ECLI:NL:RBAMS:2020:4944

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13-845210-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen van een personenauto en gewoontewitwassen van geldbedragen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van medeplegen van witwassen van een Mercedes Benz en gewoontewitwassen van contante geldbedragen. De verdachte is geboren in 1989 en stond ingeschreven op een adres in Amsterdam. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 10 september 2020, waar de officier van justitie, mr. M.J. Dontje, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte het witwassen van een Mercedes Benz Limousine in de periode van 7 juli 2017 tot en met 6 november 2017, en het witwassen van een totaalbedrag van € 34.610,- door dit bedrag op haar rekening te storten en een contant geldbedrag van € 12.000,- voorhanden te hebben. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van disproportionaliteit of willekeur in de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Mercedes, die van een overleden vriend was, en aan gewoontewitwassen van de contante geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor in beslag genomen voorwerpen die verband houden met de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845210-17 (Promis)
Datum uitspraak: 24 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Dontje en van wat verdachte en haar raadsman mr. J.J. Mul naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat zij in de periode van 7 juli 2017 tot en met 6 november 2017 samen met een ander een Mercedes Benz Limousine heeft witgewassen en dat zij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Ook wordt zij ervan beschuldigd in de periode van 19 april 2016 tot en met 6 november 2017 samen met een ander een contant geldbedrag van in totaal € 34.610,- heeft witgewassen, door dit contante geldbedrag op haar rekening te storten, althans te hebben besteed aan luxe goederen. Ook zou verdachte een contant geldbedrag van € 12.000,- hebben witgewassen door dit – kort gezegd – voorhanden te hebben gehad. Hiervan zou verdachte een gewoonte hebben gemaakt. Mocht dit niet kunnen worden bewezen dan wordt haar het eenvoudig witwassen van hetzelfde geldbedrag verweten.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota – dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de strafrechtelijke vervolging van verdachte disproportioneel is en van willekeur getuigt. De raadsman heeft daartoe allereerst gewezen op personen die niet zijn vervolgd, terwijl zij wel gebruik zouden hebben gemaakt van de Mercedes of betrokken zijn geweest bij de aankoop daarvan. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat – al zouden de gedragingen van verdachte als witwassen van de Mercedes kunnen worden beoordeeld – deze zaak met een schikking afgehandeld had moeten worden, te meer nu het ook een oud feit betreft. De raadsman heeft in dat kader ook gewezen op de schikking die met de moeder van [persoon 1] is getroffen voor het aanwezig hebben van een paar ton euro in haar woning en voor het contant betalen van de begrafenisondernemer. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat de medeverdachte [medeverdachte 1] is vrijgesproken voor het witwassen van de Mercedes, terwijl daartegen door het Openbaar Ministerie geen hoger beroep is ingesteld.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het standpunt van de raadsman moet worden verworpen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Het Openbaar Ministerie heeft een ruime discretionaire bevoegdheid om te beslissen of een verdachte moet worden vervolgd. Deze vervolgingsbeslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen, dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Ten aanzien van het verbod op willekeur geldt voorts dat het ten onrechte niet vervolgen van derden van wie de gedragingen evenzeer als die van de verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, niet zonder meer leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging tegen verdachte.
De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier – naast de strafrechtelijk vervolgde medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] – niet is gebleken van andere personen die op een zelfde manier als verdachte betrokken zouden zijn geweest bij het verplaatsen van de Mercedes. De raadsman heeft gewezen op de rol van [persoon 2] . Verdachte heeft hierover echter niet eerder dan ter terechtzitting van 10 september 2020 verklaard. Daar komt bij dat het onderzoek ook heeft geleid tot de verdenking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van geldbedragen. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van een aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat een vervolging van verdachte onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. De beslissing om verdachte te vervolgen acht de rechtbank dan ook niet onbegrijpelijk. De rechtbank overweegt voorts dat het aan het Openbaar Ministerie is om de wijze van afdoening te bepalen. De rechtbank concludeert dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Onderhavige zaak tegen verdachte maakt onderdeel uit van de mini-mega Mont du Chat. In de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] is reeds op 12 maart 2020 vonnis gewezen. De behandeling van de zaak tegen verdachte is destijds aangehouden.
