 2, C onder feit 2, D, E, G, I onder feit 1 en L heeft gepleegd.
3.3.3
Bewezenverklaring van het ten laste gelegde in zaken B onder feiten 3 t/m 6, C onder feit 1, F, H, J en K onder feit 2
Zaak B onder feiten 3 t/m 6
Op grond van de aangiftes van [naam 1] namens tankstation BP in [plaats] , de beschrijvingen van camerabeelden die zich in het dossier bevinden en de herkenningen van verdachte door verbalisanten, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde in zaak B, onder feiten 3 tot en met 6.
Uit de aangiftes van [naam 2] komt naar voren dat verdachte steeds gebruikmaakte van een slijptol om de kluizen in de wasboxen open te slijpen. Dit is ook op de camerabeelden te zien. Uit de aangiftes blijkt verder dat het steeds om dezelfde persoon ging die de inbraken pleegde. [naam 2] heeft verklaard dat zij verdachte op de camerabeelden herkende aan zijn ‘loopje’, zijn zwarte schoenen met witte rand en zijn licht getinte huidskleur. Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat verdachte een kenmerkend loopje heeft: ‘een soort hupsje tussen zijn stappen, beetje voorovergebogen en zijn voet naar buitenstaand.’
[verbalisant 1] herkent verdachte verder aan zijn postuur, lichaamsvorm en –houding en van eerdere camerabeelden. Daarnaast bevindt zich in het dossier nog een herkenning van verbalisant [verbalisant 2] . Ook hij noemt dat hij verdachte onder meer herkent aan de manier waarop hij loopt: licht voorover gebogen, maar ook aan een breed gezicht met opvallend brede kaken en zijn postuur en van eerdere camerabeelden.
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de herkenningen van de genoemde verbalisanten te twijfelen, nu de herkenningen elkaar en de aangifte op het essentiële punt van ‘het loopje’ van verdachte ondersteunen, maar ook hem onderscheidende kenmerken benoemen. De rechtbank acht de herkenningen van verdachte door de verbalisanten voldoende bruikbaar voor het bewijs en verwerpt het verweer van de verdediging.
Ook noemt [naam 2] een grijze Peugeot en een Volvo in sommige van haar aangiftes. Die voertuigen zijn in andere zaken aan verdachte gelinkt.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende bewijs in het dossier zit en de rechtbank heeft ook de overtuiging dat verdachte degene is geweest die de inbraken op de verschillende data heeft gepleegd.
Zaak C onder feit 1
Op grond van de aangiftes van [naam 3] en [naam 4] acht de rechtbank bewezen dat verdachte de voornoemde medewerkers van de Mediamarkt heeft bedreigd.
De aangiftes ondersteunen elkaar. Zo heeft [naam 3] verklaard dat verdachte tegen hem en zijn collega [naam 4] heeft gezegd: ‘Laat me los of ik steek je neer’. [naam 4] heeft verklaard dat verdachte onder andere heeft gezegd: ‘Ik prik jullie kapot. Laat me los’ en ‘Ik steek jullie kapot. Laat me los of ik prik jullie’. De rechtbank schuift hiermee de ontkennende verklaring van verdachte terzijde.
Zaak F
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , een proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte op de zitting komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling in zaak F.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte zijn auto zodanig voor haar auto neerzette dat zij er niet meer langs kon. Verdachte was heel heftig met zijn armen en handen aan het zwaaien en opeens voelde [slachtoffer 2] een klap op haar rechterkaak. Tegen de verbalisanten, die verdachte kort na het voorval hoorden, verklaarde verdachte dat hij [slachtoffer 2] ‘een tikje op haar gezicht [heeft] gegeven’.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 21 augustus 2019 in Amsterdam een verkeersruzie heeft gehad met [slachtoffer 2] . Verdachte zou [slachtoffer 2] hebben geduwd en niet in het gezicht hebben geslagen. De rechtbank passeert deze verklaring van verdachte. De rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring zoals verdachte deze direct na het voorval op 21 augustus 2019, meer dan een jaar geleden, bij de politie heeft afgelegd.
Daarnaast verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat sprake zou zijn van noodweerexces. Er was geen sprake van een noodweersituatie.
Al zou [slachtoffer 2] gevaarlijk rijgedrag hebben vertoond door naar de mening van de verdachte te langzaam te rijden, dan nog is daarmee geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank vindt dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Zaak H feit 1
Op grond van de aangiftes van [naam 5] namens Shell [plaats] , de aangifte van [naam 6] namens Shell [plaats] , een proces-verbaal van bevindingen voertuig [kenteken 3] en de beschrijvingen van camerabeelden die zich in het dossier bevinden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 30 augustus 2019, 31 augustus 2019, 2 september 2019, 4 september 2019, 28 september 2019, 6 november 2019 en 30 januari 2020 heeft ingebroken bij tankstation Shell te [plaats] .
