ECLI:NL:RBAMS:2020:4884

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
13-846010-19 (zaak A) en 13-994009-20 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in vuurwerk- en wapenzaak na onrechtmatige doorzoeking

Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote voorraad vuurwerk en witwassen (zaak A) en het voorhanden hebben van een vuurwapen, vuurwerk en verdovende middelen (zaak B). De rechtbank heeft vastgesteld dat het binnentreden in de woning van de verdachte onrechtmatig was, waardoor de aangetroffen voorwerpen niet als bewijs mochten worden gebruikt. Dit leidde tot vrijspraak van de verdachte in beide zaken. In zaak A werd de verdachte vrijgesproken van witwassen, omdat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld niet op voorhand onaannemelijk was en er geen ander bewijs was dat de illegale herkomst kon aantonen. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van grote hoeveelheden illegaal vuurwerk. In zaak B werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank oordeelde dat de doorzoeking onrechtmatig was en er geen aanvullend bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat de onrechtmatige doorzoeking een ernstige schending van het huisrecht van de verdachte was, wat leidde tot bewijsuitsluiting. De uitspraak toont de belangrijke rol van rechtsbescherming en de noodzaak van een rechtmatige procedure in strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13-846010-19 en 13-994009-20 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-846010-19 (zaak A) en 13-994009-20 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1981,
wonende op het adres [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2020 (zaak A) en 24 september 2020. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H.M. Beune en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.B. Lisi naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Samenvatting van de beschuldiging
Verdachte wordt er – na wijziging op de zitting van zaak A, kort gezegd– van beschuldigd dat hij
Ten aanzien van zaak A:
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad in zijn woning en schuur in [woonplaats] en in een garagebox in Almere;
Ongeveer 643 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden heeft op plaatsen die niet geschikt zijn voor het opslaan van vuurwerk;
Samen met een ander geldbedragen heeft witgewassen.
Ten aanzien van zaak B
Een gasalarmpistool en twee busjes pepperspray voorhanden heeft gehad;
Als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis een hoeveelheid professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad;
Samen met een ander 41 pillen met amfetamine of MDMA en 3,2 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
Samen met een ander ruim vijf kilogram hasj in zijn woning aanwezig heeft gehad.
2.2
Tekst tenlasteleggingen
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Onderzoek Colditz (zaak A)
In 2018 is in het onderzoek 13Kouter onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van verdachte bij de handel/import van illegaal professioneel vuurwerk. Uit opgenomen telecommunicatie bleek dat hij de beschikking had over een bunker en bezig was een opslagbunker in Duitsland te regelen. Tijdens dit onderzoek is tevens onderzoek gedaan naar de financiën van verdachte. Hieruit bleek onder meer dat er van verdachte over 2016 tot en met 2018 geen loongegevens bekend waren en dat verdachte en zijn vriendin [vriendin] (hierna: [vriendin] ) totaal 51.718 euro aan contante stortingen op hun bankrekening hadden ontvangen waarvan de herkomst onbekend is.
Hieruit is de verdenking ontstaan dat verdachte samen met [vriendin] een vuurwerkbedrijf in Lahn in Duitsland wil opzetten dan wel heeft opgezet. Zij hebben voor de opslag van vuurwerk bunkers in Duitsland en Nederland gehuurd. [vriendin] heeft een “befähungsschein” gehaald. Verdachte kon dat zelf niet halen omdat hij geen VOG kreeg. Het vermoeden bestond dat er naast deze legale vuurwerkhandel tevens een parallelle illegale vuurwerkimport naar Nederland zou plaatsvinden (proces-verbaal van verdenking, doorgenummerde pag. 3 e.v.).
Uit een tweede onderzoek (11Veldwesp) bleek dat verdachte en [vriendin] bezig waren met een bedrijfsaanvraag voor Casual Feuerwerk en dat zij bezig waren een ruimte te huren voor opslag van vuurwerk/pyrotechnische artikelen in de Duitse gemeente Werlte (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pag. 20 e.v.).
Op 10 maart 2019 is onderhavig onderzoek gestart met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij handel in/import van (illegaal) vuurwerk.