Het onderzoek Mont du Chat betreft een onderzoek naar de ‘criminele’ erfenis van [persoon 1] . Zijn lichaam is op 7 juli 2017 aangetroffen op een parkeerplaats bij het station Breukelen, hij blijkt te zijn neergeschoten. Hij is overleden. Vermoedelijk is sprake geweest van een afrekening in het criminele milieu. Vóór de dood van [persoon 1] was een strafrechtelijk onderzoek naar hem gestart, omdat hij ervan werd verdacht zich schuldig te maken aan witwassen. Hij zou een luxe leven leiden terwijl hij geen legaal inkomen had. Ook zou hij in het bezit zijn van dure auto’s, sieraden en grote contante geldbedragen. De politie verdacht [persoon 1] ervan een deel van zijn vermogen onder te brengen bij derden, onder wie familie en vrienden.
Tijdens het onderzoek naar de ‘criminele’ erfenis van [persoon 1] is verdachte in beeld gekomen. Zij wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij de afhandeling van de erfenis van [persoon 1] , te weten het verplaatsen van de Mercedes van [persoon 1] . Dit is aan verdachte ten laste gelegd als medeplegen van gewoontewitwassen (feit 1).
Naar aanleiding van haar vermeende betrokkenheid bij het verplaatsen van de Mercedes van [persoon 1] is nader onderzoek verricht naar verdachte. Daarbij is onder meer gekeken naar haar financiële gegevens en is de woning doorzocht waar zij staat ingeschreven. Dat heeft geresulteerd in de verdenking dat verdachte zich bovendien schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 34.610,- (dit contante bedrag storten, althans besteden aan luxe uitgaven) en het voorhanden hebben van een contant geldbedrag van € 12.000,- (feit 2).
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig haar overgelegde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van witwassen van een Mercedes van de geliquideerde [persoon 1] en het onder 2 primair ten laste gelegde witwassen, kan worden bewezen verklaard.
Dat verdachte niet zou hebben geweten dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is, acht de officier van justitie – gelet op de op de MacBook van verdachte bekeken artikelen vlak na de dood van [persoon 1] , het gesprek dat zij met haar moeder heeft gevoerd na de dood van [persoon 1] en het gegeven dat zij goed bevriend was met [persoon 1] – ongeloofwaardig. Verdachte moet hebben geweten dat [persoon 1] zich in criminele kringen bevond. Daar komt bij het vermoeden dat verdachte zich ook zelf in criminele kringen bevindt, gelet op het bij haar aangetroffen geldbedrag van € 12.000,- en de contante stortingen van in totaal € 34.610,-. Haar legaal verkregen inkomen kan niet verklaren hoe verdachte aan zoveel contant geld komt. Ten aanzien van die geldbedragen heeft verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
In het door de rechtbank op 12 maart 2020 gewezen vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de rechtbank geoordeeld dat de Mercedes een criminele herkomst heeft. De verdediging refereert zich aan dit oordeel. De verdediging heeft wel betwist dat verdachte wist dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is. Zij had geen reden om daarvan uit te gaan. Verdachte heeft ook geen witwashandelingen verricht. Niet zij, maar [persoon 2] heeft de Mercedes bij [naam garage] opgehaald. Verdachte was slechts mee om haar tas – die zij was vergeten – uit de auto te halen. Verdachte moet dan ook van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde witwassen heeft de verdediging betwist dat het gestorte en het in de woning aangetroffen geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Het betreft contante geldbedragen die zij van haar ouders, familie en toenmalige partner ontving voor haar levensonderhoud en luxe cadeaus. Zij had geen enkele reden om aan te nemen dat het geld van misdrijf afkomstig is.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en gewoontewitwassen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.1.