Verdachte wordt herkend op de camerabeelden van de bovengenoemde dagen. De aangevers en verbalisanten hebben verklaard dat het steeds om dezelfde persoon gaat. Het postuur van verdachte en zijn kleding wordt herkend. Verdachte is vaak in het donker gekleed met een capuchon over zijn hoofd. Ook de werkwijze van verdachte wordt herkend. Verdachte gebruikt steeds gereedschappen om de kastjes bij de wasboxen open te breken dan wel te slijpen. Verdachte maakt voornamelijk gebruik van een slijptol. Soms maakt verdachte wrikkende bewegingen met ander gereedschap, zoals bijvoorbeeld een schroevendraaier. Zodra de kastjes open zijn, pakt verdachte de geldbakjes en leegt deze in zijn hand en stopt het geld vervolgens in zijn zak.
Wat betreft de inbraak van 6 november 2019 wordt een blauwe Ford Mondeo gesignaleerd op de camerabeelden met het kenteken [kenteken 3] . Volgens de RDW staat dit voertuig sinds 24 oktober 2019 op naam staat van verdachte.
Wat betreft de inbraak van 30 januari 2020 wordt een grijze Peugeot, driedeurs, model 206, gesignaleerd op de camerabeelden. Uit onderzoek blijkt dat verdachte meermaals de bestuurder is geweest van dat voertuig met het kenteken [kenteken 1] . Dit voertuig staat op naam van de moeder van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat zich voldoende bewijs in het dossier bevindt en heeft ook de overtuiging dat verdachte degene is geweest die de inbraken op de bovengenoemde data heeft gepleegd.
Zaak H feiten 2 en 4
Op grond van de aangiftes van [naam 7] , de aangifte van [naam 8] , de beschrijvingen van camerabeelden die zich in het dossier bevinden en een proces-verbaal van herkenning van verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 11 september 2019 heeft ingebroken en op 8 oktober 2019 heeft gepoogd in te breken bij de Carwash gevestigd aan de [adres] in Arnhem.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft geverbaliseerd dat hij op de camerabeelden van 11 september 2019 om 04:37 uur een man zag die een licht getinte huidskleur had, in het donker was gekleed met zwarte schoenen met een witte zool. De persoon breekt met een voorwerp de geldkluis open en pakt er wat uit. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van een voltooide diefstal met braak.
Op de camerabeelden van 8 oktober 2019 is te zien dat er omstreeks 04:40 uur een grijze Volvo met kenteken [kenteken 2] komt aanrijden. De man pakt een spanband en doet die om de betaalautomaat en bevestigt deze vervolgens aan de trekhaak van de auto. Hij stapt in de auto en rijdt weg. Door de spanning op de spanband knapt deze. Op de beelden is te zien dat de man vervolgens een breekijzer uit de kofferbak van de auto pakt en daarmee probeert de betaalautomaat open te breken. Dit lukt niet, waarop de man in zijn auto stapt en wegrijdt in een onbekende richting. Volgens de rechtbank is met de voornoemde handelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake van een begin van uitvoering en daarmee van een poging diefstal met braak.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] . Deze opsporingsambtenaar heeft de camerabeelden van 11 september 2019 en 8 oktober 2019 met elkaar vergeleken en constateert dat de personen op de beelden grote vergelijkingen vertonen. Hij herkent onder meer het gelaat en de korte donker gekleurde haardracht en noemt verdachte. Daarnaast bevindt zich in het dossier nog een proces-verbaal van [verbalisant 4] , waarin wordt geconstateerd dat de auto met het kenteken [kenteken 2] op naam staat van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat zich voldoende bewijs in het dossier bevindt, en de rechtbank heeft ook de overtuiging, dat verdachte degene is geweest die op 11 september 2019 heeft ingebroken en op 8 oktober 2019 heeft gepoogd in te breken bij de Carwash in Arnhem.
Zaak H feit 3
Op grond van de aangifte van [naam 8] namens [bedrijf 6] gevestigd aan de [adres] te Arnhem, de beschrijving van camerabeelden die zich in het dossier bevinden en een proces-verbaal met betrekking tot een voertuig met kenteken [kenteken 4] , acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 11 september 2019 heeft gepoogd in te breken bij [bedrijf 6] te Arnhem.
Uit het dossier volgt dat op camerabeelden van 11 september 2019 is te zien dat er tussen 02:45 uur en 03:15 uur ’s nachts een man komt aanrijden in een auto, deze eerst wast. Vervolgens een koevoet uit de achterbak van zijn auto haalt en daarmee de geldautomaat probeert open te breken. De auto die deze man bij zich heeft betreft een grijskleurige Volvo S40 met het kenteken [kenteken 2] . Volgens de rechtbank is met de voornoemde handelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake van een begin van uitvoering en daarmee van een poging diefstal met braak.
De man wordt in de aangifte onder meer omschreven als een man met een getinte huidskleur, lengte van 1.85 tot 1.90 meter lang, donker kort opgeschoren haar en donkere sneakers met witte zolen. In het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] is geverbaliseerd dat het voertuig met kenteken [kenteken 4] sinds 8 augustus 2019 op naam staat van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat zich voldoende bewijs in het dossier bevindt, en de rechtbank heeft ook de overtuiging, dat verdachte degene is geweest die op 11 september 2019 heeft gepoogd in te breken bij [bedrijf 6] in Arnhem.
