ECLI:NL:RBAMS:2020:4949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13.045131.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging van een Audi en diefstal van een kluis uit restaurant met wapenbezit

Op 7 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal in vereniging van een Audi en diefstal van een kluis uit een restaurant, alsook wapenbezit. De zaak kwam ter terechtzitting op 23 september 2020, waar de verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, heeft de vordering ingediend. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een gaspistool, de poging tot diefstal van een Audi op 2 november 2019, de diefstal van een kluis op 19 januari 2020, en het medeplegen van wapenbezit op 10 juni 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de diefstal van de Audi, waarbij hij op de uitkijk stond. De inbraak in het restaurant, waarbij een kluis met inhoud werd weggenomen, werd ook bewezen verklaard. De verdachte heeft op de zitting bekend dat hij betrokken was bij deze inbraak. Daarnaast is vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had, wat in de huidige samenleving een zorgwekkende ontwikkeling is.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte, die blijk gaf van motivatie voor gedragsverandering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.045131.20
Parketnummer vordering tul: 13.741042.19
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1990,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2020. Verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, waren daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. het voorhanden hebben van een gaspistool (merk Blow) in de periode van 1 januari 2019 tot en met 16 oktober 2019;
2. poging tot diefstal in vereniging van een Audi met braak en geweld op 2 november 2019;
3. diefstal in vereniging van een kluis met inhoud met braak en/of een valse sleutel op 19 januari 2020;
4. het medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool (merk Ekol, model Volga) op 10 juni 2020.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van deze strafzaak.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] (hierna: [voornaam medeverdachte 1] ) staat een filmpje, waarin te zien is dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthoudt.
Op 2 november 2019 was verdachte samen met medeverdachten [voornaam medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [voornaam medeverdachte 2] ) aanwezig in Amsterdam. Zij bevonden zich bij de auto van aangever [aangever] , die op zijn mobiele telefoon een waarschuwing had gekregen dat het alarm van zijn auto was afgegaan. Het kwam tot een confrontatie met aangever, het broertje van aangever en een vriend van aangever. Hierbij heeft iemand met een auto op aangever in gereden.
Op 19 januari 2020 was verdachte samen met medeverdachte [voornaam medeverdachte 2] aanwezig in Amsterdam. Op die dag heeft een inbraak plaatsgevonden in restaurant [restaurant] , waarbij een kluis met inhoud is weggenomen. Verdachte is herkend op camerabeelden van het restaurant.
Op 10 juni 2020 verklaarde verdachte in het cellencomplex dat in zijn hotel een vuurwapen lag dat van hem is. Dit vuurwapen is vervolgens bij doorzoeking van de hotelkamer aangetroffen in de tas van [naam] .
Het gaat in deze zaak om de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) verboden wapenbezit, een poging tot gekwalificeerde diefstal en het medeplegen van een inbraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen. Wel moet verdachte ten aanzien van feit 2 worden vrijgesproken van het onderdeel geweld en/of bedreiging met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Ten aanzien van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel geweld en/of bedreiging met geweld, aldus de raadsman. Over feiten 3 en 4 heeft de verdediging niets opgemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank vindt niet bewezen wat onder feit 1 is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Niet is vast te stellen immers dat verdachte het wapen uit het filmpje in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel geweld en/of bedreiging met geweld, nu niet kan worden gesteld dat verdachte de bestuurder van de auto heeft aangespoord om op aangever in te rijden. Daarom kan niet worden bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de bestuurder die was gericht op het inrijden op aangever.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot diefstal met braak. [voornaam medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de lampen van de auto wilde hebben om die te verkopen, dat hij met drie anderen was en dat hij de deur van de auto heeft geopend met een zaagje. Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij samen met [voornaam medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de koplampen van de Audi wilde stelen en dat hij op de uitkijk stond. Dit laatste wordt bevestigd door camerabeelden, waarop verdachte, [voornaam medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] alle drie door verschillende politieagenten zijn herkend. Op die beelden is ook te zien dat verdachte het linker voorportier van de auto heeft geopend. Verdachte heeft dit ter zitting ook erkend. Tot slot blijkt uit de aangifte dat de verdachten de Audi hebben aangeraakt en dat het alarm van de auto daardoor is afgegaan.
Ten aanzien van feit 3:
Namens [restaurant] is aangifte gedaan van een inbraak, waarbij een kluis met daarin 2.000,- euro en een aantal dichte enveloppen is weggenomen. Deze inbraak is te zien op camerabeelden [restaurant] . Verdachte heeft deze inbraak op de zitting bekend. De bekennende verklaring van verdachte over de werkwijze van hem en zijn medeverdachte – onder andere het openen van de toegangsdeur met mogelijk valse sleutel, het wegnemen van de kluis en deze vervoeren in een afvalcontainer – komt overeen met wat te zien is op de camerabeelden van het restaurant. De rechtbank concludeert op basis van de aangifte dat de deur van het kantoor waarin de kluis stond moet zijn geforceerd, omdat die deur volgens aangever open stond, terwijl die nog in het slot was gedraaid.