Feit 1 (witwassen Mercedes)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Uit de politieregistratiesystemen volgt dat [persoon 1] vanaf 2011 contacten heeft met verschillende personen die crimineel actief zijn (geweest). [persoon 1] is in 2016 door de politie gewaarschuwd dat informatie was binnengekomen dat men voornemens was hem te liquideren. [persoon 1] komt voor in 38 rechercheonderzoeken, waaronder liquidatie-onderzoeken. [2] Na onderzoek naar de bankrekening van [persoon 1] is gebleken dat er geen transacties zichtbaar waren die duiden op een inkomen. [3] Uit de documentatie van [persoon 1] van 11 juli 2017 blijkt dat hij onder meer is veroordeeld voor poging tot afpersing, vuurwapenbezit en oplichting. [4]
Op 7 juli 2017 is de woning van [persoon 1] , gelegen aan de [adres 2] , doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is onder andere een factuur met bijlagen aangetroffen die betrekking heeft op de aankoop van een Mercedes. [5] De factuur met betrekking tot de Mercedes is gericht aan [persoon 1] en dateert van 13 mei 2017. Op de factuur staat aangegeven dat het gaat om een witte Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [chassisnummer] . De prijs van de Mercedes betreft € 122.000,-. [6] Uit een uitdraai van 10 juli 2017 van een zoekopdracht in verschillende registers volgt dat de Mercedes tijdelijk het Duitse export kenteken [kenteken 1] had en dat [persoon 1] kentekenhouder was. [7]
Tijdens het onderzoek naar de telefoon van [persoon 1] is een berichtenwisseling aangetroffen over het parkeren van een auto in een garage op Ibiza (in Spanje). De auto zou geparkeerd worden van 29 juni 2017 tot 24 juli 2017. Op het adres dat [naam garage] heeft gestuurd is autoverhuurbedrijf [autoverhuurbedrijf] gevestigd. [8] Door de Liaisonofficier van Spanje is bevestigd dat de Mercedes Benz AMG E63 met kenteken [kenteken 1] ten tijde van het overlijden van [persoon 1] geparkeerd stond bij die garage. De Mercedes was volgens de garagehouder opgehaald op 23 juli 2017 omstreeks 18.00 uur door de partner van [persoon 1] . Die partner was er ook bij toen de auto daar, 22 dagen eerder, geparkeerd werd. Zij had aan de eigenaren van de garage verteld dat zij diezelfde avond zou terugkeren naar Marbella met de veerboot. Het telefoonnummer dat deze vrouw achterliet betrof: [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer staat volgens de Centrale Informatie Onderzoek Telecommunicatie op naam van verdachte. Ook volgt uit de historische vluchtgegevens van Transavia dat verdachte op 27 juni 2017 van Nederland naar Ibiza is gevlogen. Op 29 juni 2017 is zij op dezelfde vlucht als [persoon 1] terug naar Nederland gevlogen. Verder is gebleken dat zij op 23 juli 2017 wederom naar Ibiza is gevlogen. Volgens de vluchtgegevens zou zij om 8.35 uur landen op Ibiza. Op 24 juli 2017 is verdachte om 10.15 uur van Malaga naar Tanger gevlogen. [9]
Daarnaast volgt uit de historische telefoongegevens van het telefoonnummer in gebruik bij verdachte dat zij na de dood van [persoon 1] veelvuldig contact heeft gehad met het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] . Vooral op 21 en 22 juli 2017 hebben zij veel contact, te weten 36 keer. Ook is gebleken dat verdachte op 22 juli 2017 omstreeks 13.37 uur wordt gebeld door een telefoonnummer in gebruik bij [autoverhuurbedrijf] . Dat gesprek duurt 328 seconden. Omstreeks 13.43 uur heeft verdachte naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebeld. [10] Ook zijn er op de telefoon van verdachte foto’s en afbeeldingen aangetroffen van Google Maps, gemaakt op 23 en 24 juli 2017 tussen 21.04 en 03.25 uur. De afbeeldingen geven route AP-7 (E-15) aan. Die route gaat langs de oostkust van Spanje. [11]
Op 24 juli 2017 is heimelijk een gesprek opgenomen dat werd gevoerd door medeverdachten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een broodjeszaak. In dat gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : “
Ik heb nog geen prijs...hij heeft mij gezegd.... Ik vertrouw die gasten niet, laat die waggie gewoon naar Marbella komen, dan geef je gewoon wat die waggie kost, dan geef je gewoon wat die waard is. Snap je.. Dan zeggen hun allemaal nee, dit.. we willen die waggie verkopen nu...
[...]
Die waggie is nu haar Marbella, met een hoop geklaag, maar ze zeggen ze willen helpen. Die waggie moest op de boot. Weet je wie die 300 heeft betaald? [verdachte] .
[…]
Ik heb geen geld bij me. Betaal jij even. Dan weet je toch al met wat voor intentie hij komt. Jij komt met die intentie dat je die auto voor een prikje wilt. Je hebt die auto gezien toch, je was daar?
[…]
Hij komt echt alsof hij die auto voor een prikkie wilt. Ik ben die auto met hem gaan halen in ..ntv...begrijp je.
[…]
Ik zeg tegen [verdachte] , ze moeten met mij praten, niet met jou. Ze moeten niet bij jou klagen. Ze moeten niet bij jou klagen, ze moeten bij mij klagen.