Zaak J feiten 1 en 2
Op grond van de aangiftes van [naam 9] en [naam 10] namens tankstation Esso, de camerabeelden die zich in het dossier bevinden en de herkenningen van verdachte door verbalisanten, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde in zaak J onder feiten 1 en 2.
Op camerabeelden van 8 november 2019 is een blauwe Ford Mondeo met kenteken [kenteken 3] te zien. De enig inzittende van deze auto tikt met een ijzer of zilverkleurig voorwerp tegen de bewakingscamera waardoor deze opzij draait. De volgende dag op 9 november 2019 wordt er ingebroken. Op beelden is te zien dat om 01:36 uur een man aan komt lopen die met een lang stuk gereedschap, vermoedelijk een breekijzer, de deur open probeert te breken. De man gaat vervolgens naar binnen en komt een paar minuten later weer naar buiten. De man op de camerabeelden van 8 november is dezelfde man als op de camerabeelden van 9 november. Dezelfde werkwijze is zichtbaar op camerabeelden van 27 maart 2020. Deze werkwijze past bij de modus operandi van verdachte.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van opsporingsambtenaar [verbalisant 6] , waarin is geverbaliseerd dat de personenauto met het kenteken [kenteken 3] in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 23 januari 2020 op naam gesteld was van verdachte.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van herkenning van verdachte door opsporingsambtenaar [verbalisant 7] . [naam 10] noemt in zijn aangifte nog dat verdachte ‘mank’ liep. Ook dat duidt op verdachte, gezien het feit dat hij in meerdere dossiers is herkend aan zijn manier van lopen.
De rechtbank is van oordeel dat zich voldoende bewijs in het dossier bevindt, en de rechtbank heeft ook de overtuiging, dat verdachte degene is geweest die op 9 november 2019 en 27 maart 2020 heeft ingebroken bij tankstation Esso aan de [adres] in Amsterdam.
Zaak K onder feit 2
Op grond van de aangifte van [naam 11] , de beschrijving van de camerabeelden en een proces-verbaal van herkenning verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 31 januari 2020 heeft ingebroken in de bedieningskasten van Indoor Car Wash in [plaats] .
Uit het dossier volgt dat op camerabeelden is te zien dat er op 31 januari 2020 om 02:05 uur een man bij de wasboxen kwam. Op de beelden is, volgens de aangifte, te zien dat de man bij elke wasbox geld in de bedieningskasten gooide om deze vervolgens open te breken. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt verder dat de man gebruikmaakte van een lang voorwerp en daarmee de bedieningskasten openwrikte. Vervolgens raapte de man een tas of zak op van de grond en hield deze ter hoogte van de bedieningskasten.
Opsporingsambtenaar [verbalisant 8] heeft een proces-verbaal opgemaakt waarin hij heeft geverbaliseerd dat hij verdachte op de voornoemde camerabeelden herkent. Hij herkent verdachte aan zijn negroïde uiterlijk, zijn lengte van ongeveer 1.85 meter, zijn opgeschoren haar aan de zijkant en bovenop gemillimeterd haar, zijn geheel donkere kleding en zijn gezicht.
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt, en de rechtbank heeft ook de overtuiging, dat verdachte degene is geweest die op 31 januari 2020 heeft ingebroken bij Car Wash in [plaats] .
3.3.4
Vrijspraak van het ten laste gelegde in zaken B onder feit 1, I onder feit 2 en K onder feit 1
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de aan hem ten laste gelegde feiten in zaken B onder feit 1, I onder feit 2 en K onder feit 1.
Zaak B onder feit 1
Wat betreft de aan verdachte ten laste gelegde diefstal met braak in zaak B onder feit 1 bevindt zich een aangifte in het dossier, maar die wordt onvoldoende ondersteund door de beelden op de telefoon van aangeefster. Immers zou verdachte alleen aan zijn loopje zijn herkend op die beelden. Daarmee wordt het wettelijke bewijsminimum niet gehaald. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van dit feit.
Zaak I onder feit 2
Verdachte heeft de velgen en autobanden van zijn auto verwisseld met de velgen en autobanden van [slachtoffer 1] . Uit het dossier maakt de rechtbank echter niet op dat verdachte ook daadwerkelijk schade aan de auto van [slachtoffer 1] heeft toegebracht. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de aan hem ten laste gelegde vernieling.
Zaak K onder feit 1
In zaak K onder feit 1 is poging tot diefstal met braak bij een autobedrijf aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een begin van uitvoering in dit dossier.
Er bevinden zich ten aanzien van dit feit een aangifte en één getuigenverklaring van dezelfde persoon, te weten [naam 11] , in het dossier. Daarnaast bevindt zich een herkenning van verdachte door een verbalisant in het dossier en is de auto waarvan verdachte destijds gebruikmaakte aangetroffen met onder de motorkop gereedschappen, zoals onder meer schroevendraaiers en slijptol.
