ECLI:NL:RBAMS:2020:4931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13/165548-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van jassen met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

Op 9 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juni 2020 in Amsterdam twee jassen heeft gestolen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 25 september 2020, waar de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en de raadsman van de verdachte, mr. F.J. Soriano, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, gedetineerd was en dat hij de diefstal heeft bekend. De rechtbank oordeelde dat de diefstal bewezen was op basis van de aangifte en camerabeelden, ondanks de verklaring van de verdachte dat hij slechts één jas had gestolen.

De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de feiten en de verdachte beoordeeld. De officier van justitie eiste een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging betoogde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vordering. De rechtbank oordeelde echter dat de officier ontvankelijk was en dat de ISD-maatregel gerechtvaardigd was, gezien het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij in de afgelopen vijf jaar twaalf processen-verbaal had voor misdrijven.

De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op, met de overweging dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormde en dat er een grote kans was op herhaling van strafbare feiten. De rechtbank benadrukte dat de verdachte ook tijdens de ISD-maatregel de mogelijkheid had om terug te keren naar zijn geboorteland, waar hij aanspraak kon maken op sociale voorzieningen. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/165548-20 (Promis)
Datum uitspraak: 9 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboorteland] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F.J. Soriano naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, twee jassen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ( [adres winkel] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de diefstal van twee jassen bewezen kan worden, op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte die hij heeft afgelegd bij de rechter-commissaris en op de zitting.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal bewezen kan worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt de diefstal bewezen op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Omdat verdachte de diefstal heeft bekend, werkt de rechtbank de bewijsmiddelen niet uit, maar volstaat met de opsomming ervan in de bijlage. Hoewel verdachte op de zitting heeft gezegd dat hij maar één jas heeft gestolen, gaat de rechtbank er op basis van de aangifte en de camerabeelden vanuit dat het er twee waren.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in de bijlage opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 24 juni 2020 te Amsterdam twee jassen, toebehorende aan [naam winkel] , [adres winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten en strafbaarheid van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) moet worden opgelegd voor twee jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering van ISD-maatregel omdat uit het strafblad van verdachte niet is gebleken dat er in de afgelopen vijf jaar meer dan tien processen-verbaal tegen hem zijn opgemaakt. Het vorderen van de ISD-maatregel is dan in strijd met de Richtlijn voor Strafvordering. Als de rechtbank het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk vindt dan heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel niet op te leggen of alleen voorwaardelijk. Als de rechtbank ook daar niet in meegaat dan zou de maatregel voor één jaar moeten worden opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Uit het strafblad van verdachte van 19 augustus 2020 blijkt dat er tegen hem twaalf processen-verbaal zijn opgemaakt voor misdrijven in de afgelopen vijf jaar. Daarvan is ten minste één misdrijf in het laatste jaar, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit. Hiermee is voldaan aan de (harde) criteria genoemd in de Richtlijn voor Strafvordering. Het Openbaar Ministerie is dus ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf of maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Door een winkeldiefstal te plegen heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die naast schade ook hinder veroorzaken voor winkeliers. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al vaak voor diefstal is veroordeeld.
