Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het procesverloop en het onderzoek ter terechtzitting
2.De vordering
3.Grondslag van de vordering
- medeplegen van bedrijfsinbraken door middel van braak en/of verbreking, meermalen gepleegd (negen keer);
- opzetheling;
- het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
nietbij [naam 1] kon afzetten. Zij vindt niet aannemelijk dat [veroordeelde] die goederen heeft weggedaan of aan zijn mededader heeft gelaten. De gestolen goederen hebben namelijk een aanzienlijke helingswaarde en werden bewust meegenomen. Ook de rechtbank concludeert in haar vonnis dat er gericht werd ingebroken. Bovendien volgt uit het vonnis dat [veroordeelde] met een vaste groep helers werkte. Hij kon de gestolen goederen dus afzetten bij meer dan één heler. Verder blijkt uit de administratie van [naam 1] dat ‘ [naam 2] ’ gestolen goederen afkomstig uit meerdere bedrijfsinbraken aan [naam 1] heeft verkocht. Uit het strafrechtelijk onderzoek blijkt dat ‘ [naam 2] ’ de bijnaam is van [veroordeelde] . Voldoende aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] degene is geweest die de vergoeding heeft ontvangen voor het inleveren van de gestolen goederen. De stelling van de verdediging dat [veroordeelde] die goederen heeft aangeboden maar de opbrengsten daarvan aan derden zijn toegekomen, is onvoldoende onderbouwd en bovendien zeer onaannemelijk.
€ 13.545,76.
5.De verplichting tot betaling
€ 12.191,18.
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
€ 13.545,76.
€ 12.191,18(twaalfduizend honderdéénennegentig euro en achttien cent) aan de Staat.