ECLI:NL:RBAMS:2020:4951

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13.701382.18 en 13.109525.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde diefstal, poging tot diefstal, wapenbezit en witwassen door verdachte in Amsterdam

Op 7 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal in vereniging, poging tot diefstal, wapenbezit en witwassen. De zaak betreft een reeks incidenten die zich hebben voorgedaan in Amsterdam en Velsen-Noord. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van auto-onderdelen uit voertuigen op 5 maart 2018, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. Daarnaast werd hij verweten een vuurwapen en een stroomstootwapen voorhanden te hebben gehad, alsook het witwassen van een geldbedrag van €3.490,- en een Mercedes-Benz auto, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.

Tijdens de terechtzitting op 23 september 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van auto-onderdelen en dat hij medepleger was, gezien de nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft ook bewijs gevonden voor het voorhanden hebben van wapens en het witwassen van geld en goederen. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de herkomst van het geld en de auto.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte moet zich ook houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en meewerken aan schuldhulpverlening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13.701382-18 (A) en 13.109525.20 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2020. Verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, waren daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Amsterdam en/of Velsen-Noord heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal in vereniging uit een auto van instrumentenpanelen, dashboards en auto-onderdelen op 5 maart 2018;
In zaak B wordt verdachte verweten dat hij zich te Amsterdam en/of Velsen-Noord en/of Venlo heeft schuldig gemaakt aan:
het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van de categorie III in de periode van 13 oktober 2019 tot en met 10 juni 2020;
het voorhanden hebben van een stroomstootwapen van categorie II op 10 juni 2020;
poging tot diefstal in vereniging van een Audi met braak en geweld op 2 november 2019;
het witwassen van geldbedragen (van ongeveer 500,- en/of 3490,- euro) en/of een paar schoenen (merk Christian Louboutin) (verkoopprijs ongeveer 785,-
euro) en/of een auto (merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken 1] ) en/of de aan- en verkoopwaarde/bedrag van voornoemde auto, te weten een geldbedrag tussen de 10.000 en 15.000,- euro in de periode 21 mei tot en met 24 mei 2020.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van deze strafzaak.
Op 5 maart 2018 bevond verdachte zich met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [voornaam medeverdachte 1] ) te Amsterdam in een Volkswagen Polo die door hem werd gehuurd en bestuurd. In die auto lagen onder andere schroevendraaiers, zwarte handschoenen en blanco autosleutels. In de auto werd ook een instrument aangetroffen om sleutels mee uit te meten en te snijden. Tevens werd een autosleutel met het Volkswagen logo erop aangetroffen, die niet hoort bij het voertuig waarin verdachten zaten. Op de route waar de auto heeft gereden zijn cockpits van auto’s met daarop bevestigde blanco sleutels aangetroffen, dezelfde soort blanco sleutels die in de auto zijn aangetroffen. Op die dag zijn te Amsterdam meerdere dashboards en toerentellers uit auto’s ontvreemd.
Op 2 november 2019 was verdachte samen met medeverdachten [voornaam medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [voornaam medeverdachte 2] ) aanwezig in Amsterdam. Zij bevonden zich bij de auto van aangever [aangever 1] , die op zijn mobiele telefoon een waarschuwing had gekregen dat het alarm van zijn auto was afgegaan. Het kwam tot een confrontatie met aangever, het broertje van aangever en een vriend van aangever. Hierbij heeft iemand met een auto op aangever in gereden.
Op 13 oktober 2019 probeerde verdachte een vuurwapen te verkopen via WhatsApp. Dit wapen werd op 10 juni 2020 aangetroffen in de woning waar verdachte verbleef. In die woning lagen ook contante geldbedragen, een paar schoenen en een stroomstootwapen.
Verdachte heeft van 21 tot en met 24 met 2020 een auto (Mercedes) op zijn naam gehad.
Het gaat in deze zaak om de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit, een poging tot gekwalificeerde diefstal en witwassen.