[…]
Ze moeten ook mij hebben. Hij weet dat hij die auto gaat krijgen. Ik heb een afspraak met hem gemaakt. Jullie willen helpen, verplaatst die auto voor mij...[…]
Is goed, verplaats die auto maar. Jij bepaalt niet naar waar. Ik zeg je naar waar die auto naar toe gaat.
[…]
Die waggie is al verkocht. Het is naar [naam 1] gegaan.
[…]
Ja maar het staat niet op [persoon 1] zijn naam. Het staat op zijn haam. Eén of andere bedrijfsnaam ofzo.. .Het staat niet op zijn naam.[…]
Als jij die auto gewoon verkoopt en die auto is 125 waard.
[…]
[verdachte] heeft die auto meegekregen omdat die man d’r herkende, snap je.
[…]
Je kan nu rekenen op minimaal nog een ton, van die waggie, toch?
[…]
in ieder geval dat je weet dat die waggie veilig opgeborgen is. Niemand kan misbruik maken daarvan. Het is.. het is bij [bijnaam 1] …het is bij mij. Het is in goede handen, het is bij ons. Het is bij mij of bij [bijnaam 1] , het is bij ons.
[…]
Maar ik zei wel tegen [verdachte] , ik zeg, je weet toch, respect voor je dat je zo vroeg bent gegaan. Ze zegt ja schat, ik heb het gedaan voor [persoon 1] en zijn gezin ik heb het voor [persoon 3] en de kids gedaan[…]
Ik zei haar ook, het is goed dat je bent gegaan, want je bent de enige die kon gaan. [12]
[medeverdachte 2] heeft, als getuige in het onderzoek naar de dood van [persoon 1] , verklaard dat [persoon 1] een jeugdvriend van hem was. Hij had samen met [persoon 1] in de gevangenis gezeten, daardoor zijn ze betere vrienden geworden. [persoon 1] zat vaker vast. Ook wist [medeverdachte 2] in wat voor omgeving [persoon 1] leefde en met welke mensen hij omging. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij had gelezen waar [persoon 1] in zat, over “dat [naam ] -verhaal”. [medeverdachte 2] heeft weleens aan [persoon 1] gevraagd waarom hij zulke dingen had gedaan. Ook had [persoon 1] hem verteld dat zijn leven in gevaar was. [medeverdachte 2] wist wat er over [persoon 1] op internet stond. De wereld van [persoon 1] zou verdachte beschrijven als straatleven. [13] Daarnaast heeft [medeverdachte 2] handgeschreven verklaringen overgelegd, waarin hij aangeeft dat hij op verzoek van [persoon 1] een vuurwapen in zijn woning bewaarde. [14]
Op de telefoon van [persoon 1] zijn 11 videofragmenten van een witte Mercedes E63 AMG aangetroffen. Deze video’s zijn gemaakt op 12 mei 2017. Op een paar van deze video’s staat een negroïde man bij de Mercedes. Het uiterlijk van deze man vertoont volgens een verbalisant sterke gelijkenis met medeverdachte [medeverdachte 2] . [15] [medeverdachte 2] heeft in het politieverhoor van 30 januari 2018 bekend dat hij die persoon op de video’s is en naast de witte Mercedes van [persoon 1] staat. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat zij samen met [persoon 1] de Mercedes in de [naam garage] heeft geparkeerd. Ook heeft zij verklaard dat het klopt dat zij op 23 juli 2017 naar Ibiza is gevlogen en naar de [naam garage] is gegaan en dat zij op 24 juli 2017 vanuit Malaga naar Marokko is gevlogen. [17]
Is de Mercedes van misdrijf afkomstig?
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de tenlastegelegde Mercedes. [persoon 1] , de medeverdachten of verdachte zijn immers niet veroordeeld voor feiten die de herkomst van de Mercedes direct verklaren. Dat betekent dat er geen grondmisdrijf bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen volgt uit vaste rechtspraak. Dit houdt in dat het bestanddeel van witwassen ‘afkomstig van misdrijf’ pas bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan het Openbaar Ministerie om al dan niet onder verwijzing naar witwastypologieën aan te geven waaruit deze feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De rechtbank doorloopt daarbij de volgende stappen.
Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Zijn verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, is het (eventueel) aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Voordat de rechtbank aan de beoordeling van dat vraagstuk toekomt, zal allereerst moeten worden beoordeeld of sprake is van een vermoeden van witwassen van de Mercedes.
