4.4.1.Feit 1 (witwassen Mercedes)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de politieregistratiesystemen volgt dat [persoon 1] vanaf 2011 contacten heeft met verschillende personen die crimineel actief zijn (geweest). [persoon 1] is in 2016 door de politie gewaarschuwd dat informatie was binnengekomen dat men voornemens was hem te liquideren. [persoon 1] komt voor in 38 rechercheonderzoeken, waaronder liquidatie-onderzoeken.Na onderzoek naar de bankrekening van [persoon 1] is gebleken dat er geen transacties zichtbaar waren die duiden op een inkomen.Uit de documentatie van [persoon 1] van 11 juli 2017 blijkt dat hij onder meer is veroordeeld voor poging tot afpersing, vuurwapenbezit en oplichting.
Op 7 juli 2017 is de woning van [persoon 1] , gelegen aan de [adres 2] , doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is onder andere een factuur met bijlagen aangetroffen die betrekking heeft op de aankoop van een Mercedes.De factuur met betrekking tot de Mercedes is gericht aan [persoon 1] en dateert van 13 mei 2017. Op de factuur staat aangegeven dat het gaat om een witte Mercedes Benz E63 AMG S4Matic Limousine, met chassisnummer [chassisnummer] . De prijs van de Mercedes betreft € 122.000,-.Uit een uitdraai van 10 juli 2017 van een zoekopdracht in verschillende registers volgt dat de Mercedes tijdelijk het Duitse export kenteken [kenteken 1] had en dat [persoon 1] kentekenhouder was.
Tijdens het onderzoek naar de telefoon van [persoon 1] is een berichtenwisseling aangetroffen over het parkeren van een auto in een garage op Ibiza (in Spanje). De auto zou geparkeerd worden van 29 juni 2017 tot 24 juli 2017. Op het adres dat [naam garage] heeft gestuurd is autoverhuurbedrijf [autoverhuurbedrijf] gevestigd.Door de Liaisonofficier van Spanje is bevestigd dat de Mercedes Benz AMG E63 met kenteken [kenteken 1] ten tijde van het overlijden van [persoon 1] geparkeerd stond bij die garage. De Mercedes was volgens de garagehouder opgehaald op 23 juli 2017 omstreeks 18.00 uur door de partner van [persoon 1] . Die partner was er ook bij toen de auto daar, 22 dagen eerder, geparkeerd werd. Zij had aan de eigenaren van de garage verteld dat zij diezelfde avond zou terugkeren naar Marbella met de veerboot. Het telefoonnummer dat deze vrouw achterliet betrof: [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer staat volgens de Centrale Informatie Onderzoek Telecommunicatie op naam van verdachte. Ook volgt uit de historische vluchtgegevens van Transavia dat verdachte op 27 juni 2017 van Nederland naar Ibiza is gevlogen. Op 29 juni 2017 is zij op dezelfde vlucht als [persoon 1] terug naar Nederland gevlogen. Verder is gebleken dat zij op 23 juli 2017 wederom naar Ibiza is gevlogen. Volgens de vluchtgegevens zou zij om 8.35 uur landen op Ibiza. Op 24 juli 2017 is verdachte om 10.15 uur van Malaga naar Tanger gevlogen.
Daarnaast volgt uit de historische telefoongegevens van het telefoonnummer in gebruik bij verdachte dat zij na de dood van [persoon 1] veelvuldig contact heeft gehad met het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] . Vooral op 21 en 22 juli 2017 hebben zij veel contact, te weten 36 keer. Ook is gebleken dat verdachte op 22 juli 2017 omstreeks 13.37 uur wordt gebeld door een telefoonnummer in gebruik bij [autoverhuurbedrijf] . Dat gesprek duurt 328 seconden. Omstreeks 13.43 uur heeft verdachte naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebeld.Ook zijn er op de telefoon van verdachte foto’s en afbeeldingen aangetroffen van Google Maps, gemaakt op 23 en 24 juli 2017 tussen 21.04 en 03.25 uur. De afbeeldingen geven route AP-7 (E-15) aan. Die route gaat langs de oostkust van Spanje.
Op 24 juli 2017 is heimelijk een gesprek opgenomen dat werd gevoerd door medeverdachten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een broodjeszaak. In dat gesprek wordt onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : “
Ik heb nog geen prijs...hij heeft mij gezegd.... Ik vertrouw die gasten niet, laat die waggie gewoon naar Marbella komen, dan geef je gewoon wat die waggie kost, dan geef je gewoon wat die waard is. Snap je.. Dan zeggen hun allemaal nee, dit.. we willen die waggie verkopen nu...
