ECLI:NL:RBAMS:2020:4842

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
RK 20/585 + 20/586
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kostenvergoeding ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 9 september 2020, zijn de verzoeken van verzoekster, geboren in 1964, om schadevergoeding en kostenvergoeding toegewezen. Verzoekster had een verzoek ingediend op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering, na een eerdere aanhouding op 24 november 2016 en een daaropvolgende inverzekeringstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 24 januari 2020 een kennisgeving van sepot heeft ontvangen, waarmee de strafzaak tegen haar is beëindigd zonder straf of maatregel. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en dat er geen gronden van billijkheid waren die zich verzetten tegen de toekenning van de vergoedingen. De rechtbank kende verzoekster een schadevergoeding toe van € 525,- voor de dagen die zij in verzekering had doorgebracht, en een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De beslissing werd genomen door rechter mr. H.E. Hoogendijk, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoekster.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/703166-16
RK: 20/585 + 20/586
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonend op het [adres] te [woonplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman,
mr. F.M.M.M. Vogels,
Linnaeusparkweg 16, 1098 EB te Amsterdam,
verzoekster.

1.De procesgang

Het verzoekschrift is op 5 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 29 april 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 9 september 2020 de gemachtigde raadsman en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in openbare raadkamer gehoord.
Verzoekster is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 525,- voor de schade die verzoekster ten gevolge van de ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
De raadsman heeft in het verzoekschrift opgenomen dat verzoekster op 24 november 2016 is aangehouden en op dezelfde dag in verzekering is gesteld. Op 28 november 2016 is verzoekster door de rechter-commissaris heengezonden. Vervolgens heeft verzoekster per brief van 24 januari 2020 een kennisgeving sepot ontvangen. Hiermee is de zaak geëindigd zonder straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan art. 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoekster wil voor de dagen die zij in verzekering heeft doorgebracht een vergoeding krijgen van € 105,- per dag. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 525,-.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoekster heeft van begin af aan ontkend en ze heeft er een uitgebreide verklaring over gegeven. Aangeefster zou verslavingsproblemen hebben en geld hebben meegenomen van verzoekster en daar heeft verzoekster haar op aangesproken in het park. Er zijn verder geen getuigen die belastend over verzoekster hebben verklaard.
De raadsman heeft aangegeven dat hij verzoekster al 30 jaar kent. Verzoekster is in het verleden ernstig verslaafd geweest en heeft in het kader van haar verslaving vermogensdelicten gepleegd, maar zij heeft niet eerder geweld gebruikt. Het gaat nu al jaren goed met haar en ze wordt strak begeleid.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat als het Openbaar Ministerie van mening is dat er sprake is van een bewijsbare zaak, de zaak dan aangebracht had moeten worden op zitting.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding voor de ondergane verzekering en kosten van het verzoekschrift, nu de zaak is geëindigd met een beleidssepot code 51. Verzoekster is in 2017, 2018 en 2019 verschillende malen veroordeeld. De zaak onder onderhavig parketnummer was bewijsbaar, maar het Openbaar Ministerie vond het gelet op art. 63 Sr niet meer opportuun om deze zaak in 2020 nog te vervolgen. Het is, gelet op het voorgaande, dan niet billijk om aan verzoeker een vergoeding te verstrekken.

4.De beoordeling

Verzoekster is op 24 november 2016 aangehouden en dezelfde dag in verzekering gesteld op verdenking van mishandeling ex. art. 300 Sr. Het bevel in verzekeringstelling is op 26 november 2016 verlengd en verzoekster is op 28 november 2016 heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoekster onvoorwaardelijk geseponeerd en dat bij brief van 24 januari 2020 aan haar meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoekster is op 24 januari 2020 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
In geval van een beleidssepot dient te worden beoordeeld of zich de situatie voordoet dat de zaak onmiskenbaar tot een veroordeling van thans verzoeker zou hebben geleid. Is dat het geval dan ontbreken gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding en kan een verzoek als het onderhavige worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat het deze zaak over een mogelijke steekpartij gaat en dat verzoekster stellig heeft ontkend. Verder heeft er geen nader onderzoek plaatsgevonden naar onder meer een mes dat in de buurt van het incident is aangetroffen door een verbalisant. De rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet vaststellen dat de zaak onmiskenbaar zou hebben geleid tot een veroordeling van verzoekster.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gronden van billijkheid zich niet verzetten tegen toekenning van vergoedingen op grond van de artikelen 530 en 533 Sv.
De verzochte kosten van de ondergane hechtenis komen voor vergoeding in aanmerking, ook de kosten voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoekster gedurende haar voorarrest in een politiecel en/of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoekster heeft in totaal 5 dagen op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 105,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 525,- (vijfhonderdvijfentwintig euro) voor de schade die verzoekster ten gevolge van de ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoekster binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.075 (duizend vijfenzeventig euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Vogels Advocaten onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoekster] .
Aldus gedaan op 9 september 2020
door mr. H.E. Hoogendijk, rechter.