ECLI:NL:RBAMS:2020:4838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
RK 20/3509
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na invordering wegens snelheidsovertreding

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 9 september 2020, is het klaagschrift van klager behandeld, dat was ingediend op 22 juli 2020. Klager had zijn rijbewijs verloren door een snelheidsovertreding op 11 juli 2020, waarbij hij de maximumsnelheid van 30 kilometer per uur met 120 kilometer per uur overschreed. De officier van justitie had besloten het rijbewijs voor acht maanden in te houden, tot uiterlijk 8 maart 2021. Klager, die als maaltijdbezorger werkt, stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk en dat hij zonder rijbewijs niet kon functioneren. Tijdens de zitting verklaarde klager dat hij zich stom en onverantwoordelijk had gedragen en dat hij na het incident niet meer had gewerkt.

De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de ernst van de overtreding en de mogelijkheid van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in de toekomst. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat er rekening gehouden moest worden met de persoonlijke omstandigheden van klager. De rechtbank besloot dat klager zijn rijbewijs terug zou krijgen met ingang van 11 november 2020, maar dat de zittingsrechter later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kon opleggen.

De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt na 11 november 2020. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter H.E. Hoogendijk, in aanwezigheid van griffier C.T. St Rose. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/188301-20
RK: 20/3509
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 22 juli 2020 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 9 september 2020 klager, zijn raadsman mr. T.H.L. Kneepkens, en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk en – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. Klager werkt als maaltijdbezorger/koerier en is afhankelijk van zijn rijbewijs. Hij kan zonder rijbewijs niet zijn werk uitvoeren, omdat hij de bestellingen brengt op zijn motorscooter die alleen bereden mag worden met een geldig rijbewijs. De werkgever van klager is afhankelijk van hem, omdat hij voornamelijk bestellingen in de binnenstad bezorgd en de autobezorgers daar door de drukte niet kunnen leveren. Reizen met het openbaar vervoer is volgens klager geen alternatief, omdat hij zijn werk niet met het openbaar vervoer kan uitvoeren. De inkomsten van klager zijn verder gedurende de tijd dat hij geen rijbewijs heeft, komen stil te vallen. Klager heeft tot slot in zijn klaagschrift opgenomen dat hij niet eerder voor soortgelijke overtredingen is staande gehouden.
In raadkamer heeft de raadsman van klager verklaard dat er na twee maanden nog steeds geen compleet proces-verbaal is opgenomen in het dossier, waardoor er onvoldoende inzichtelijk is gemaakt wat er is gebeurd. Er is ook nog geen zittingsdatum bekend. De raadsman heeft verder aangevoerd dat het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) een EMG-cursus aan klager heeft opgelegd. Klager kan op dit moment ook niet meer werken als maaltijdbezorger. Als klager weer over zijn rijbewijs beschikt, kan hij de boetes die hem zijn opgelegd en de cursus betalen. Als de rijbewijs van klager langer ingehouden blijft, komt hij alleen maar dieper in de problemen.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat dat de zittingsrechter nog beslissingsruimte moet houden in deze zaak om maatwerk toe te kunnen passen. Klager is first offender voor een dergelijk WVW-feit, hij heeft van het CBR een cursus van € 1.500,- opgelegd gekregen, waardoor klager ook al financieel gestraft wordt en zijn motor is in beslag genomen.
Hij heeft de rechtbank verzocht het rijbewijs aan klager terug te geven.
Klager heeft ter zitting verklaard dat hij zich stom en onverantwoordelijk heeft gedragen. Hij heeft na het incident niet meer gewerkt als maaltijdbezorger. Als hij niet werkt, heeft hij ook geen geld.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager heeft met een motor extreem hard door een woonwijk gereden. Er is nog geen zittingsdatum bekend, maar gelet op de nu bekende omstandigheden moet – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd van tenminste vier maanden. Mocht de rechtbank van mening zijn dat het rijbewijs van klager eerder teruggeven moet worden, vindt de officier van justitie dat het rijbewijs minimaal nog twee maanden ingehouden moet worden.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Amsterdam op 11 juli 2020.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 120 kilometer per uur, uitgaande van een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur.
Op 11 juli 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 21 juli 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs acht maanden tot uiterlijk 8 maart 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juli 2020 blijkt onder meer dat klager eerder is veroordeeld voor een overtreding van de Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een WVW-feit.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat de zittingsrechter te zijner tijd in de strafzaak ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 11 november 2020. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de zittingsrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft.
Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 11 november 2020.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt
tot 11 november 2020.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 11 november 2020.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.