Onderzoek zaak B
Op 8 oktober 2018 heeft op grond van de Wet wapens en munitie een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte op het adres [adres] . Tijdens de doorzoeking zijn twee busjes pepperspray en een op en vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Omdat ook andere goederen werden aangetroffen die niet onder de Wet wapens en munitie vielen (zakken henneptoppen, blokken hasj en goederen die betrekking hebben op het kweken van planten, zoals een henneptent en koolstoffilter) is de doorzoeking gestaakt in afwachting van de komst van de rechter-commissaris. Na diens komst is de doorzoeking geopend. Naast de henneptoppen en de hasj zijn een zakje wit poeder, een hoeveelheid pillen en een motorfiets in beslaggenomen. In de, voor de deur geparkeerde Mercedes aangetroffen jas is in de mouw een wikkel met wit poeder aangetroffen. Deze goederen zijn allemaal in beslag genomen (proces-verbaal bevindingen doorzoeking, doorgenummerde pag. 42 e.v. van proces-verbaal 2019075550).

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Zaak A
Vuurwerk
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte beschikte over een behoorlijke hoeveelheid vuurwerk, zowel bij hem thuis als in een garagebox in Aalsmeer. Dit vuurwerk betrof illegaal vuurwerk dat uitsluitend bestemd is voor professionele gebruikers. Het bestond onder meer uit een noodseinmiddel, 65 kg consumentenvuurwerk en knalpatronen. Ook zijn in de garagebox zelfgemaakte explosieve constructies aangetroffen en in beslag genomen. Dit valt onder de Wet wapens en munitie. Navraag bij de Omgevingsdienst Noordzee Kanaal Gebied leerde dat het vuurwerk in de garage in Aalsmeer lag opgeslagen in een niet door het bevoegd gezag vergunde dan wel gemelde opslag.
Witwassen
Gedurende het onderzoek rezen vragen over de inkomsten en uitgaven van verdachte en [vriendin] . Gebleken is dat verdachte over de jaren 2015 tot en met 2019 een legaal inkomen had van ruim 10.000 euro. [vriendin] had over de periode 2017 tot en met 2019 een inkomen van bijna 43.000 euro. Daarnaast ontving zij toeslagen van de Belastingdienst en een storting van het CJIB in augustus 2019, kennelijk in verband met een ten onrechte inbeslaggenomen Porsche Cayenne. Aan de uitgavenkant staan veel contante uitgaven en stortingen. Daarnaast heeft verdachte twee ontnemingsvorderingen die hij moet afbetalen.
Het grootste deel van de inkomsten op de bankrekeningen is afkomstig van contante stortingen. Verdachte beschikt over grote sommen contant geld die niet verklaarbaar zijn uit zijn inkomen en waarvoor verdachte geen aannemelijke verklaring heeft. Hij geeft aan, na overleg met zijn raadsman, dat hij geld heeft verdiend uit de twee wietplantages in 2013 en 2015.
Gelet op zijn inkomen is het onwaarschijnlijk dat de contante gelden waarover hij kan beschikken legaal zijn verkregen.
Zaak B
Naar aanleiding van informatie dat verdachte over een vuurwapen zou beschikken is op 8 oktober 2018 de woning van verdachte doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. Tijdens de doorzoeking zijn ook andere verboden goederen aangetroffen. Na de komst van de rechter-commissaris zijn twee busjes pepperspray en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen, alsmede diverse goederen die vallen onder de Opiumwet en vuurwerk.
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwerk, het alarmpistool, de pepperspray en de cocaïne van hem zijn. De hasj en de hennep zijn van een vriend.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat zij, in zaak B, ten aanzien van het aangetroffen vuurwerk (feit 2), de 41 pillen en de cocaïne (feit 3) en de hasj en hennep (feit 4) niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Het bureau van de rechter-commissaris in Haarlem heeft immers aangegeven dat zij geen vordering van de officier van justitie voor deze doorzoeking heeft ontvangen. Verbalisanten hebben zelfstandig de rechter-commissaris gebeld. Die is gekomen en heeft de doorzoeking geopend, maar hier ligt geen officiële vordering van een officier van justitie aan ten grondslag. Een dergelijke vordering is ook niet gedaan door de officier van justitie. Dit is een formeel gebrek dat niet meer kan worden hersteld, zodat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van deze drie feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Zaak B
Vormverzuim ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de doorzoeking van de woning van verdachte onrechtmatig is gebeurd. Uit het dossier valt niet af te leiden waarop het redelijk vermoeden is gebaseerd dat er sprake was van aanwezigheid van wapens. Daarom is de verleende machtiging voor doorzoeking een ongerechtvaardigde inbreuk op het huisrecht van verdachte. Dit verzuim is onherstelbaar en daarom een verzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv. Hier dient bewijsuitsluiting op te volgen van alles wat in de woning is inbeslaggenomen, en dient verdachte primair te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, subsidiair verzoekt de raadsman om strafvermindering.
Zaak A
Vrijspraak van witwassen/eenvoudig witwassen (feit 3)
Verdachte heeft van begin af aan verklaard welke inkomsten hij heeft en wat de herkomst daarvan is. Deze verklaring is concreet, verifieerbaar en niet hoogst onwaarschijnlijk.