4.Waardering van het bewijs

4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Wel moet verdachte ten aanzien van de poging tot gekwalificeerde diefstal (zaak B, feit 1) worden vrijgesproken van het onderdeel geweld en/of bedreiging met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gekwalificeerde diefstal van auto-onderdelen (zaak A). Verdachte ontkent het tenlastegelegde, heeft de goederen niet gezien en heeft de dashboards niet aangeraakt. Dat de buiten aangetroffen goederen uit de door verdachte gehuurde auto zijn gekomen, is een aanname. De agent die achter de auto aan reed heeft niet gezien dat de goederen uit de auto zijn gegooid en er is geen schade aan de dashboards gebleken waaruit kan volgen dat die uit de rijdende auto zijn gegooid. Nu het plakband waarover is geverbaliseerd niet in beslag is genomen kan niet worden vastgesteld of het plakband op de dashboards hetzelfde plakband is als het plakband op de rol uit de gehuurde auto. Voor zover de rechtbank tot de conclusie komt dat die goederen wel uit de gehuurde auto afkomstig zijn, is er geen bewijs dat verdachte op de [straat] uit die auto is geweest en dat hij een rol heeft gespeeld bij het wegnemen van de dashboards uit de auto’s. Bovendien is niet gebleken dat hij de dashboards uit de auto heeft gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij in de auto aan het blowen was, met zijn telefoon bezig was, dat hij geen goederen heeft gezien en ook niets uit de auto heeft gegooid.
Over de poging tot diefstal van de Audi met braak en geweld (zaak B, feit 3) heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot diefstal maar moet worden vrijgesproken van het geweld en de bedreiging met geweld.
Van witwassen (zaak B, feit 4) moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsman. De € 500,- is van de zus van verdachte. Het bedrag van € 3.500,- heeft verdachte van zijn vriend [vriend] geleend. Ook indien de rechtbank concludeert dat het geld van misdrijf afkomstig is moet verdachte worden vrijgesproken omdat in het geheel niet blijkt dat verdachte dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Ook van witwassen van de schoenen moet verdachte worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor de auto. De zus van verdachte heeft in een ander onderzoek verklaard dat verdachte voor haar de auto heeft gekocht met haar geld en heeft uitgelegd dat gelet op haar afwezigheid het kenteken niet op haar naam kon worden geregistreerd.
Over zaak B, feiten 1 en 2 heeft de verdediging niets opgemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak A
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal in vereniging met valse sleutels.
Medeplegen van gekwalificeerde diefstal
De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Indien een verdachte kort na een diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die duiden op betrokkenheid bij het strafbare feit, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of hij schuldig is aan medeplegen van het strafbare feit.
[aangever 2] en [aangever 3] hebben aangifte gedaan van diefstal op 5 maart 2018 uit hun auto’s die beide stonden geparkeerd in de [straat] . [aangever 2] heeft verklaard dat daarbij het dashboard en de startonderbreker zijn weggenomen en [aangever 3] heeft verklaart dat zijn toerenteller was ontvreemd. Uit GPS-gegevens blijkt dat de huurauto, waarin verdachte en zijn medeverdachten zijn aangetroffen, zestien minuten heeft stil gestaan in de directe omgeving van de auto van [aangever 2] . Eén minuut nadat de huurauto weer is gaan rijden, stopte deze in dezelfde straat: nu voor de duur van vijf minuten. Zeer kort hierna, vier minuten later, werden zij door de politie waargenomen en probeerden zij de politie af te schudden. Op de vluchtroute zijn zeer dicht bij de aanhoudingslocatie van verdachten twee instrumentenpanelen aangetroffen. Uit het onderzoek naar deze aangetroffen en inbeslaggenomen instrumentenpanelen blijkt dat deze toebehoren aan de auto’s met kentekens [kenteken 2] en [kenteken 3] . Deze dashboards waren niet vochtig, terwijl het die nacht vochtig was en het meerdere malen regende. Bovendien waren de ramen van de huurauto waarin verdachten reden geopend, terwijl het slechts vier graden Celsius was. Op deze dasboards zaten blanco autosleutels bevestigd met breed plakband. In de huurauto zijn identieke blanco sleutels en breed rol plakband bij de versnellingspook aangetroffen. Ook zijn in de huurauto schroevendraaiers en zwarte handschoenen aangetroffen alsmede een instrument om blanco sleutels uit te meten en te snijden. In de huurauto lag één blanco sleutel die was bewerkt. [aangever 2] heeft verklaard dat er geen duidelijke sporen waren van braak en dat het slot niet leek te zijn geforceerd.