De rechtbank stelt voorop dat aan [persoon 1] de tenlastegelegde Mercedes ter waarde van
€ 122.000,- is geleverd op 13 mei 2017. Dat deze Mercedes ook door [persoon 1] is gekocht volgt uit het feit dat de factuur op zijn naam staat en hij kentekenhouder was. Verder heeft [persoon 1] met zijn gezin tijdens een vakantie gebruik gemaakt van de Mercedes en is deze door hem op enig moment naar Ibiza gebracht. [persoon 1] had geen (kenbaar) legaal inkomen dat de aankoop van de Mercedes kan verklaren. Daarnaast is gebleken dat [persoon 1] politiecontacten had, voorkwam in een groot aantal rechercheonderzoeken en eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. Dat zijn aanwijzingen dat [persoon 1] zich in het criminele circuit begaf, welke aanwijzingen worden versterkt door het feit dat hij wist dat zijn leven in gevaar was en hij ook daadwerkelijk om het leven is gebracht op een wijze die sterk doet vermoeden dat hierbij sprake is geweest van een liquidatie. Daarom bestaat het vermoeden dat de Mercedes een criminele herkomst heeft.
Van verdachte mag gelet op genoemd vermoeden worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van de Mercedes. Uiteraard kan het geven van een dergelijke verklaring moeilijk zijn voor verdachte, nu zij niet zelf eigenaar van de Mercedes was en de daadwerkelijke eigenaar, [persoon 1] , niet meer leeft. Deze moeilijkheid betekent echter nog niet dat een witwasvermoeden nooit ontzenuwd zou kunnen worden of dat anderen, waaronder verdachte, na het overlijden van [persoon 1] “carte blanche” hebben. De rechtbank stelt vast dat een verklaring over een legale herkomst van de Mercedes is uitgebleven. Daarom kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de Mercedes een legale herkomst heeft en concludeert de rechtbank dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] wist dat [persoon 1] in het bezit was van de Mercedes en dat de Mercedes van misdrijf afkomstig was.
Wist verdachte dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is?
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is een Apple MacBook inbeslaggenomen. Uit onderzoek naar de browserhistorie is gebleken dat op 8 juli 2017 – enkele uren na de dood van [persoon 1] – de volgende artikelen zijn bekeken:
- www.crimesite.nl [artikel 1]
- www.crimesite.nl [artikel 2]
- www.parool.nl/binnenland [artikel 3]
- www. [artikel 4]
In het artikel van het Parool stond onder andere over [persoon 1] dat hij was gewaarschuwd dat hij gevaar liep te worden vermoord, dat hij onlangs – samen met andere in Amsterdam actieve criminelen – een partij van ongeveer vierhonderd kilo cocaïne zou hebben ‘geript’ en dat hij vermoedelijk betrokken was bij de poging om de leider van motorclub [naam ] te liquideren.
Uit het onderzoek naar de opgeslagen chatgesprekken blijkt dat verdachte op 10 juli 2017 met haar moeder (* [telefoonnummer 2] ) contact heeft gehad over [persoon 1] , waarin zij het volgende bespreken.
“* [telefoonnummer 2] : (…) [bijnaam 2] , hij is veilig nu. Nu pas kan niemand hem ooit nog kwaad doen.
[verdachte] : Hij zag er de laatste paar maanden ook heel ongelukkig uit.
* [telefoonnummer 2] : Dat was angst.
[verdachte] : In Spanje werd hij ook een beetje emo toen ik hem vroeg.
* [telefoonnummer 2] : Maar hij deed stoer.” [18]
De rechtbank overweegt dat – gelet op de artikelen die op haar Apple MacBook zijn geopend na het overlijden van [persoon 1] , het gesprek dat zij met haar moeder heeft gevoerd alsmede het gegeven dat [persoon 1] om het leven is gebracht op een wijze die sterk doet vermoeden dat hierbij sprake is geweest van een liquidatie – verdachte in ieder geval vanaf het overlijden van [persoon 1] moet hebben beseft dat [persoon 1] zich vermoedelijk in criminele kringen bevond. De verklaring van verdachte dat zij niet degene is geweest die de artikelen op haar MacBook heeft gelezen maar iemand anders, legt de rechtbank – bij gebrek aan enige onderbouwing – als onaannemelijk terzijde.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is.