Het lag op de weg van het Openbaar Ministerie om hier onderzoek naar te doen.
Het Openbaar Ministerie heeft een aantal zaken onderzocht, een aantal niet.
Niet geverifieerd zijn de inkomsten van verdachte als DJ, de verkoop van de Range Rover aan zijn zus en zijn deelname aan het Spaarkassysteem. Wel geverifieerd zijn de exploitatie van de tattooshop, het storten van ruim 7.000 euro op de rekening van [vriendin] en de lening van verdachte van 30.000 euro van zijn vader.
Op grond van deze bevindingen kan niet worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst niet de enige aanvaardbare verklaring is. Nu het Openbaar Ministerie geen onderzoek heeft gedaan naar de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld, kan niet zonder meer gezegd worden dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Voorhanden hebben van (illegaal) vuurwerk (feit 1) buiten een daarvoor geschikte ruimte (feit 2)
De raadsman refereert zich ten aanzien van deze feiten aan het oordeel van de rechtbank. Wel is er sprake van een eendaadse samenloop, omdat het om één gedraging gaat die onder meerdere strafbepalingen valt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Zaak B, vrijspraak
De rechtbank overweegt dat uit de stukken is gebleken dat de doorzoeking in de woning aanvankelijk was gebaseerd op de Wet wapens en munitie (Wwm). Voor het binnentreden van een woning op deze grond kan worden volstaan met een machtiging tot binnentreden, afgegeven door de hulpofficier van justitie. Om een woning te doorzoeken op andere gronden is een machtiging nodig van de rechter-commissaris, op vordering van een officier van justitie. Gebleken is dat de vordering om de woning te doorzoeken op andere grond dan de Wwm niet is ingediend.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de doorzoeking op grond van de Wwm rechtmatig is geweest. Zij overweegt hierover als volgt.
De aanleiding om de woning van verdachte te doorzoeken is gelegen in een MMA-melding die is binnengekomen bij het Team Criminele Inlichtingen. Dit bericht houdt in “
Een man genaamd [verdachte] , die woonachtig is in [woonplaats] , handelt in vuurwapens, handvuurwapens, volautomatische wapens en explosieven”. Op grond van dit bericht is overgegaan tot de doorzoeking van de woning van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat alleen de MMA-melding onvoldoende basis vormt voor het redelijk vermoeden van de aanwezigheid van wapens. Voor een machtiging om op grond van artikel 49 Wwm de woning van verdachte te doorzoeken was dus meer nodig dan alleen die MMA melding. Dit omdat informatie van een MMA-melding anoniem is en reeds daarom niet kan worden gecontroleerd op juistheid. Een MMA-melding kan ook niet worden gebruikt voor het bewijs. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat er een aanvullend onderzoek is geweest om de verdenking jegens verdachte op te baseren. Dit had bijvoorbeeld gekund met een verwijzing naar de documentatie van verdachte, maar dat is niet gebeurd.
De rechtbank is dan ook van oordeel
Op grond van artikel 359a Sv kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van de tenlastegelegde feiten. Bewijsuitsluiting kan slechts aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en komt in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsvergaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat de onrechtmatige doorzoeking een onherstelbaar vormverzuim oplevert. Het binnentreden en de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn schendingen van een fundamenteel recht, namelijk het recht op privacy/het huisrecht. Dit is ook het geschonden belang. De rechtbank is van oordeel dat deze schending dusdanig ernstig is dat slechts bewijsuitsluiting op zijn plaats is. Dit betekent dat al hetgeen bij de doorzoeking is gevonden en al hetgeen op deze doorzoeking is gebaseerd van het bewijs moet worden uitgesloten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de in zaak B tenlastegelegde feiten niet kunnen worden bewezen omdat er naast het uitgesloten bewijs geen overige bewijsmiddelen zijn waarmee tot een bewezenverklaring kan worden geconcludeerd. Verdachte zal dan ook voor de tenlastegelegde feiten onder zaak B worden vrijgesproken.
4.3.2
zaak A
Vrijspraak van witwassen (feit 3)
Uit tapgesprekken en financieel onderzoek is de verdenking ontstaan dat verdachte zich schuldig maakt aan witwassen. Uit het financieel onderzoek naar verdachte is gebleken dat verdachte geen aantoonbaar legaal inkomen heeft of recent heeft gehad en dat er veel contante stortingen op de rekening zijn gedaan die een onverklaarbare herkomst hebben. Verdachte betaalt zijn huur contant, rijdt in een auto die niet op zijn naam staat en laat zijn vader geld dat hij hem contant heeft gegeven, op zijn rekening storten.
