ECLI:NL:RBAMS:2020:4855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20/4802
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft eiser op 4 september 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam op zijn aanvraag om een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Eiser had op 2 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een WOZ-beschikking voor een object met waardepeildatum 1 januari 2014. De beslistermijn van 8 weken, die eindigde op 28 juli 2020, werd overschreden. Eiser heeft verweerder op 6 augustus 2020 in gebreke gesteld en is vervolgens in beroep gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat de door eiser verstrekte informatie als juist wordt aangenomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden en er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd door verweerder.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 4 september 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1]
Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Verweerder heeft in dit dossier geen stukken ingediend. De rechtbank gaat daarom uit van de door eiser verstrekte informatie. Eiser heeft op 2 juni 2020 een aanvraag ingediend om een beschikking te ontvangen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) voor het object [adres] te [plaatsnaam] met waardepeildatum 1 januari 2014 (belastingjaar 2015). Op 6 augustus 2020 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiser op 4 september 2020 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
4. De beslistermijn voor een dergelijke aanvraag is geregeld in artikel 28 eerste lid WOZ en bedraagt 8 weken. De beslistermijn eindigde op 28 juli 2020. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Eiser heeft niet verzocht om de dwangsom door de rechtbank vast te laten stellen. Dat betekent dat verweerder dit met het nieuwe besluit moet doen. [3]
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb). Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Dat betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 4:18, eerste lid, en artikel 8:55c van de Awb