Witwashandelingen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat niet zij, maar [persoon 2] de Mercedes heeft opgehaald uit [naam garage] . Zij was met [persoon 2] vanaf het vliegveld naar de garage gereden omdat ze een tasje uit de auto wilde halen dat zij in de auto had laten liggen toen zij de Mercedes met [persoon 1] in de garage had geparkeerd. Zij is alleen bij de garage naar binnen gegaan om gedag te zeggen. Daarna heeft zij buiten op [persoon 2] gewacht en is ze – toen [persoon 2] de sleutels van de Mercedes had gekregen – met hem meegereden naar zijn woning in [plaats] . Na daar te hebben gedoucht en te hebben gegeten, heeft de broer van [persoon 2] verdachte naar het vliegveld van Malaga gebracht. Vanaf daar is zij naar haar toenmalige vriend in Marokko gevlogen.
De rechtbank legt deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat zij op 23 juli 2017 naar Ibiza is gevlogen en vervolgens naar [naam garage] is gegaan. [medeverdachte 2] heeft aan [medeverdachte 1] verteld dat verdachte de Mercedes heeft opgehaald en naar Marbella heeft gebracht en dat de Mercedes veilig is opgeborgen. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de garagehouder, inhoudende dat de Mercedes door de partner van [persoon 1] is opgehaald. Daar komt bij dat het telefoonnummer dat bij de garage was achtergelaten op naam van verdachte stond. Bovendien heeft de garagehouder verklaard dat de partner die de Mercedes heeft opgehaald er ook bij was toen de Mercedes in de garage geparkeerd werd. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat zij met [persoon 1] de Mercedes in de garage heeft geparkeerd. Verdachte moet aldus door de garagehouder zijn aangezien voor de partner van [persoon 1] . Verder is op basis van de aangetroffen afbeeldingen op de telefoon van verdachte, gemaakt in de nacht van 23 op 24 juli 2017, aannemelijk dat zij met de Mercedes een route heeft afgelegd langs de oostkust van Spanje.
Gelet op voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de Mercedes heeft opgehaald op Ibiza en heeft weggebracht naar Marbella. Daarmee heeft zij de Mercedes verworven, voorhanden gehad en overgedragen alsmede de vindplaats verhuld. De verklaring van verdachte dat zij de Mercedes niet heeft opgehaald en weggebracht maar dat [persoon 2] dat zou hebben gedaan, is – gelet op het voorgaande en bij gebrek aan enige onderbouwing – niet aannemelijk geworden.
Gelet op het intensieve contact dat zij heeft gehad met [medeverdachte 2] rondom het ophalen van de Mercedes, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich samen met [medeverdachte 2] heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Partieel vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen van de Mercedes een gewoonte heeft gemaakt, nu de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte alleen betrokken is geweest bij het verplaatsen van de Mercedes.
4.4.2.
Afwijzing voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft verzocht om – in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt –een aantal getuigen te horen. De rechtbank wijst deze verzoeken – bij afwezigheid van enige noodzaak – af. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht.
4.4.3.
Feit 2 (witwassen gestorte en contante geldbedragen)
In de periode van 19 april 2016 tot en met 18 augustus 2017 is op de ING bankrekening met nummer [bankrekening] in totaal € 22.250,- contant gestort. Dit rekeningnummer staat op naam van verdachte. [19]
In de periode van 18 augustus 2017 tot en met 9 november 2017 is een totaalbedrag van
€ 14.360,- contant gestort op dit bankrekeningnummer van verdachte. [20]
De contante geldbedragen die zijn gestort bestaan onder meer uit coupures van € 100,00, € 200,00 en € 500,00. [21]
Op 6 november 2017 is tijdens een doorzoeking van de woning aan de [adres 1] – in de gangkast op de centrale overloop van de derde verdieping – een contant geldbedrag aangetroffen van € 12.000,-. Het geldbedrag bestaat uit 600 coupures van € 20,-. [22] Het geld zat in een tasje in een schoenendoos. In de schoenendoos lag ook een ‘Sixt rent a car express-card’ op naam van verdachte. [23] Verdachte is sinds 2011 gebruiker van deze woning. [24]
Tijdens de doorzoeking troffen verbalisanten de moeder van verdachte aan op de derde etage. Op de vraag van de rechter-commissaris wie er precies op welke etage in het pand woont, antwoordde zij dat haar dochter daar woont. Mede omdat de moeder van verdachte had aangegeven dat verdachte op de derde etage woont, is door de rechter-commissaris de doorzoeking op de derde etage geopend. [25]
Verdachte heeft in 2016 € 17.703,- netto ontvangen aan loon van [naam bedrijf bv] en € 903,- aan zorgtoeslag. Op 31 december 2016 had de bankrekening van verdachte een positiefsaldo van € 676,-.