[naam 11] heeft verklaard dat hij op 3 februari 2020 omstreeks 00.47 uur hoorde dat het toegangshek naar de betreffende wasstraat werd opengemaakt. Dit hek zat niet op slot. [naam 11] heeft toen direct 112 gebeld. Ook heeft hij live meegekeken op de camerabeelden. Hij zag dat de man richting de wasboxen liep, dat hij muntjes in de automaten in de wasboxen stopte, dat er een auto kwam aanrijden, dat de man hierdoor omkeek en wegrende.
Met de voorgaande handelingen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm nog geen sprake van gedragingen gericht op de voltooiing van diefstal met braak. Er valt niet met zekerheid te zeggen dat verdachte het voornemen had om diefstal met braak te plegen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank nog geen sprake van een begin van uitvoering. Om deze reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het aan hem ten laste gelegde in zaak K onder feit 1.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A:
in de periode van 10 oktober 2019 tot en met 30 oktober 2019 op meerdere tijdstippen te Amsterdam, geldbedragen, toebehorende aan tankstation [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Zaak B:
Feit 2:
op 14 april 2020 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om muntstukken, in elk geval enig geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, naar die Carwash is gereden en een slot van een bedieningskast van een wasbox, met een slijptol heeft opengeslepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
op 13 april 2020 te Weesp enig geldbedrag, toebehorende aan BP [plaats] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 4:
op 13 november 2019 te Weesp 34 euro, toebehorende aan [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 5:
op 10 januari 2020 te Weesp 102 euro, toebehorende aan BP [plaats] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 6:
in de periode van 23 januari 2020 tot en met 30 januari 2020 te Weesp enig geldbedrag, toebehorende aan BP Weesp , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Zaak C:
Feit 1:
op 30 juni 2020 te Amsterdam, [naam 3] en [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 3] en [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen "laat me los of ik steek je neer" en "Ik steek jullie kapot" en "ik prik jullie kapot";
Feit 2:
op 30 juni 2020 te Amsterdam, twee telefoons, toebehorende aan de MediaMarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak D:
Feit 1:
op 15 oktober 2019 te Weesp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de inhoud van een wasboxkluis, toebehorende aan [bedrijf 3] B, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met een slijptol en een breekijzer het slot van voornoemde wasboxkluis heeft geforceerd en handelingen heeft verricht bij het slot van de wasboxkluis, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
in de periode van 27 augustus 2019 tot en met 3 oktober 2019 te Weesp , Almere, Nieuwegein en Lelystad, telkens de inhoud van wasboxen en wasboxkluizen, toebehorende aan:
- [bedrijf 4] (pleegdatum 27 augustus 2019),
- [bedrijf 5] (pleegdatum 7 september 2019),
- [bedrijf 6] (pleegdatum 7 en 8 september 2019),
- [bedrijf 3] B (pleegdatum 11 september 2019 en 3 oktober 2019),
- [bedrijf 2] (pleegdatum 3 oktober 2019),
- [bedrijf 7] (pleegdatum 3 oktober 2019), en
- [bedrijf 8] (pleegdatum 3 oktober 2019),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die voorgenoemde weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Zaak E:
Feit 1:
op 29 augustus 2019 te Aalsmeer, een geldbedrag (van ongeveer 300 euro), toebehorende aan [bedrijf 9] (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
op 2 september 2019 te Aalsmeer, een geldbedrag (van ongeveer 1650 euro), toebehorende aan [bedrijf 9] (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3:
op 13 oktober 2019 te Aalsmeer, een geldbedrag (van ongeveer 450 euro), toebehorende aan [bedrijf 9] (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 4:
op 27 oktober 2019 te Aalsmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf 9] (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
- naar een betaalautomaat van die [bedrijf 9] is gelopen en vervolgens,
- met een slijptol, de betaalautomaat open te slijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak F:
op 21 augustus 2019 te Amsterdam, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] , met kracht, tegen het gezicht te slaan;
Zaak G:
Feit 1:
op 16 november 2019 te Amersfoort, een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf 10] (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
op 17 november 2019 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf 10] (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
- in een auto (Ford Mondeo) naar de [bedrijf 10] is gereden en vervolgens,
- naar een betaalautomaat is gelopen en vervolgens,
- met een schroevendraaier en een breekijzer de achterklep van de betaalautomaat te forceren en open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak H:
Feit 1:
in de periode van 30 augustus 2019 tot en met 30 januari 2020 (te weten op 30 augustus 2019 en 31 augustus 2019 en 2 september 2019 en 4 september 2019 en 28 september 2019 en 6 november 2019 en 30 januari 2020) te Diemen , telkens een hoeveelheid muntgeld (gelegen in de wasbox van na te noemen tankstation), toebehorende aan [bedrijf 12] (filiaal [adres] ), heeft weggenomen telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen hoeveelheid muntgeld en telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
op omstreeks 11 september 2019 te Arnhem de inhoud van een kluis (in de wasbox behorende bij na te noemen auto-wasbedrijf), toebehorende aan auto-wasbedrijf Mega Carwash (filiaal [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen inhoud van een kluis onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3:
op 11 september 2019 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf de inhoud van een geldautomaat (gelegen in de wasbox van na te noemen auto-wasbedrijf), toebehorende aan auto-wasbedrijf [bedrijf 6] (filiaal [adres] ), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak naar voornoemde was-bedrijf is toegegaan en vervolgens met een koevoet, in voornoemde geldautomaat te wrikken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
op 8 oktober 2019 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de inhoud van een kluis (in de wasbox behorende bij na te noemen auto-wasbedrijf), toebehorende aan auto-wasbedrijf Mega Carwash (filiaal [adres] ), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak naar voornoemd auto-wasbedrijf is toegegaan en, met zijn, verdachtes personenauto de wasbox is binnengereden en vervolgens een spanband om de kluis heeft aangebracht en vervolgens voornoemde spanband heeft bevestigd aan de trekhaak van zijn, verdachtes personenauto en vervolgens met voornoemde personenauto is gaan rijden om op die wijze met behulp van de spanband de kluis van de muur af te rukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak I:
Feit 1:
op 20 oktober 2019 te Amsterdam, meerdere autobanden, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak J:
Feit 1:
op 9 november 2019 te Amsterdam een geldbedrag (van ongeveer 75 euro aan muntgeld)(uit een kluisje), toebehorende aan Esso (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2:
op 27 maart 2020 te Amsterdam een geldbedrag (van ongeveer 318 euro aan muntgeld)(uit een kluisje), toebehorende aan Esso (gelegen aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Zaak K:
Feit 2:
op 31 januari 2020 te [plaats] uit geldautomaten op het terrein van de 'Indoor Car Wash' een hoeveelheid geld, toebehorende aan 'Indoor Car Wash', heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Zaak L:
Primair:
op 21 juni 2020 te Krommenie, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk stofzuigerautomaten, toebehorende aan [bedrijf 13] , heeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 240 uur.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om voor wat betreft de strafoplegging te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte geen reclasseringstoezicht op te leggen. Mocht de rechtbank toch besluiten om bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, dan verzoekt de verdediging om geen elektronisch toezicht aan verdachte op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen het tijdsbestek van een jaar schuldig gemaakt aan tientallen (pogingen tot) inbraken in geldautomaten van autowasboxen bij tankstations. Verdachte heeft, omdat hij snel en gemakkelijk geld wilde verkrijgen, op zijn strooptocht hard werkende ondernemers getroffen en schade en overlast toegebracht. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen, een vernieling, een mishandeling en een bedreiging. Ook dit zijn ernstige feiten.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer omdat het blijkens het uittreksel justitiële documentatie van verdachte niet de eerste keer is dat hij voor dergelijke feiten met justitie in aanraking komt. Bovendien is verdachte gedurende het betreffende jaar meermaals door de rechter-commissaris uit de voorlopige hechtenis geschorst onder in ieder geval de algemene voorwaarde dat er geen strafbare feiten meer mochten worden gepleegd. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om elke keer toch weer de fout in te gaan, waarbij hij geweld niet schuwt. Verdachte heeft zich hiermee hardleers, maar ook zeer brutaal getoond.
Verdachte heeft naar eigen zeggen een zware periode achter de rug, waarin hij in 2019 na tien jaar zijn relatie en daarmee ook zijn woning verloor en vervolgens ook nog zijn werk verloor. Hij is toen weer cocaïne gaan gebruiken. Dat alles is echter geen excuus om strafbare feiten te plegen. Inmiddels heeft verdachte na vijftien jaar wachten zijn eerste woning toegewezen gekregen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat het beter met hem gaat en dat hij druk bezig is met solliciteren. Om deze reden acht de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte opnieuw de gevangenis ingaat. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte een flinke stok achter de deur nodig heeft, zodat hij niet opnieuw de fout ingaat. De rechtbank wijkt hiermee ten nadele van verdachte af van de eis van de officier van justitie.
Hoewel verdachte op zitting heeft verklaard dat hij geen heil ziet in reclasseringstoezicht en af wil van het elektronisch toezicht, zal de rechtbank dit toch aan hem opleggen, nu de ernst van de feiten en de hoeveelheid daarvan dit rechtvaardigen. Bovendien bevestigt de reclassering dat verdachte het niet zal gaan redden zonder hulp en steun van de reclassering en behandeling voor zijn verslaving. De rechtbank zal in aanvulling van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling, locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende (schuldsanering en zinvolle dagbesteding), een alcohol- en drugsverbod aan verdachte opleggen. Uit zaak F is gebleken dat verdachte onder invloed van cocaïne [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De rechtbank acht de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten groter als verdachte alcohol en drugs blijft gebruiken. Om die reden zal de rechtbank aan verdachte een alcohol- en drugsverbod opleggen gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd. Het is de bedoeling dat verdachte hierdoor gestimuleerd wordt om van de drugs en alcohol af te blijven. Verdachte is verplicht mee te werken aan bloed- of urineonderzoek.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Dat is hoger dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank legt daarbij aan verdachte op de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en legt in aanvulling daarop aan verdachte een alcohol- en drugsverbod op. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uur.

