ECLI:NL:RBAMS:2020:4827

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
20/2377 + 20/2378
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding ex artikel 530 en 533 Sv na sepot

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 28 september 2020, zijn de verzoeken van de verzoeker afgewezen op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1968, was op 2 maart 2020 aangehouden op verdenking van mishandeling en is op 3 maart 2020 weer heengezonden. Op 22 april 2020 ontving hij een kennisgeving van sepot van het Openbaar Ministerie. De verzoeker heeft een schadevergoeding aangevraagd voor de tijd die hij op het politiebureau heeft doorgebracht en voor de kosten van het opstellen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in verzekering is gesteld, wat betekent dat de voorwaarden voor toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 530 Sv niet zijn vervuld. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tijdig is ingediend, maar dat de afwijzing van het verzoek op basis van artikel 533 Sv gerechtvaardigd is, aangezien de verzoeker niet in verzekering is gesteld. De rechtbank concludeert dat de verzoeker, met de bijstand van een rechtsgeleerd raadsvrouw, had moeten begrijpen dat zijn verzoek zou worden afgewezen.

De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen door mr. L. Dolfing, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier. Tegen deze beslissing staat voor zowel de verzoeker als de officier van justitie hoger beroep open, dat binnen een maand na betekening van de beschikking kan worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 20/2377 + 20/2378
Parketnummer: 13/055315-20
Beschikking op de verzoeken ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker]

geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
wonende op het adres [adres 1],
woonplaats kiezend op het adres van zijn raadsvrouw, mr. N.W.A. Dekens,
[adres 2],
verzoeker.

Procesgang

Het verzoekschrift is op 13 mei 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 25 mei 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen is de rekestenzitting op 31 juli 2020 niet doorgegaan. Verzoeker heeft afstand gedaan van het recht op (aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling van zijn verzoekschrift in raadkamer. De rechtbank heeft met instemming van de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie, na schriftelijke rondes buiten de raadkamer op het verzoekschrift beslist.
De raadsvrouw heeft per e-mail van 27 augustus 2020 een schriftelijke toelichting gestuurd. De officier van justitie heeft hier per e-mail van 27 augustus 2020 op gereageerd.

Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van
  • € 95,00 voor schade wegens de tijd die verzoeker in het arrestantencomplex heeft moeten doorbrengen;
  • € 280,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
In het verzoekschrift en schriftelijke toelichting van 27 augustus 2020 heeft de raadsvrouw – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Verzoeker is op 2 maart 2020 om 21:00 uur aangehouden. Hij heeft een hele nacht en een groot gedeelte van de volgende dag op het politiebureau vastgezeten, maar hij is niet in verzekering gesteld. Verzoeker is op 3 maart 2020 om 14:25 uur heengezonden. Op 22 april 2020 heeft verzoeker een kennisgeving sepot ontvangen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzet zich tegen toekenning van de gevraagde schadevergoeding, omdat verzoeker niet in verzekering is gesteld.

Beoordeling

Op 2 maart 2020 is verzoeker aangehouden op verdenking van mishandeling. Verzoeker is op 3 maart 2020 heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk geseponeerd en dat bij brief van 22 april 2020 aan hem medegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die zij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsvrouw.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. De strafzaak tegen verzoeker is op 22 april 2020 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 530 en 533 Sv. Het verzoek is tijdig ingediend.
In artikel 533 Sv is bepaald dat schadevergoeding kan worden verzocht voor schade ten gevolge van ondergane verzekering. De rechtbank stelt vast dat verzoeker niet in verzekering is gesteld, wat gelet op de termijnen voor het ophouden voor onderzoek ook niet noodzakelijk was. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Uit het hiervoor aangehaalde wetsartikel had het verzoeker, voorzien van een rechtsgeleerd raadsvrouw, duidelijk moeten zijn dat het verzoek ex artikel 533 Sv zou worden afgewezen. Daarom verzetten gronden van billijkheid zich tegen toewijzing van het verzoek ex artikel 530 Sv voor de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift.

Beslissing

De rechtbank
wijsthet verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 en 533 Sv
af.
Deze beslissing is op 28 september 2020 gegeven door
mr. L. Dolfing, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker en de officier van justitie hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.