Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Münster in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 9 juli 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij georganiseerde diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen, zijn uitvoerig besproken. De opgeëiste persoon wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij twee strafbare feiten, waaronder het vernielen van prikkeldraad en het stelen van gasflessen in Duitsland.
Tijdens de zitting op 22 september 2020 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon betoogd dat het EAB ongenoegzaam is, omdat de beschuldigingen niet duidelijk zijn geformuleerd. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de feiten voldoende zijn omschreven en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat de beschuldigingen duidelijk zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft, wat betekent dat er garanties moeten zijn voor de tenuitvoerlegging van een eventuele straf in Nederland.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat aan alle vereisten is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en de uitspraak is gedaan in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in de Overleveringswet.