7.Beslag

7.1
Het beslag
Onder verdachte zijn in beslag genomen:
Zaak A:
- EUR 21,65 (12,15 (omschrijving: 5828720) + EUR 9,50 (omschrijving: 5828812));
Zaak D:
  • een personenauto (omschrijving: [kenteken 2] , Kleur: 2471553, Merk: Volvo S40);
  • een accu slijpmachine (goednummer: PL0900-2019308101-2503748);
  • een breekijzer/hamer (goednummer: PL0900-2019308101-2503749);
  • een omvormer (goednummer: PL0900-2019308101-2503745);
  • een gereedschapskoffer (goednummer: PL0900-2019308101-2503747);
  • een handschoen (goednummer: PL0900-2019308101-2503746);
  • EUR 151,10 (muntgeld) (EUR 70 (goednummer: PL0900-2019308101-2503763) + EUR 30 (goednummer: PL0900-2019308101-2503764) + EUR 47,50 (goednummer: PL0900-2019308101-2503765) + EUR 3,60 (goednummer: PL0900-2019308101-2503766));
Zaak G:
  • een schoudertas van het merk Giorgio Armani (goednummer: PL0900-2019344412-2526036);
  • een handvijl (goednummer: PL0900-2019344412-2526614);
  • een accu-slijptol (goednummer: PL0900-2019344412-2526624);
  • een breekijzer (goednummer: PL0900-2019344412-2526637);
Zaak K:
15 munten voor de wasbox van [bedrijf 4] (goednummer: PL1100-2020022811-1113284).
7.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Zaak A:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om het inbeslaggenomen bedrag van in totaal EUR 21,65 te bewaren voor de rechthebbende: [bedrijf 1] .
Volgens de officier van justitie is ook beslag gelegd op een nijptang. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de nijptang verbeurd te verklaren, nu het bewezen geachte feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
Zaak B:
Volgens de officier van justitie is beslag gelegd op een slijptol (Parkside), een breekijzer (Sencys) en op twee schroevendraaiers. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om deze voorwerpen verbeurd te verklaren, nu de bewezen geachte feiten met behulp van deze voorwerpen is begaan.
Zaak D:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de inbeslaggenomen personenauto (Volvo S40 met kenteken [kenteken 2] ) te bewaren voor de rechthebbende, nu op de zitting is gebleken dat deze auto van de moeder van verdachte is.
De officier van justitie verzoekt de inbeslaggenomen slijptop, het breekijzer, de omvormer, de gereedschapskoffer en de handschoen verbeurd te verklaren, nu de bewezen geachte feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om het bedrag van EUR 151,10 verbeurd te verklaren, nu dit uit de bewezen geachte feiten is verkregen.
Volgens de officier van justitie is ook nog beslag gelegd op een Samsung telefoon. De officier van justitie verzoekt om deze telefoon terug te geven aan verdachte.
Zaak G:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de handvijl, de accu-slijptol en het breekijzer verbeurd te verklaren, nu de bewezen geachte feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de schoudertas van het merk Giorgio Armani terug te geven aan verdachte.
Zaak K:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de 15 inbeslaggenomen munten voor [bedrijf 4] te bewaren voor de rechthebbende: [bedrijf 4] .
7.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de personenauto (Volvo S40 met kenteken [kenteken 2] ), die inbeslaggenomen is in zaak D, te bewaren voor de rechthebbende, nu deze auto van de moeder van verdachte is.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de (overige) inbeslaggenomen goederen in zaken A, B, D, G en K.
7.4
Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
Zaak D:
De accu slijpmachine, het breekijzer, de omvormer, de gereedschapskoffer en de handschoen worden verbeurdverklaard, nu de bewezen geachte feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
Het geldbedrag van EUR 151,10 wordt verbeurdverklaard, nu dit geldbedrag is verkregen uit de bewezen geachte feiten.
Zaak G:
De handvijl, de accu-slijptol en het breekijzer worden verbeurdverklaard, nu de bewezen geachte feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
Bewaring voor de rechthebbende
Zaak A:
Het geldbedrag van EUR 21,65 moet worden bewaard voor de rechthebbende: [bedrijf 1] .
Zaak D:
De personenauto (Volvo S40 met kenteken [kenteken 2] ) moet worden bewaard voor de rechthebbende.
Zaak K:
De 15 munten voor de wasbox van [bedrijf 4] dienen te worden bewaard voor de rechthebbende.
Terug naar verdachte
Zaak G:
De schoudertas van het merk Giorgio Armani dient te worden teruggegeven aan verdachte.