Die waggie is nu haar Marbella, met een hoop geklaag, maar ze zeggen ze willen helpen. Die waggie moest op de boot. Weet je wie die 300 heeft betaald? [verdachte] .
Ik heb geen geld bij me. Betaal jij even. Dan weet je toch al met wat voor intentie hij komt. Jij komt met die intentie dat je die auto voor een prikje wilt. Je hebt die auto gezien toch, je was daar?
[…]
Hij komt echt alsof hij die auto voor een prikkie wilt. Ik ben die auto met hem gaan halen in ..ntv...begrijp je.
Ik zeg tegen [verdachte] , ze moeten met mij praten, niet met jou. Ze moeten niet bij jou klagen. Ze moeten niet bij jou klagen, ze moeten bij mij klagen.
Ze moeten ook mij hebben. Hij weet dat hij die auto gaat krijgen. Ik heb een afspraak met hem gemaakt. Jullie willen helpen, verplaatst die auto voor mij...[…]
Is goed, verplaats die auto maar. Jij bepaalt niet naar waar. Ik zeg je naar waar die auto naar toe gaat.
Die waggie is al verkocht. Het is naar [naam 1] gegaan.
Ja maar het staat niet op [persoon 1] zijn naam. Het staat op zijn haam. Eén of andere bedrijfsnaam ofzo.. .Het staat niet op zijn naam.[…]
Als jij die auto gewoon verkoopt en die auto is 125 waard.
[verdachte] heeft die auto meegekregen omdat die man d’r herkende, snap je.
Je kan nu rekenen op minimaal nog een ton, van die waggie, toch?
in ieder geval dat je weet dat die waggie veilig opgeborgen is. Niemand kan misbruik maken daarvan. Het is.. het is bij [bijnaam 1] …het is bij mij. Het is in goede handen, het is bij ons. Het is bij mij of bij [bijnaam 1] , het is bij ons.
Maar ik zei wel tegen [verdachte] , ik zeg, je weet toch, respect voor je dat je zo vroeg bent gegaan. Ze zegt ja schat, ik heb het gedaan voor [persoon 1] en zijn gezin ik heb het voor [persoon 3] en de kids gedaan[…]
Ik zei haar ook, het is goed dat je bent gegaan, want je bent de enige die kon gaan.”
[medeverdachte 2] heeft, als getuige in het onderzoek naar de dood van [persoon 1] , verklaard dat [persoon 1] een jeugdvriend van hem was. Hij had samen met [persoon 1] in de gevangenis gezeten, daardoor zijn ze betere vrienden geworden. [persoon 1] zat vaker vast. Ook wist [medeverdachte 2] in wat voor omgeving [persoon 1] leefde en met welke mensen hij omging. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij had gelezen waar [persoon 1] in zat, over “dat [naam ] -verhaal”. [medeverdachte 2] heeft weleens aan [persoon 1] gevraagd waarom hij zulke dingen had gedaan. Ook had [persoon 1] hem verteld dat zijn leven in gevaar was. [medeverdachte 2] wist wat er over [persoon 1] op internet stond. De wereld van [persoon 1] zou verdachte beschrijven als straatleven.Daarnaast heeft [medeverdachte 2] handgeschreven verklaringen overgelegd, waarin hij aangeeft dat hij op verzoek van [persoon 1] een vuurwapen in zijn woning bewaarde.
Op de telefoon van [persoon 1] zijn 11 videofragmenten van een witte Mercedes E63 AMG aangetroffen. Deze video’s zijn gemaakt op 12 mei 2017. Op een paar van deze video’s staat een negroïde man bij de Mercedes. Het uiterlijk van deze man vertoont volgens een verbalisant sterke gelijkenis met medeverdachte [medeverdachte 2] .[medeverdachte 2] heeft in het politieverhoor van 30 januari 2018 bekend dat hij die persoon op de video’s is en naast de witte Mercedes van [persoon 1] staat.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat zij samen met [persoon 1] de Mercedes in de [naam garage] heeft geparkeerd. Ook heeft zij verklaard dat het klopt dat zij op 23 juli 2017 naar Ibiza is gevlogen en naar de [naam garage] is gegaan en dat zij op 24 juli 2017 vanuit Malaga naar Marokko is gevlogen.
Is de Mercedes van misdrijf afkomstig?