De rechtbank stelt op basis van al het voorgaande vast dat de aangetroffen instrumentenpanelen uit de auto’s van aangevers [aangever 2] en [aangever 3] afkomstig zijn en dat deze instrumentenpanelen uit de huurauto van verdachten zijn gegooid tijdens hun vlucht voor de politie. De rechtbank kan hierbij niet met voldoende zekerheid vaststellen dat alle inzittenden uit de huurauto zijn gestapt en wie precies de goederen uit de auto’s van aangevers hebben gehaald. Wel kan de rechtbank vaststellen dat sprake is van zodanige betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [voornaam medeverdachte 1] dat sprake is van medeplegen. Blijkens het huurcontract hebben zij samen de huurauto gehuurd van 3 maart 2018 tot en met 5 maart 2018. [voornaam medeverdachte 1] was de huurder en de bestuurder en verdachte was aangemerkt als bestuurder 2 en was de bijrijder. Ook al zou verdachte niet méér hebben gedaan dan de huurauto hebben gehuurd en bestuurd, dan staat dat niet aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg. Verdachte heeft ook in dat geval daarmee immers een materiële bijdrage van zodanig gewicht geleverd aan de uitvoering van de diefstal van de instrumentenpanelen, dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Van belang is verder dat verdachte geen enkele aannemelijke verklaring heeft gegeven die voornoemde redengevende feiten en omstandigheden ontzenuwen. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat hij niets af wist van de in de huurauto aangetroffen materialen en er niets van heeft meegekregen, als onaannemelijk terzijde. Naar het oordeel van rechtbank kan het redelijkerwijze niet anders zijn dan dat verdachte de tenlastegelegde diefstal met valse sleutel heeft medegepleegd.
Ten aanzien van zaak B, feiten 1 en 2
Het vuurwapen met munitie en het stroomstootwapen zijn aangetroffen in de kamer waarin verdachte verbleef. Verdachte heeft bekend dat de wapens van hem zijn en dat hij die in de kamer heeft opgeborgen. De wapens bevonden zich dus in zijn machtssfeer en verdachte was zich daarvan bewust. De rechtbank stelt op basis van de processen-verbaal wapenonderzoek vast dat het om echte wapens en munitie gaat en vindt daarmee het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van zaak B, feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel geweld en/of bedreiging met geweld, nu niet kan worden gesteld dat verdachte de bestuurder van de auto heeft aangespoord om op aangever in te rijden. Daarom kan niet worden bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking die was gericht op het inrijden op aangever. De rechtbank vindt, nu alleen aangever dit stelt en er geen getuigen zijn die dit hebben waargenomen, niet bewezen dat verdachte aangever een vuistslag heeft gegeven en zal verdachte ook van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot diefstal met braak. Verdachte heeft zowel bij de politie als op de zitting verklaard dat hij de lampen van de auto wilde hebben om die te verkopen, dat hij met drie anderen was en dat hij de deur van de auto heeft geopend met een zaagje. Uit het dossier blijkt dat verdachte samen met [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 2] ter plekke was. Verdachte heeft bovendien op de zitting ook bekend dat hij samen met zijn medeverdachten ter plekke aanwezig was en dat hij de deur heeft open gedaan. Dit wordt bevestigd door camerabeelden, waarop verdachte, [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam medeverdachte 2] alle drie door verschillende politieagenten zijn herkend. Op die beelden is ook te zien dat verdachte voorover gebukt staat bij het linker voor portier ter hoogte van het slot en dat [voornaam medeverdachte 2] het linker voorportier van de auto heeft geopend. Ook dit laatste heeft verdachte op de zitting verklaard. Tot slot blijkt uit de aangifte dat de verdachten de Audi hebben aangeraakt en dat het alarm van de auto daardoor is afgegaan.
Ten aanzien van zaak B, feit 4
De rechtbank zal eerst uitleggen welke toets moet worden aangelegd bij de beoordeling of sprake is van witwassen. Daarna zal de rechtbank beoordelen of wordt gekomen tot een bewezenverklaring van witwassen.
Wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) opgenomen bestanddeel "
afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp
"afkomstig is uit enig misdrijf"kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond (dat het niet anders kan zijn dan) dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring van de verdachte is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
De herkomst van het contante geld en de aanschaf van de Mercedes
Verdachte had een contant geldbedrag van € 3490,- op zijn kamer. Ook heeft hij van 21 mei 2020 tot en met 24 mei 2020 een auto ter waarde van minimaal €10.000,- op zijn naam gehad. Het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep is een witwasindicatie. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van zoveel contant geld in een woning grote risico's meebrengt en het hoogst ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen. Verdachte heeft in de afgelopen jaren, 2016 tot en met 2020, enkel een uitkering van de gemeente Amsterdam als inkomen genoten van in totaal € 7,017,- en ontving sinds 2015 in totaal € 4.572,- aan zorgtoeslag. Het saldo op zijn bankrekening varieerde in deze periode van enkele euro’s tot negatief. Het veroorloven van voornoemde auto en het bezit van voornoemd geldbedrag kunnen daarom niet uit zijn legale vermogen worden verklaard. Uit voorgaande witwasindicatoren en omstandigheden volgt dat het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd is. Van verdachte mocht dan ook worden verlangd dat hij een verklaring zou geven over de herkomst van voornoemd contant bedrag en over de aanschaf van de auto.
Verdachte heeft ten aanzien van de € 3490,- een concrete verklaring afgelegd, namelijk dat hij dat geld heeft geleend van zijn vriend [vriend] . De rechtbank vindt deze verklaring echter niet aannemelijk. Verdachte heeft geen schriftelijke overeenkomst van geldlening of andere bewijsstukken overgelegd, terwijl het gebruikelijk is dat bij dergelijke substantiële bedragen afspraken over de lening en terugbetaling op enigerlei wijze worden vastgelegd. Verdachte heeft ook geen openheid van zaken willen geven over waarom hij het geld zou hebben geleend. [vriend] heeft de verklaring van verdachte bevestigt, maar ook zijn verklaring vindt de rechtbank niet aannemelijk. De drie contante geldopnames van € 2.000,- van [vriend] hebben een jaar voordat verdachte € 3.500,- van hem zou hebben geleend plaatsgevonden. Behalve dat de lening op zichzelf niet aannemelijk is geworden is het naar het oordeel van de rechtbank onwaarschijnlijk dat een dergelijk bedrag een jaar lang contant blijft bewaard. Ten aanzien van de auto is verdachte pas op de zitting met een verklaring gekomen. Deze verklaring is onvoldoende verifieerbaar nu deze niet tijdig is ingebracht. Verdachte heeft het vermoeden van witwassen ten aanzien van voornoemde voorwerpen niet kunnen weerleggen.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte wist dat het contante geldbedrag van € 3.490,- en de auto van misdrijf afkomstig waren.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit niet geldt voor de aangetroffen € 500,-, nu dit geld onvoldoende binnen het bereik van verdachte was en de zus van verdachte heeft verklaard dat dit geld van haar is. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het witwassen van de Christian Louboutin schoenen. Niet is gebleken dat hij de schoenen heeft aangekocht dan wel dat deze bij hem in gebruik waren. Het enkele feit dat de schoenen zijn aangetroffen op de kamer waar verdachte verbleef, acht de rechtbank onvoldoende bewijs voor witwassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank baseert haar oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A:
op 5 maart 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander uit auto’s (kenteken [kenteken 2] en [kenteken 3] ) instrumentenpanelen, dashboards en auto-onderdelen die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [aangever 2] [aangever 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door zich toegang tot die auto’s te verschaffen anders dan met de daarbij behorende en aan hen daartoe verstrekte sleutel;
ten aanzien van zaak B, feit 1:
in de periode van 13 oktober 2019 tot en met 10 juni 2020 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zastava Arms (model M57) en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten patronen, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak B, feit 2:
op 10 juni 2020 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak B, feit 3:
op 2 november 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om onderdelen van een auto (merk Audi, met kenteken [kenteken 4] ) die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [aangever 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders naar voornoemde auto is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededaders met een voorwerp een slot van een portier van voornoemde auto hebben geopend en geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van zaak B, feit 4:
op 10 juni 2020 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, een voorwerp, te weten
- een geldbedrag (van 3490,- euro) en
- in de periode van 21 mei 2020 tot en met 24 mei 2020 te Venlo en te Amsterdam een voorwerp, te weten een auto (merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een aanzienlijk lagere straf moet worden opgelegd dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat hij minder feiten bewezen acht. Daarnaast heeft verdachte het vuurwapen niet getrokken op 2 november 2019 en heeft hij daarmee ook niet op straat gelopen. Verder is de redelijke termijn overschreden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal en aan een poging daartoe. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de belangen van het slachtoffer en de schade die hierdoor wordt veroorzaakt, maar heeft enkel oog gehad voor het eigen financiële gewin van zichzelf en zijn medeverdachten. De aangetroffen materialen en de wijze van opereren duiden erop dat verdachte zich op professionele wijze bezig houdt met deze vorm van criminaliteit. Dat de schade voor slachtoffer [aangever 1] beperkt is gebleven komt uitsluitend doordat het slachtoffer tijdig bij zijn auto kon arriveren en verdachten op heterdaad kon betrappen.