Geen beslissing
Zaken A, B en D:
Volgens de officier van justitie zijn er in zaken A, B en D in aanvulling op de voornoemde voorwerpen ook nog inbeslaggenomen een nijptang (zaak A), een slijptol (Parkside), een breekijzer (Sencys) en op twee schroevendraaiers (allen zaak B) en een Samsung-telefoon (zaak D).
De rechtbank heeft deze voorwerpen niet aangetroffen op een beslaglijst dan wel op kennisgevingen van inbeslagneming (KVI’s). De rechtbank kan daarom over deze inbeslaggenomen voorwerpen geen beslissing nemen.

8.Over de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vorderingen
Zaak C onder feit 1:
De benadeelde partij [naam 3] heeft een leeg schadevergoedingsformulier ingediend.
Zaak D onder feit 2:
De benadeelde partij [bedrijf 6] vordert aan materiële schadevergoeding in totaal een bedrag van EUR 1.307,34, bestaande uit de posten muntgeld (EUR 1.189,54), reparatiekosten/reiskosten (EUR 30,65) en reparatiekosten/uren (EUR 87,15), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Zaak F:
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert aan materiële schadevergoeding een bedrag van EUR 801,70, bestaande uit de posten kosten huurauto (EUR 5,70) en zonnebril (EUR 796,-). Daarnaast heeft de benadeelde partij EUR 350 gevorderd aan immateriële schadevergoeding, vanwege het fysiek letsel en de psychische gevolgen die het voorval voor haar met zich bracht. Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Zaak G:
[naam 12] vordert namens de benadeelde partij [bedrijf 10] aan materiële schadevergoeding in totaal een bedrag van EUR 9.048,55, bestaande uit de posten weggenomen geldbedragen (EUR 3.500,-), braakschade herstellen (EUR 5.148,55) en de verloren omzet voor het sluiten van de wasstraat voor twee dagen in verband met herstel (EUR 400,-), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Zaak I:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert aan materiële schadevergoeding een bedrag van EUR 91,84, bestaande uit de posten kosten balanceren autoband en slotbouten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Zaak K:
[naam 11] vordert namens de benadeelde partij [bedrijf 11] aan materiële schadevergoeding in totaal een bedrag van EUR 2.750,-, bestaande uit de posten schade aan kast I (EUR 750,-), kast II (EUR 500,-), kast III (EUR 750,-), kast IV (EUR 600,-), kast V (EUR 150,-), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
8.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Zaak C onder feit 1:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu hij een leeg schadevergoedingsformulier heeft ingediend.
Zaak D onder feit 2:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij [bedrijf 6] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
Zaak F:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe te wijzen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om voor wat betreft gevorderde materiële schadevergoeding enkel de gevorderde kosten van de huurauto ad EUR 5,70 toe te wijzen. Van de zonnebril is niet met zekerheid vast te stellen dat deze kapot is gegaan door de klap van verdachte.
Daarnaast verzoekt de officier van justitie de rechtbank om de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van EUR 150,-, omdat hij dat een passend en billijk bedrag vindt. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, het toe te wijzen bedrag van EUR 155,70 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Zaak G:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 10] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van EUR 5.148,55. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gevorderde materiële schadevergoeding wat betreft de posten weggenomen geldbedragen ad EUR 3.500,- en de verloren omzet voor het sluiten van de wasstraat voor twee dagen in verband met herstel (EUR 400,-), onvoldoende is onderbouwd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank dan ook om de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om het toe te wijzen bedrag van EUR 5.148,55 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Zaak I:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Zaak K:
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij [bedrijf 11] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3
Standpunt van de verdediging
Zaak C onder feit 1:
De verdediging verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu hij een leeg schadevergoedingsformulier heeft ingediend.
Zaak G:
De verdediging verzoekt om de benadeelde partij [bedrijf 10] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Voor wat betreft de uitgegeven offerte door [bedrijf 10] merkt de raadsman op dat deze niet is opgemaakt door een onafhankelijke derde partij.
Zaken D onder feit 2, F, I en K:
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over deze vorderingen.
8.4
Oordeel van de rechtbank
Zaak C onder feit 1:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu hij een leeg schadevergoedingsformulier heeft ingediend.
Zaak D onder feit 2:
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 6] volledig toe. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak D onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist.