Uit telefoontaps is het vermoeden ontstaan dat verdachte zich bezig houdt met de handel in illegaal vuurwerk. Bij een doorzoeking van de woning van de ouders van verdachte is door de moeder van verdachte een stapel geld overhandigd. Zij verklaarde hierover dat het geld van verdachte was, dat hij dat had verdiend met vuurwerk.
De rechtbank overweegt dat er aanwijzingen zijn dat de aangetroffen voorwerpen (geld) afkomstig zijn uit eigen misdrijf. Dit op grond van de telefoontaps en de verklaring van de moeder van verdachte.
De vraag die dan voorligt is of kan worden vastgesteld dat de betalingen, zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen, zijn verricht met geld dat afkomstig is uit dit eigen misdrijf.
Verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie een aantal bronnen aangevoerd waar zijn inkomsten vandaan komen. Zo blijkt de tattooshop sinds 1 oktober 2019 te zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, heeft [vriendin] aantoonbaar geld ontvangen van het CJIB wegens een eerder inbeslaggenomen Porsche Cayenne en heeft verdachte 30.000 euro van zijn vader geleend. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij geld verdient als DJ, dat hij geld krijgt van een neefje en dat hij geld heeft ontvangen uit de verkoop van zijn auto. Deze verklaringen zijn niet op voorhand onaannemelijk en daarom niet uit te sluiten.
De rechtbank heeft nog overwogen of het geld waarmee de betalingen zijn verricht dan afkomstig zijn uit enig misdrijf, een onbekend strafbaar feit waaruit de herkomst van de stortingen en uitgaven kunnen worden verklaard en heeft vervolgens de vraag gesteld of er sprake was van een vermoeden van witwassen. Dat laatste was er volgens de rechtbank omdat verdachte immers geen bekend legaal inkomen heeft en wel beschikt over grote hoeveelheden contant geld. Van verdachte mag dan worden verwacht dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geld die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft in zijn verhoren een aantal verklaringen gegeven over de herkomst van het geld. Deze verklaringen zijn concreet, verifieerbaar en, zoals hierboven al is verwoord, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op het pad van het Openbaar Ministerie onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van het geld.
Nu het Openbaar Ministerie dat achterwege heeft gelaten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesteld dat het geld uit eigen dan wel enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit tenlastegelegde feit.
4.3.3
Voorhanden hebben van vuurwerk en voorhanden hebben vuurwerk buiten een inrichting waarvoor geen vergunning is verleend (feit 1 en 2)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 11 februari 2020 is de woning van verdachte in [woonplaats] doorzocht. Hier is op diverse plaatsen (lichter) professioneel vuurwerk aangetroffen. [2] [3] Ook is er een huurcontract op naam van [vriendin] aangetroffen voor de huur van een garagebox aan de [adres garagebox] . Hierop is ook deze garagebox doorzocht, waar 643 kilogram vuurwerk is aangetroffen. [4] Dit vuurwerk is onderzocht en bevatte een hoeveelheid professioneel vuurwerk. [5]
In de directe omgeving bevonden zich diverse kwetsbare objecten zoals woningen boven de garage, een basisschool en een zorgcentrum. Het vuurwerk lag opgeslagen in een niet vergunde dan wel gemelde opslag. [6]
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwerk dat zowel in en om zijn woning in [woonplaats] als in de garagebox in Aalsmeer is aangetroffen van hem is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A
Feit 1
op 11 februari 2020 te [woonplaats] (gemeente Haarlemmermeer) en te Aalsmeer, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
in een schuur en een woning aan de [adres]
7,369 kg (lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk (lijst II) en
in een woning aan de [adres]
  • 2 stuks mortierbom/shell (lijst III) en
  • 1 stuk bangers (lijst III) en
in een schuur behorende bij de woning aan de [adres]
38 stuks bangers, (lijst III) en
in een garagebox onder een appartementencomplex aan de [adres garagebox]
  • 112,648 kg (lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk (lijst II) en
  • 226 mortierbommen/shells (lijst III) en
  • 25 vuurpijlen (lijst III) en
  • 8 flowerbeds (lijst III) en
  • 79 bangers (lijst III) (p. 855 dossier) en
0,905 kg knalpatronen, althans een hoeveelheid (lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk dat niet is genoemd in lijst III (lijst II) ;
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 11 februari 2020, te Aalsmeer, opzettelijk,
ongeveer 643 kilogram (professioneel) vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 en/of artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit
immers heeft hij dat (professioneel) vuurwerk in een garagebox een appartementencomplex aan de [adres garagebox] voorhanden gehad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten (zaak A feiten 1, 2 en 3, zaak B feit 1) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met aftrek, eventueel aangevuld met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij heeft de raadsman aansluiting gezocht bij vergelijkbare strafzaken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 maart 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke zaken is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zowel in en om zijn woning, als in een garagebox in een woonwijk grote hoeveelheden professioneel vuurwerk voorhanden gehad. Verdachte beschikte niet over de juiste kennis om met dergelijk vuurwerk om te mogen gaan. Wat verdachte heeft gedaan was zeer gevaarzettend. Het vuurwerk lag immers opgeslagen in zijn schuur en woning en in een garagebox in een woonwijk, nabij een school en een zorgcentrum. De garagebox was niet ingericht voor het veilig opslaan van vuurwerk. Verdachte had hier ook geen vergunning voor. Omdat verdachte al eerder voor vuurwerk gerelateerde misdrijven is veroordeeld had hij zich extra bewust moeten zijn van het gevaar van zijn handelen.