Verdachte heeft ook een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. In grote steden, waaronder Amsterdam, is sprake van een zorgwekkende toename van vuurwapenbezit en -geweld. De schade die in de samenleving kan worden aangericht met een dergelijk wapen is enorm. De Amsterdamse rechtbank hanteert eigen oriëntatiepunten voor vuurwapens. Deze houden in dat voor een pistool in een woning minimaal een gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt is. Hier komt bij dat verdachte ook een stroomstootwapen had.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank vindt dit dan ook een ernstig feit. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Aanknopend bij de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraudedelicten is bij een fraudebedrag van tussen de € 10.000,- en € 70.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de twee en vijf maanden geïndiceerd.
Uit het strafblad van verdachte van 4 september 2020 volgt dat hij meermaals is veroordeeld voor soortgelijke delicten. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de veroordeling van verdachte van 4 juni 2019 en 7 januari 2020 en dat er na de aanhouding van verdachte in zaak A al enige tijd is verstreken.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsrapport van 25 augustus 2020 en goed geluisterd naar wat verdachte en mevrouw [naam] op de zitting naar voren heeft gebracht. Daaruit is duidelijk geworden dat het nu beter gaat met verdachte in die zin dat hij is gestopt met het gebruik van softdrugs en zich wil concentreren op zijn toekomst. De rechtbank heeft echter ook zorgen. Er is sprake van meerdere risicofactoren. Met reclasseringstoezicht kan worden gewerkt aan het verminderen van deze risicoverhogende factoren en aan het opbouwen van beschermende factoren. Een avondklok vindt de rechtbank niet nodig.
In het voorgaande en in de omstandigheid dat de rechtbank niet alle onderdelen van de tenlastelegging bewezen acht ziet de rechtbank reden af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vijftien maanden, waarvan vijf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.

9.Beslissingen ten aanzien van het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
in zaak A:
A. Zaktelefoon GTSTAR MINI
in zaak B:
€ 2.000,-
€ 500,-
€ 1.490,-
Zendapparatuur
Stroomstootwapen
Patroon
Pistool
Schoenen
9.1
Teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de voorwerpen vermeld onder A, 2 en 8.
9.2
Verbeurdverklaring
De voorwerpen vermeld onder nummers 1 en 3 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte witwassen is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
9.3
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen vermeld onder de nummers 5 tot en met 7, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak B onder feiten 1 en 2 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet.
Nu het voorwerp vermeld bij nummer 4 is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl het kan dienen tot de belemmering van de opsporing van soortelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp ook onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33a, 33b, 36c, 36d, 57, 63, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
ten aanzien van zaak B, feiten 1 en 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
ten aanzien van zaak B, feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van zaak B, feit 4:
witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijftien maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht .
Beveelt dat een gedeelte, groot
vijf maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee jarenvast.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, [adres 2] te Amsterdam, zodra hij opgeroepen wordt voor een gesprek, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Meewerken vinden dagbesteding
Veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggaveaan
verdachtevan:
A. Zaktelefoon GTSTAR MINI
en aan
[verdachte]van:
€ 500,-
en aan
de rechthebbendevan:
8. Schoenen
Verklaart verbeurd:
1. € 2.000,-
3. € 1.490,-
Verklaart onttrokken aan het verkeer
4. Zendapparatuur
5. Stroomstootwapen
6. Patroon
7. Pistool
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. S. Djebali, M.E. Grijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2020.
Bijlage I De tenlastelegging
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]

20.[--]

[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]