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de tenlastegelegde Mercedes. [persoon 1] , de medeverdachten of verdachte zijn immers niet veroordeeld voor feiten die de herkomst van de Mercedes direct verklaren. Dat betekent dat er geen grondmisdrijf bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen volgt uit vaste rechtspraak. Dit houdt in dat het bestanddeel van witwassen ‘afkomstig van misdrijf’ pas bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan het Openbaar Ministerie om al dan niet onder verwijzing naar witwastypologieën aan te geven waaruit deze feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De rechtbank doorloopt daarbij de volgende stappen.
Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Zijn verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, is het (eventueel) aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Voordat de rechtbank aan de beoordeling van dat vraagstuk toekomt, zal allereerst moeten worden beoordeeld of sprake is van een vermoeden van witwassen van de Mercedes.
De rechtbank stelt voorop dat aan [persoon 1] de tenlastegelegde Mercedes ter waarde van
€ 122.000,- is geleverd op 13 mei 2017. Dat deze Mercedes ook door [persoon 1] is gekocht volgt uit het feit dat de factuur op zijn naam staat en hij kentekenhouder was. Verder heeft [persoon 1] met zijn gezin tijdens een vakantie gebruik gemaakt van de Mercedes en is deze door hem op enig moment naar Ibiza gebracht. [persoon 1] had geen (kenbaar) legaal inkomen dat de aankoop van de Mercedes kan verklaren. Daarnaast is gebleken dat [persoon 1] politiecontacten had, voorkwam in een groot aantal rechercheonderzoeken en eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. Dat zijn aanwijzingen dat [persoon 1] zich in het criminele circuit begaf, welke aanwijzingen worden versterkt door het feit dat hij wist dat zijn leven in gevaar was en hij ook daadwerkelijk om het leven is gebracht op een wijze die sterk doet vermoeden dat hierbij sprake is geweest van een liquidatie. Daarom bestaat het vermoeden dat de Mercedes een criminele herkomst heeft.
Van verdachte mag gelet op genoemd vermoeden worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van de Mercedes. Uiteraard kan het geven van een dergelijke verklaring moeilijk zijn voor verdachte, nu zij niet zelf eigenaar van de Mercedes was en de daadwerkelijke eigenaar, [persoon 1] , niet meer leeft. Deze moeilijkheid betekent echter nog niet dat een witwasvermoeden nooit ontzenuwd zou kunnen worden of dat anderen, waaronder verdachte, na het overlijden van [persoon 1] “carte blanche” hebben. De rechtbank stelt vast dat een verklaring over een legale herkomst van de Mercedes is uitgebleven. Daarom kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de Mercedes een legale herkomst heeft en concludeert de rechtbank dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] wist dat [persoon 1] in het bezit was van de Mercedes en dat de Mercedes van misdrijf afkomstig was.
Wist verdachte dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is?
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is een Apple MacBook inbeslaggenomen. Uit onderzoek naar de browserhistorie is gebleken dat op 8 juli 2017 – enkele uren na de dood van [persoon 1] – de volgende artikelen zijn bekeken:
- www.crimesite.nl [artikel 1]
- www.crimesite.nl [artikel 2]
- www.parool.nl/binnenland [artikel 3]
- www. [artikel 4]
In het artikel van het Parool stond onder andere over [persoon 1] dat hij was gewaarschuwd dat hij gevaar liep te worden vermoord, dat hij onlangs – samen met andere in Amsterdam actieve criminelen – een partij van ongeveer vierhonderd kilo cocaïne zou hebben ‘geript’ en dat hij vermoedelijk betrokken was bij de poging om de leider van motorclub [naam ] te liquideren.
Uit het onderzoek naar de opgeslagen chatgesprekken blijkt dat verdachte op 10 juli 2017 met haar moeder (* [telefoonnummer 2] ) contact heeft gehad over [persoon 1] , waarin zij het volgende bespreken.
“* [telefoonnummer 2] : (…) [bijnaam 2] , hij is veilig nu. Nu pas kan niemand hem ooit nog kwaad doen.
[verdachte] : Hij zag er de laatste paar maanden ook heel ongelukkig uit.
* [telefoonnummer 2] : Dat was angst.
[verdachte] : In Spanje werd hij ook een beetje emo toen ik hem vroeg.
* [telefoonnummer 2] : Maar hij deed stoer.”