De gevorderde schadevergoeding van EUR 1.307,34 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 september 2019 (het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van [bedrijf 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Zaak F:
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak F bewezenverklaarde rechtstreekse materiële en immateriële schade is toegebracht. De rechtbank wijst de gevorderde materiële schadevergoeding toe voor wat betreft de gevorderde kosten van de huurauto ad EUR 5,70. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet met zekerheid is vast te stellen dat de zonnebril kapot is gegaan door de klap van verdachte en verklaart de benadeelde partij daarom voor dit gedeelte niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schadevergoeding matigen tot een bedrag van EUR 150,-, gelet op toegekende bedragen in vergelijkbare zaken en omdat de rechtbank dit een passend en billijk bedrag acht. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. De rechtbank wijst een bedrag van EUR 155,70 toe vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2019 (de dag waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Zaak G:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [bedrijf 10] niet-ontvankelijk in haar vordering. De gevorderde materiële schadevergoeding voor wat betreft de posten weggenomen geldbedragen ad EUR 3.500,- en de verloren omzet voor het sluiten van de wasstraat voor twee dagen in verband met herstel (EUR 400,-) zijn onvoldoende onderbouwd. De offerte uitgegeven door [bedrijf 10] (EUR 5.148,55) is niet opgesteld door een onafhankelijke derde partij. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak G bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade is toegebracht. Echter, de behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Zaak I:
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] volledig toe, nu deze voldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde onder zaak I rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het bedrag van EUR 91,84 wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 oktober 2019 (het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Zaak K:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [bedrijf 11] niet-ontvankelijk in haar vordering. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak K feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De behandeling van de vordering levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 285, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde in zaken B onder feit 1, I onder feit 2 en K onder feit 1 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaken A, B onder feit 3 t/m 6, D onder feit 2, G onder feit 1, H onder feit 1 en 2 en K onder feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
Zaken B onder feit 2, D onder feit 1, G onder feit 2 en H onder feiten 3 en 4:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
Zaken C onder feit 2 en zaak I onder feit 1:
diefstal, meermalen gepleegd
Zaak C onder feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Zaak E en zaak J:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
Zaak F:
mishandeling
Zaak L primair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 (tien) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Verdachte blijft zich periode melden bij Reclassering Inforsa op het adres: Wibautstraat 12 1091 GM Amsterdam/Vlaardingenlaan 5 1091 GL Amsterdam, zo vaak en zolang laatstgenoemde dat nodig vindt.
- Verdachte laat zich behandelen door FAZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang Reclassering Inforsa dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan Reclassering Inforsa een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als Reclassering Inforsa nodig vindt.
- Verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. Reclassering Inforsa stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met betrokkene en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Tussen 23:00 uur en 07:00 uur dient hij thuis te zijn: [adres] . Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat een aaneengesloten blok van twee uur. In de weekenden heeft betrokkene een aaneengesloten blok van acht uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
- Verdachte wordt verplicht om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. Verdachte wordt verplicht om mee te werken aan het realiseren van schuldsanering.
- Verdachte moet zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd van twee jaar onthouden van het gebruik van alcohol en drugs, cocaïne, en is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Geeft aan Reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van vier maanden.
Ten aanzien van het beslag:
Verklaart verbeurd:
Zaak D:
  • De accu slijpmachine (goednummer: PL0900-2019308101-2503748)
  • Het breekijzer (goednummer: PL0900-2019308101-2503749)
  • De omvormer (goednummer: PL0900-2019308101-2503745)
  • De gereedschapskoffer (goednummer: PL0900-2019308101-2503747)
  • De handschoen (goednummer: PL0900-2019308101-2503746)
  • Het geldbedrag van EUR 151,10 (muntgeld) (EUR 70 (goednummer: PL0900-2019308101-2503763) + EUR 30 (goednummer: PL0900-2019308101-2503764) + EUR 47,50 (goednummer: PL0900-2019308101-2503765) + EUR 3,60 (goednummer: PL0900-2019308101-2503766))
Zaak G:
  • De handvijl (goednummer: PL0900-2019344412-2526614)
  • De accu-slijptol (goednummer: PL0900-2019344412-2526624)
  • Het breekijzer (goednummer: PL0900-2019344412-2526637)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
Zaak A:
- Het geldbedrag van EUR 21,65 (12,15 (omschrijving: 5828720) + EUR 9,50 (omschrijving: 5828812))
Zaak D:
- De personenauto (Volvo S40 met kenteken [kenteken 2] ) (omschrijving: [kenteken 2] , Kleur: 2471553, Merk: Volvo S40)
Zaak K:
- De 15 munten voor de wasbox van [bedrijf 4] (goednummer: PL1100-2020022811-1113284)

Gelaste de teruggave aan veroordeelde, [verdachte] , van:

Zaak G:
- De schoudertas van het merk Giorgio Armani (goednummer: PL0900-2019344412-2526036)
Ten aanzien van de benadeelde partijen:
Zaak C onder feit 1:
Verklaart [naam 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Zaak D onder feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 6] toe tot een bedrag van EUR 1.037,34 (duizendzevenendertig euro en vierendertig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijf 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijf 6] aan de Staat EUR 1.037,34 (duizendzevenendertig euro en vierendertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Zaak F:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van EUR 5,70 (vijf euro en zeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en EUR 150 (honderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade. Dat komt neer op een totaalbedrag van EUR 155,70 (honderdvijfenvijftig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 augustus 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat EUR 155,70 (honderdvijfenvijftig euro en zeventig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 3 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Zaak G:
Verklaart [bedrijf 10] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Zaak I:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van EUR 91,84 (eenennegentig euro en vierentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 oktober 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat EUR 91,84 (eenennegentig euro en vierentachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Zaak K:
Verklaart [bedrijf 11] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 oktober 2020.