P.M. van Doleweerd van GGZ Reclassering Inforsa heeft op 11 september 2020 een rapport over verdachte opgemaakt. Daarin staat dat er veel problemen zijn op diverse gebieden waaronder drugs, vreemdelingenstatus, en psychosociaal functioneren en verdachte niet goed meewerkt met begeleiding/hulpverlening. Hierdoor is de kans dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt groot. De maatschappij moet tegen verdachte beschermd worden omdat hij veel overlast veroorzaakt. Verdachte moet ook tegen zichzelf beschermd worden omdat hij door zijn vele drugsgebruik zijn eigen gezondheid in gevaar brengt. Terugkeer naar [geboorteland] biedt het meest reële toekomstperspectief voor verdachte en zal de kans op herhaling terugdringen. In [geboorteland] kan verdachte aanspraak maken op sociale voorzieningen, waarmee zijn problemen beter kunnen worden beheerst. De kans op een ongewenst verklaring is reëel. In dat geval kan verdachte tijdens de ISD-maatregel worden uitgezet en kan er gezorgd worden voor een zogenoemde ‘zachte landing’ in [geboorteland] , waarbij de nodige zorg, opvang en begeleiding vooraf wordt georganiseerd. Verdachte heeft verteld dat hij na zijn vrijlating naar zijn broer in Frankrijk wil gaan. Dit maakt dat er zorgen zijn dat verdachte na terugkeer geen gebruik zal (blijven) maken van de benodigde zorg waardoor de kans op herhaling aanwezig is. Gedwongen inzet van interventies is niet mogelijk. Als verdachte medewerking aan interventies die de kans op herhaling terugdringen weigert tijdens een ISD-maatregel, wordt de maatschappij twee jaar lang tegen het overlast gevende gedrag van verdachte beschermd. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar.
Van Doleweerd heeft op de zitting toegelicht dat als verdachte daadwerkelijk wil terugkeren naar [geboorteland] het wenselijk is dat hij zorg krijgt in het kader van de ISD-maatregel. Verdachte stelt de zaken te simpel voor, Als hij een paspoort heeft, dan is hij er nog niet. Verdachte heeft geen geld voor de reis. Als hij alleen gaat reizen, wordt de kans op herhaling groter. Gelet op het strafblad en de andere problemen van verdachte is het niet realistisch dat hij zelfstandig terug gaat naar [geboorteland] . Verdachte heeft, anders dan op de zitting, eerder verklaard dat hij meerdere grammen heroïne en cocaïne per dag gebruikt wat heel duur is en de kans op herhaling verhoogd omdat verdachte geen inkomsten heeft om die drugs mee te bekostigen. Als verdachte voorafgaand aan het uitspreken van de ongewenst verklaring terug wil naar [geboorteland] kan daarop ingezet worden vanuit de gevangenis. Dat zal dan een repatriëring zonder zachte landing worden. Dit is onwenselijk gezien de complexe problematiek van verdachte. Teruggaan naar [geboorteland] zonder hulp maakt de kans op terugval heel groot want als verdachte ook daar geen maatschappelijke aansluiting vindt en zijn berustende houding daarin behoudt dan zal hij ook weer open staan voor drugsgebruik. Plaatsing in Norgerhaven met zorginterventies zal het toekomstperspectief van verdachte kunnen verbeteren, ook daarna in [geboorteland] .
Om de ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet verdachte aan voorwaarden voldoen die staan in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en in de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie. Zo moet verdachte een misdrijf hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte een diefstal heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor een misdrijf. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte ook aan deze voorwaarde voldoet. Bovendien moet het in dit vonnis bewezenverklaarde feit zijn begaan na de tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen, wat ook het geval is.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. De voornaamste doelstelling van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij en het stoppen van de strafbare gedragingen van verdachte. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. De rechtbank vindt de kans dat verdachte weer strafbare feiten gaat plegen groot, gelet op de problemen waar de reclassering over heeft geschreven. Dat verdachte in de gevangenis is afgekickt van methadon is een goed teken, maar onvoldoende om te zeggen dat zijn verslaving (ook buiten) onder controle is en daarmee het herhalingsgevaar aanzienlijk minder zou zijn geworden. Bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf heeft tot nu toe niet geleid tot het voorkomen van herhaling. Begeleiding en toezicht door de reclassering buiten de gevangenis gericht op terugdringen van herhaling is niet uitvoerbaar omdat verdachte, vanwege zijn verblijfsstatus, geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen in Nederland. De rechtbank vindt het al met al noodzakelijk om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen om zijn overlast gevende gedrag te stoppen. Verdachtes wens om terug te keren naar [geboorteland] kan ook tijdens de ISD-maatregel uitgevoerd worden. Om het risico op herhaling zoveel mogelijk te beperken, de begeleiding bij de oplossing van zijn problemen alle kans te geven en voor een optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel uit te voeren. Daarom legt de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op en wordt het voorarrest niet van de duur van de maatregel afgetrokken. De rechtbank legt de ISD-maatregel niet maar voor één jaar op, zoals verzocht door de raadsman, omdat de voorbereidingen voor een zachte landing in [geboorteland] nog niet zijn begonnen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor
2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. S. Djebali en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2020.