De rechtbank overweegt dat – gelet op de artikelen die op haar Apple MacBook zijn geopend na het overlijden van [persoon 1] , het gesprek dat zij met haar moeder heeft gevoerd alsmede het gegeven dat [persoon 1] om het leven is gebracht op een wijze die sterk doet vermoeden dat hierbij sprake is geweest van een liquidatie – verdachte in ieder geval vanaf het overlijden van [persoon 1] moet hebben beseft dat [persoon 1] zich vermoedelijk in criminele kringen bevond. De verklaring van verdachte dat zij niet degene is geweest die de artikelen op haar MacBook heeft gelezen maar iemand anders, legt de rechtbank – bij gebrek aan enige onderbouwing – als onaannemelijk terzijde.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de Mercedes van misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat niet zij, maar [persoon 2] de Mercedes heeft opgehaald uit [naam garage] . Zij was met [persoon 2] vanaf het vliegveld naar de garage gereden omdat ze een tasje uit de auto wilde halen dat zij in de auto had laten liggen toen zij de Mercedes met [persoon 1] in de garage had geparkeerd. Zij is alleen bij de garage naar binnen gegaan om gedag te zeggen. Daarna heeft zij buiten op [persoon 2] gewacht en is ze – toen [persoon 2] de sleutels van de Mercedes had gekregen – met hem meegereden naar zijn woning in [plaats] . Na daar te hebben gedoucht en te hebben gegeten, heeft de broer van [persoon 2] verdachte naar het vliegveld van Malaga gebracht. Vanaf daar is zij naar haar toenmalige vriend in Marokko gevlogen.
De rechtbank legt deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat zij op 23 juli 2017 naar Ibiza is gevlogen en vervolgens naar [naam garage] is gegaan. [medeverdachte 2] heeft aan [medeverdachte 1] verteld dat verdachte de Mercedes heeft opgehaald en naar Marbella heeft gebracht en dat de Mercedes veilig is opgeborgen. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de garagehouder, inhoudende dat de Mercedes door de partner van [persoon 1] is opgehaald. Daar komt bij dat het telefoonnummer dat bij de garage was achtergelaten op naam van verdachte stond. Bovendien heeft de garagehouder verklaard dat de partner die de Mercedes heeft opgehaald er ook bij was toen de Mercedes in de garage geparkeerd werd. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat zij met [persoon 1] de Mercedes in de garage heeft geparkeerd. Verdachte moet aldus door de garagehouder zijn aangezien voor de partner van [persoon 1] . Verder is op basis van de aangetroffen afbeeldingen op de telefoon van verdachte, gemaakt in de nacht van 23 op 24 juli 2017, aannemelijk dat zij met de Mercedes een route heeft afgelegd langs de oostkust van Spanje.
Gelet op voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de Mercedes heeft opgehaald op Ibiza en heeft weggebracht naar Marbella. Daarmee heeft zij de Mercedes verworven, voorhanden gehad en overgedragen alsmede de vindplaats verhuld. De verklaring van verdachte dat zij de Mercedes niet heeft opgehaald en weggebracht maar dat [persoon 2] dat zou hebben gedaan, is – gelet op het voorgaande en bij gebrek aan enige onderbouwing – niet aannemelijk geworden.
Gelet op het intensieve contact dat zij heeft gehad met [medeverdachte 2] rondom het ophalen van de Mercedes, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich samen met [medeverdachte 2] heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Partieel vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte van het witwassen van de Mercedes een gewoonte heeft gemaakt, nu de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte alleen betrokken is geweest bij het verplaatsen van de Mercedes.
4.4.3.Feit 2 (witwassen gestorte en contante geldbedragen)
In de periode van 19 april 2016 tot en met 18 augustus 2017 is op de ING bankrekening met nummer [bankrekening] in totaal € 22.250,- contant gestort. Dit rekeningnummer staat op naam van verdachte.
In de periode van 18 augustus 2017 tot en met 9 november 2017 is een totaalbedrag van
€ 14.360,- contant gestort op dit bankrekeningnummer van verdachte.
De contante geldbedragen die zijn gestort bestaan onder meer uit coupures van € 100,00, € 200,00 en € 500,00.
Op 6 november 2017 is tijdens een doorzoeking van de woning aan de [adres 1] – in de gangkast op de centrale overloop van de derde verdieping – een contant geldbedrag aangetroffen van € 12.000,-. Het geldbedrag bestaat uit 600 coupures van € 20,-.Het geld zat in een tasje in een schoenendoos. In de schoenendoos lag ook een ‘Sixt rent a car express-card’ op naam van verdachte.Verdachte is sinds 2011 gebruiker van deze woning.