In 2017 heeft verdachte tot juni 2017 een netto loon ontvangen van € 6.261,- en € 1.022,- aan zorgtoeslag. [26]
Overweging rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 19 april 2016 tot en met 9 november 2017 in totaal € 34.610,- (€ 22.250,- + € 14.360,- minus een dubbeltelling van € 2.000,- ) contant op haar rekening heeft gestort. Het legale inkomen van verdachte in die periode kan echter niet verklaren dat verdachte een bedrag van een dergelijke omvang voorhanden heeft gehad. Daar komt bij dat op de derde etage van de woning waar verdachte sinds 2011 gebruik van maakt, nog eens een contant geldbedrag van € 12.000,- is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat deze € 12.000,- niet van haar is en dat ze daar ook niets over weet. Dat verdachte deze € 12.000,- wel degelijk voorhanden heeft gehad, baseert de rechtbank onder meer op de ‘Sixt rent a car express-card’ van verdachte die ook in de schoenendoos is aangetroffen. De rechtbank hecht daarnaast bijzonder veel gewicht aan de verklaring van de moeder van verdachte dat haar dochter ‘daar’ woonde toen de verbalisanten tijdens de doorzoeking van de woning op de derde etage waren. Die mededeling is voor de rechter-commissaris aanleiding geweest om de doorzoeking op de derde etage te openen. De rechtbank maakt daaruit op dat het voor de rechter-commissaris duidelijk was dat met ‘dochter’ verdachte werd bedoeld. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die interpretatie door de rechter-commissaris. Dat in de gangkast ook spullen lagen die mogelijk niet van verdachte zijn, maakt het oordeel dat het aangetroffen geld van verdachte is, ook niet anders. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor het tegendeel. Daar komt bij dat verdachte regelmatig grote contante geldbedragen op haar rekening stortte. Er heeft zich tot slot niemand bij de politie gemeld om het geldbedrag op te eisen.
De gestorte geldbedragen bestonden uit onder meer coupures van € 100,-, € 200,- en € 500,-. Bij criminaliteit wordt vaak gebruik gemaakt van grote hoeveelheden contant geld in coupures van grote geldbedragen, te weten coupures vanaf € 100,- en meer.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er op basis van het voorgaande een gerechtvaardigd vermoeden dat het contant gestorte geldbedrag van in totaal € 34.610,- en het aangetroffen contante geldbedrag van € 12.000,- van misdrijf afkomstig zijn.
Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het geld. Deze verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Een dergelijke verklaring heeft verdachte echter niet afgelegd. Ten aanzien van de contante stortingen van in totaal € 34.610,- overweegt de rechtbank in het bijzonder dat verdachte haar verklaring dat zij regelmatig contante geldbedragen van haar ouders, haar toenmalige partner en familieleden kreeg teneinde in haar levensonderhoud te voorzien en voor luxe cadeaus, op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd of heeft onderbouwd met stukken. De rechtbank legt deze verklaring dan ook als onaannemelijk ter zijde.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het contant gestorte totale geldbedrag van € 34.610,- en het aangetroffen geldbedrag van € 12.000,- – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op de wijze van aantreffen van de € 12.000,- – te weten in een tas in een schoenendoos in een gangkast – en de coupures van € 100,-, € 200,- en € 500,- waaruit de gestorte geldbedragen onder meer bestonden, kan het niet anders dan dat verdachte ten aanzien van beide geldbedragen wist dat deze van misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft het totale geldbedrag van € 34.610,- voorhanden gehad en omgezet door het op haar bankrekening te storten. Het geldbedrag van € 12.000,- heeft verdachte voorhanden gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen.
Nu deze witwashandelingen over een langere periode hebben plaatsgevonden, is er sprake van gewoontewitwassen.