Dat verdachte zich na een eerdere veroordeling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de richtlijn strafvordering voor vuurwerkdelicten. Verdachte heeft ruim 100 kg lichter professioneel vuurwerk van lijst II voorhanden gehad en ruim 350 stuks professioneel vuurwerk van lijst III. Gelet op de hoeveelheid vuurwerk en de recidive is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twintig maanden op zijn plaats is. De rechtbank zal hiervan vijf maanden voorwaardelijk opleggen, omdat zij er niet van overtuigd is dat verdachte zich in de toekomst niet meer in zal laten met vuurwerk.
8.4
Beslag
Onder verdachte zijn in beslag genomen de voorwerpen zoals opgenomen in de beslaglijst die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De officier van justitie heeft verklaard dat een aantal goederen terug kunnen dan wel al teruggegeven zijn aan verdachte.
Ten aanzien van de telefoons heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden verbeurd verklaard, omdat deze kunnen worden gebruikt om de handel voort te zetten.
Dit geldt met name voor de PGP-telefoon. Ook het inbeslaggenomen geld moet worden verbeurd verklaard, omdat dit van witwassen afkomstig is.
De raadsman verzoekt teruggave van alle goederen die zijn inbeslaggenomen, met uitzondering van de vuurwerk gerelateerde goederen.
8.4.1
Verbeurdverklaring
De voorwerpen met de nummers 10, 11, 12, 15, 16, 18, 19, 32, 33, 36, 53, 57, 62, 66, 68, 92, 93, 94 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het in zaak A onder 1 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
8.4.2
Onttrekking aan het verkeer
De voorwerpen met de nummers 29, 34, 84, 85, 86, 87, 95, 96, 97 zijn vervaardigd tot het begaan van het in zaak A onder 1 bewezen geachte en zijn van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
De voorwerpen met de nummers 30, 37, 42, 54, 64, 65, 70, 71, 89, 90 zijn aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan en/of voorbereiden van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
8.4.3
Teruggave aan verdachte
De voorwerpen met de nummers 1 t/m 9, 13, 14, 17, 20 t/m 28, 31, 35, 38 t/m 41, 43 t/m 52, 55, 56, 58, 61, 63, 67, 69, 72 t/m 83, 88, 91, 98 t/m 115 worden aan verdachte teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36e, 55 van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
9.2.2.1 Wet milieubeheer en
1.2.2, 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder het kopje bewezenverklaring (rubriek 5) is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A onder feit 1 en feit 2:
Eendaadse samenloop van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd de goederen zoals opgenomen in de in bijlage 2 vermelde beslaglijst met de nummers 10, 11, 12, 15, 16, 18, 19, 32, 33, 36, 53, 57, 62, 66, 68, 92, 93, 94.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de goederen zoals in de in bijlage 2 vermelde beslaglijst met de nummer 29, 30, 34, 37, 42, 54, 64, 65, 70, 71, 84, 85, 86, 87, 89, 90, 95, 96, 97.
Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen zoals opgenomen in de in bijlage 2 vermelde beslaglijst met de nummers 1 t/m 9, 13, 14, 17, 20 t/m 28, 31, 35, 38 t/m 41, 43 t/m 52, 55, 56, 58, 61, 63, 67, 69, 72 t/m 83, 88, 91, 98 t/m 115.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.A. Mud en A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, vuurwerk [adres] , doorgenummerde pagina’s 781 e.v.
3.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde pag. 1314 e.v.
4.Een kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde pag. 1981;
5.Proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde pag. 855 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen, gevaarzetting vuurwerkopslag, doorgenummerde pag. 775 e.v.