Tijdens de doorzoeking troffen verbalisanten de moeder van verdachte aan op de derde etage. Op de vraag van de rechter-commissaris wie er precies op welke etage in het pand woont, antwoordde zij dat haar dochter daar woont. Mede omdat de moeder van verdachte had aangegeven dat verdachte op de derde etage woont, is door de rechter-commissaris de doorzoeking op de derde etage geopend.
Verdachte heeft in 2016 € 17.703,- netto ontvangen aan loon van [naam bedrijf bv] en € 903,- aan zorgtoeslag. Op 31 december 2016 had de bankrekening van verdachte een positiefsaldo van € 676,-.
In 2017 heeft verdachte tot juni 2017 een netto loon ontvangen van € 6.261,- en € 1.022,- aan zorgtoeslag.
Overweging rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 19 april 2016 tot en met 9 november 2017 in totaal € 34.610,- (€ 22.250,- + € 14.360,- minus een dubbeltelling van € 2.000,- ) contant op haar rekening heeft gestort. Het legale inkomen van verdachte in die periode kan echter niet verklaren dat verdachte een bedrag van een dergelijke omvang voorhanden heeft gehad. Daar komt bij dat op de derde etage van de woning waar verdachte sinds 2011 gebruik van maakt, nog eens een contant geldbedrag van € 12.000,- is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat deze € 12.000,- niet van haar is en dat ze daar ook niets over weet. Dat verdachte deze € 12.000,- wel degelijk voorhanden heeft gehad, baseert de rechtbank onder meer op de ‘Sixt rent a car express-card’ van verdachte die ook in de schoenendoos is aangetroffen. De rechtbank hecht daarnaast bijzonder veel gewicht aan de verklaring van de moeder van verdachte dat haar dochter ‘daar’ woonde toen de verbalisanten tijdens de doorzoeking van de woning op de derde etage waren. Die mededeling is voor de rechter-commissaris aanleiding geweest om de doorzoeking op de derde etage te openen. De rechtbank maakt daaruit op dat het voor de rechter-commissaris duidelijk was dat met ‘dochter’ verdachte werd bedoeld. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die interpretatie door de rechter-commissaris. Dat in de gangkast ook spullen lagen die mogelijk niet van verdachte zijn, maakt het oordeel dat het aangetroffen geld van verdachte is, ook niet anders. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor het tegendeel. Daar komt bij dat verdachte regelmatig grote contante geldbedragen op haar rekening stortte. Er heeft zich tot slot niemand bij de politie gemeld om het geldbedrag op te eisen.
De gestorte geldbedragen bestonden uit onder meer coupures van € 100,-, € 200,- en € 500,-. Bij criminaliteit wordt vaak gebruik gemaakt van grote hoeveelheden contant geld in coupures van grote geldbedragen, te weten coupures vanaf € 100,- en meer.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er op basis van het voorgaande een gerechtvaardigd vermoeden dat het contant gestorte geldbedrag van in totaal € 34.610,- en het aangetroffen contante geldbedrag van € 12.000,- van misdrijf afkomstig zijn.
Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het geld. Deze verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Een dergelijke verklaring heeft verdachte echter niet afgelegd. Ten aanzien van de contante stortingen van in totaal € 34.610,- overweegt de rechtbank in het bijzonder dat verdachte haar verklaring dat zij regelmatig contante geldbedragen van haar ouders, haar toenmalige partner en familieleden kreeg teneinde in haar levensonderhoud te voorzien en voor luxe cadeaus, op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd of heeft onderbouwd met stukken. De rechtbank legt deze verklaring dan ook als onaannemelijk ter zijde.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het contant gestorte totale geldbedrag van € 34.610,- en het aangetroffen geldbedrag van € 12.000,- – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op de wijze van aantreffen van de € 12.000,- – te weten in een tas in een schoenendoos in een gangkast – en de coupures van € 100,-, € 200,- en € 500,- waaruit de gestorte geldbedragen onder meer bestonden, kan het niet anders dan dat verdachte ten aanzien van beide geldbedragen wist dat deze van misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft het totale geldbedrag van € 34.610,- voorhanden gehad en omgezet door het op haar bankrekening te storten. Het geldbedrag van € 12.000,- heeft verdachte voorhanden gehad. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen.
Nu deze witwashandelingen over een langere periode hebben plaatsgevonden, is er sprake van gewoontewitwassen.
Partieel vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van de geldbedragen. Verdachte zal dan ook voor dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.