Partieel vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van de geldbedragen. Verdachte zal dan ook voor dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode van 7 juli 2017 tot en met 6 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland en Spanje,
tezamen en in vereniging met een ander
van een voorwerp, te weten:
een Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [chassisnummer] met tijdelijk (export)kenteken [kenteken 1] ,
de vindplaats heeft verhuld
en
dat voorwerp heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen,
terwijl zij en haar mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 2, primair
in de periode van 19 april 2016 tot en met 6 november 2017 te Amsterdam,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte geldbedragen, te weten:
- contante stortingen voor een totaalbedrag van € 34.610,- op ING betaalrekening met nummer [bankrekening] op naam van haar, verdachte [verdachte] , en
- een contant geldbedrag van in totaal € 12.000,-,
voorhanden gehad en/of omgezet,
terwijl zij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door gaar onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – gelet op de bepleite vrijspraak – geen strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft de raadsman gewezen op de afdoening van zaken tegen andere personen in het onderzoek Mont du Chat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een Mercedes van een overleden vriend, teneinde deze veilig te stellen voor de nabestaanden. De aanschafprijs van de Mercedes bedroeg € 122.000,00. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een totaalbedrag van € 46.610,-, waarvan zij € 34.610,- op haar rekening heeft gestort en € 12.000,- contant voorhanden heeft gehad. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Het kan niet anders dan dat verdachte zich bij dit alles enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt voor fraudezaken met een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,- en € 250.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen tot twaalf maanden. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat verdachte van het contant voorhanden hebben en omzetten van geldbedragen een gewoonte heeft gemaakt en dat er ten aanzien van het witwassen van de Mercedes sprake is van medeplegen.
Daar staat – in strafverminderende zin – tegenover dat verdachte blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie van 10 augustus 2020 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, een passende straf is. De rechtbank houdt er evenwel rekening mee dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, nu niet binnen twee jaar na aanvang van de termijn (op 6 november 2017, de dag van inverzekeringstelling van verdachte) vonnis is gewezen. De rechtbank constateert dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van 4 maanden. De rechtbank gaat daarbij uit van de datum waarop aanvankelijk vonnis zou zijn gewezen als de zaak niet zou zijn aangehouden, te weten 12 maart 2020. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij een overschrijding van tussen de 6 en 12 maanden een strafkorting van 10% dient te volgen. De rechtbank acht in deze zaak dan ook een maand strafkorting redelijk.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

9.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst. De rechtbank komt ten aanzien van die inbeslaggenomen voorwerpen tot het volgende oordeel.
Verbeurdverklaring
De op de beslaglijst onder 4 en 9 vermelde inbeslaggenomen voorwerpen – respectievelijk een horloge van het merk Cartier en een geldbedrag van € 11.760,- – welke aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard, nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 1 en/of 2 bewezen geachte is begaan.
De op de beslaglijst onder 10 vermelde inbeslaggenomen personenauto van het merk Mercedes Benz E63 met kenteken [kenteken 2] , dient te worden verbeurdverklaard, nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan.
Teruggave aan verdachte
De op de beslaglijst onder 2 tot en met 3 en 5 tot en met 8 vermelde voorwerpen – respectievelijk een tas, een sjaal, een portefeuille, een handtas, een tasje en schoenen – dienen te worden teruggegeven aan verdachte, nu met het voortduren van het beslag geen strafvorderlijk belang meer wordt gediend.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen geachte:
medeplegen van witwassen;
ten aanzien van het onder 2 primair bewezen geachte:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Verklaart verbeurd: de onder 4, 9 en 10 inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst;

Gelast de teruggaveaan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen met nummers 2 tot en met 3 en 5 tot en met 8, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. J. Knol en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 september 2020.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 61942 (onderzoek Mont du Chat 1) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal zijn telkens zakelijk weergegeven;
2.DOC-001;
3.DOC-009;
4.Een geschrift, zijnde een uittreksel Justitiële Documentatie, DOC-015;
5.AMB-031, pagina 3;
6.Een geschrift, zijnde een factuur, DOC-013, pagina 5;
7.Een geschrift, zijnde een uitdraai van een zoekopdracht in verschillende registers, DOC-014;
8.AMB-006;
9.AMB-016 en DOC-028a;
10.AMB-016 en AMB-042;
11.AMB-037 en DOC-109;
12.AMB-018a;
13.G008-02;
14.V004-05;
15.AMB-047;
16.V004-11;
17.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 10 september 2020;
18.AMB-037 van Mont du Chat 1;
19.AMB-017 van Mont du Chat I;
20.AMB-027 van Mont du Chat I;
21.4-OPV van Mont du Chat, pagina 3-4;
22.AMB-028b van Mont du Chat I;
23.AMB-028d van Mont du Chat I;
24.AMB-025 van Mont du Chat I;
25.AMB-028b van Mont du Chat I;
26.AMB-025 van Mont du Chat I;