Ten aanzien van feit 4:
Verdachte heeft de politie erop gewezen dat er een wapen van hem in zijn hotelkamer lag. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het wapen eerst in zijn jas zat en vervolgens in de tas van [naam] . Dit wapen is ook aangetroffen in de tas van [naam] . Daarmee is voldoende bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [naam] het vuurwapen voorhanden heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank baseert haar oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 2:
op 2 november 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om onderdelen van een auto (merk Audi, met kenteken [kenteken] ) die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoord, te weten aan [aangever] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders naar voornoemde auto is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededaders met een voorwerp een slot van een portier van voornoemde auto hebben geopend en geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 3:
op 19 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een kluis met inhoud (onder meer een geldbedrag), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan restaurant/club [restaurant] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en een valse sleutel, door met een sleutel welke niet aan hem, verdachte en zijn mededader toebehoorde en tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren, een deur van voornoemde restaurant/club te forceren en te openen;
ten aanzien van feit 4:
op 10 juni 2020 te Amsterdam in een pand, gelegen aan de [adres 3] tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk Ekol, model Volga) en munitie van categorie III, te weten patronen (kaliber 7,65 mm) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een lagere straf moet worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. De verdediging vindt dat minder feiten kunnen worden bewezen. Bovendien heeft verdachte bij de opsporing van het vierde feit een actieve rol gehad door de politie op het juiste spoor te zetten, zonder welke de politie niet naar hotel zou zijn gegaan om de hotelkamer te doorzoeken. Dit moet straf matigend werken. Verdachte heeft daarnaast op de zitting een gemotiveerde indruk gemaakt om tot gedragsverandering over te gaan, heeft benoemd wat hij fout heeft gedaan, wat zijn valkuilen zijn en wat moet worden verbeterd. Verdachte wil meewerken met de reclassering. Een groot gedeelte voorwaardelijke straf is een extra stimulans voor verdachte om zijn plannen tot uitvoer te brengen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal in vereniging met braak. Hij heeft zich hierbij niet bekommerd om de belangen van het slachtoffer en de schade die hierdoor wordt veroorzaakt, maar heeft enkel oog gehad voor het eigen financiële gewin van zichzelf en zijn medeverdachten. Dat de schade voor het slachtoffer beperkt is gebleven komt uitsluitend doordat het slachtoffer tijdig bij zijn auto kon arriveren en verdachten op heterdaad kon betrappen.
Daarnaast heeft verdachte zich met een ander schuldig gemaakt aan een inbraak uit restaurant [restaurant] . Hierbij heeft verdachte een kluis met daarin een niet gering geldbedrag weggenomen en zich ook ander eigendom van het restaurant toegeëigend. Uit het strafblad van verdachte van 22 september 2020 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een inbraak en een poging tot diefstal te plegen. Verdachte heeft geen enkel respect voor andermans eigendom getoond.
Verdachte heeft ook een vuurwapen met munitie voorhanden gehad. In grote steden, waaronder Amsterdam, is sprake van een zorgwekkende toename van vuurwapenbezit en -geweld. De schade die in de samenleving kan worden aangericht met een dergelijk wapen is enorm. De Amsterdamse rechtbank hanteert eigen oriëntatiepunten voor vuurwapens. Deze houden in dat voor een pistool minimaal een gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt is.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte op de zitting een gemotiveerde indruk maakt om zijn leven te verbeteren in de zin dat hij geen strafbare feiten meer wil plegen, afstand wil nemen van zijn woonomgeving en negatief sociaal netwerk en dat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen. De rechtbank betrekt hierbij ook het reclasseringsrapport van 17 september 2020. Hierin staat vermeld dat verdachte gemotiveerd is voor gedragsverandering en open staat voor hulpverlening, begeleiding en ook voor een behandeling.
De rechtbank ziet in het voorgaande en in de omstandigheid dat verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1 reden af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van tien maanden opleggen met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.4
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
Bij de stukken bevindt zich de op 2 september 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-741042-19 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 28 februari 2020 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
8.4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen.
8.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt het van belang dat door toedoen van een TOP-600-medewerker eerder aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden niet ten uitvoer zijn gelegd en heeft verzocht de proeftijd te verlengen.
8.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich wederom heeft schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toewijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en valse sleutels
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
tien maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
vier maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee jarenvast.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich op het adres [adres 4] te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Verdachte werkt mee aan diagnostiek indien de reclassering dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte werkt mee aan het verkrijgen van een passende woonplek. Middels diagnostiek en/of onderzoek zal worden bepaald welke plek passend is. Verdachte verblijft indien nodig in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum] ) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Werk/opleiding
Verdachte volgt een opleiding of heeft werk. Hij dient mee te werken aan het verkrijgen van een passende dagbesteding en zet zich hier ook actief voor in. Indien nodig moet verdachte meewerken aan de aanwijzingen en voorwaarden die WPI aan hem stelt.
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 28 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een
gevangenisstrafvan
twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. S. Djebali, M.E. Grijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 oktober 2020.
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]
[--]