ECLI:NL:RBAMS:2020:4941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13-728018-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis na tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam in raadkamer de beschikking gegeven op een verzoekschrift dat op 15 september 2020 is ingekomen ter opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in een Justitieel Complex. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het bevel tot gevangenhouding. Tijdens de zitting op 5 oktober 2020 zijn de officier van justitie en de raadslieden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 3 februari 2020 de gevangenhouding voor de duur van 60 dagen is bevolen. De officier van justitie heeft aangegeven dat de Minister van Veiligheid en Justitie op 11 maart 2020 heeft besloten tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in een andere zaak, wat heeft geleid tot opschorting van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft overwogen dat de wettelijke basis voor deze opschorting is gelegen in de artikelen 6:1:1 en 6:1:2 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeert dat de stelling van de verdachte dat het bevel gevangenhouding is geëxpireerd, niet juist is. Het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/728018-18
Beschikking op het verzoekschrift dat is ingekomen ter griffie van deze rechtbank op
15 september 2020 en dat strekt tot opheffing van de voorlopige hechtenis van:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats], wonende op het adres [adres],
[plaats], gedetineerd in Justitieel Complex [locatie].

PROCESGANG

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het bevel tot gevangenhouding van verdachte.
De rechtbank heeft in raadkamer van 5 oktober 2020 de officier van justitie en de raadslieden op het verzoek gehoord.

BEOORDELING

Op 3 februari 2020 is door de rechtbank de gevangenhouding bevolen voor de duur van
60 dagen. De rechtbank begrijpt uit wat de officier van justitie naar voren heeft gebracht dat de Minister van Veiligheid en Justitie besloten heeft tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf aan verdachte in een andere zaak ([naam]) en dat dit op 11 maart 2020 is gebeurd. De wettelijke basis voor tenuitvoerlegging van straffen is gelegen in artikel 6:1:1 en 6:1:2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daardoor is het bevel voorlopige hechtenis, zonder tussenkomst van de rechter, opgeschort tot het moment waarop de executie van de vrijheidsstraf is voltooid. Dat volgt uit het stelsel van de wet
(en met name artikel 68 Sv), namelijk dat samenloop van voorlopige hechtenis en vrijheidsstraf niet mogelijk is. Een beslissing van de Minister om de tenuitvoerlegging van de straf voor te laten gaan, kan er in gelegen zijn dat dit voor verdachte minder bezwarend is omdat het regime van voorlopige hechtenis zwaarder is en het ook onzeker is of de voorlopige hechtenis in de lopende strafzaak tot aftrek kan komen. Dit is in lijn met artikel 5 EVRM.
De stelling van verdachte dat het bevel gevangenhouding in deze zaak is geëxpireerd is dus niet juist. Het verzoek om opheffing wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 6 oktober 2020 door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A.A. Fase, rechters,
in tegenwoordigheid van S.C.M. Plat, griffier.
mr. N.J. Koene, voorzitter,
S.C.M. Plat, griffier.