Op 9 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juni 2020 in Amsterdam twee jassen heeft gestolen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 25 september 2020, waar de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en de raadsman van de verdachte, mr. F.J. Soriano, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, gedetineerd was en dat hij de diefstal heeft bekend. De rechtbank oordeelde dat de diefstal bewezen was op basis van de aangifte en camerabeelden, ondanks de verklaring van de verdachte dat hij slechts één jas had gestolen.
De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de feiten en de verdachte beoordeeld. De officier van justitie eiste een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging betoogde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vordering. De rechtbank oordeelde echter dat de officier ontvankelijk was en dat de ISD-maatregel gerechtvaardigd was, gezien het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij in de afgelopen vijf jaar twaalf processen-verbaal had voor misdrijven.
De rechtbank legde de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op, met de overweging dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormde en dat er een grote kans was op herhaling van strafbare feiten. De rechtbank benadrukte dat de verdachte ook tijdens de ISD-maatregel de mogelijkheid had om terug te keren naar zijn geboorteland, waar hij aanspraak kon maken op sociale voorzieningen. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.