ECLI:NL:RBAMS:2020:4826

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
13/028229-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot afpersing met bedreiging

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, heeft de rechtbank Amsterdam op 30 juli 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een poging tot afpersing waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd een persoon, eigenaar van een transportbedrijf, af te persen voor een bedrag van € 250.000. De aangifte van de benadeelde, die op 28 januari 2020 werd gedaan, beschrijft hoe hij door drie mannen werd bedreigd en onder druk werd gezet om zijn bedrijf beschikbaar te stellen voor drugstransporten. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 16 juli 2020 in acht genomen, waarbij de officier van justitie de poging tot afpersing bewezen achtte, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de benadeelde inconsistent en onbetrouwbaar zijn. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte daadwerkelijk bij de woning van de benadeelde is geweest of dat er sprake was van een legitieme zakelijke schuld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de verdachte en de medeverdachte niet van bedreigende aard was richting de benadeelde. Gezien het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot afpersing. Tevens is de in beslag genomen iPhone teruggegeven aan de verdachte, aangezien deze niet meer als bewijs kon dienen.

De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare getuigenverklaringen en de noodzaak voor de officier van justitie om voldoende bewijs te leveren voor een veroordeling. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing om de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/028229-20
Datum uitspraak: 30 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres 1] , [plaats 1] ,
verblijft op het adres: [adres 2] , [plaats 2] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 16 juli 2020. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Z. Nahar, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt - na de wijziging tenlastelegging - verweten dat hij, samen met anderen, op verschillende manieren heeft geprobeerd [persoon] af te persen voor een bedrag van € 250.000 in de periode van 1 november 2019 tot en met 30 januari 2020.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
Op 28 januari 2020 heeft [persoon] aangifte gedaan van bedreiging/afpersing en heeft onder meer het volgende verklaard. Hij is eigenaar van een transportbedrijf dat zich bezighoudt met internationale import en export van plastic ( [naam B.V.] ). In november 2019 hebben drie mannen voor zijn woning gestaan. Zij eisten dat hij zijn transportbedrijf beschikbaar zou stellen voor drugstransporten. Als [persoon] niet zou meewerken, zou hij een boete moeten betalen van € 250.000. Uit de aangifte volgt verder dat hij sindsdien meermalen is gebeld door een anoniem nummer. De mannen zijn ook meermalen bij hem thuis aan de deur geweest, waarbij een vuurwapen is getoond. In de avond van 28 januari 2020 heeft [persoon] bij de politie gemeld dat hij door een anoniem nummer is gebeld om naar de KFC in Rotterdam te komen om het geld af te leveren.
In de nacht van 29 op 30 januari 2020 om 01:37 uur zijn de beveiligingscamera’s van de woning van [persoon] met zwarte verf bespoten. De politie heeft op de camerabeelden waargenomen dat een onbekende persoon de camera’s bespuit en vervolgens bezig is met voordeur. Aan de voordeur is schade geconstateerd. Op 30 januari 2020 heeft de echtgenote van [persoon] bij de politie gemeld dat zij een tijd daarvoor is achtervolgd door mannen in een zwarte Volkswagen Golf. Eveneens op 30 januari 2020 heeft [persoon] WhatsApp-berichten ontvangen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] over betalen van geld. Onder begeleiding van de politie heeft [persoon] vervolgens met de gebruiker van [telefoonnummer 1] afgesproken dat [persoon] € 20.000 achterlaat in een Hyundai-busje op de parkeerplaats van de McDonalds in Leiderdorp. Op 30 januari 2020 om 22:58 uur heeft het observatieteam twee Volkswagen Golfs het parkeerterrein zien oprijden. Een persoon is uit de witte Volkswagen Golf gestapt, naar het Hyundai-busje gelopen en heeft de schuifdeur geopend. Op dat moment wordt de persoon door de politie aangehouden. Dat blijkt medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) te zijn. De witte Volkswagen Golf is vervolgens met hoge snelheid van het parkeerterrein afgereden. De bestuurder daarvan is even later op de oprit van de A4 richting Den Haag aangehouden. Dat blijkt verdachte te zijn.
[persoon] herkent [medeverdachte] later als één van de mannen die aan zijn deur zijn geweest. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] blijkt van [medeverdachte] te zijn. Op de Samsung telefoon van [medeverdachte] worden in de Telegram-app audio-opnames aangetroffen verzonden in de periode van 19 januari 2020 tot en met 30 januari 2020. De stem van de spraakberichten wordt door de politie herkend als de stem van verdachte. Op de audio-opnames wordt volgens de politie in bedreigende woorden gesproken over het incasseren van geld.
Uit onderzoek van de iPhone van verdachte komt naar voren dat hij gesprekken heeft gehad via Telegram met ‘ [bijnaam 1] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [medeverdachte] over het ophalen van geld bij de McDonalds in Leiderdorp. In de nacht van 29 op 30 januari 2020 heeft verdachte berichten van zijn vriendin ontvangen met de vraag waar hij is. Verdachte heeft daarop om 04:00 uur een audio-opname naar haar gestuurd met de ingesproken tekst: “
Hey schat, ik was met die lui meegegaan naar die vent toch?”.Uit mastgegevens is gebleken dat de telefoon van verdachte die nacht tussen 21:43 uur en 00:31 uur in Den Haag aanstraalt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij sinds de zomer van 2019 een zakelijk conflict heeft met [persoon] . Het zakelijke conflict gaat over twee containers met plastic uit Peru. Later heeft [medeverdachte] die verklaring aangepast en heeft hij verklaard dat de containers afkomstig waren uit Brazilië. [medeverdachte] heeft als tussenpersoon een bedrijf uit Brazilië en [persoon] met elkaar in contact gebracht. Het bedrijf uit Brazilië zou oud plastic leveren, dat [persoon] met winst zou kunnen doorverkopen in Venlo. [medeverdachte] zou commissie krijgen over de winst. [persoon] moest de kosten ter hoogte van € 70.000 overmaken aan het bedrijf in Brazilië. De containers zouden in augustus 2019 in Nederland zijn aangekomen. [persoon] zou de containers na vier tot zes weken hebben opgehaald en in Venlo hebben verkocht. [persoon] zou echter geen geld hebben overgemaakt naar het Braziliaanse bedrijf. [medeverdachte] zou nu in de problemen zitten, omdat het Braziliaanse bedrijf hem verantwoordelijk houdt voor deze kosten. [medeverdachte] heeft sindsdien geprobeerd het geld van [persoon] te krijgen. Hij heeft meerdere afspraken gehad met [persoon] bij de McDonalds, KFC en het [naam hotel] .
Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte] heeft geholpen met dit zakelijke conflict. Hij is samen met [medeverdachte] bij verschillende, vriendelijk verlopen besprekingen geweest met [persoon] bij de McDonalds, KFC en het [naam hotel] . In de nacht van 29 op 30 januari 2020 zou hij in [plaats 3] zijn geweest op zijn oude woonadres, [adres 3] .
[persoon] heeft tegenover de politie ontkend dat hij zaken heeft gedaan met verdachte en [verdachte] . Hij heeft verklaard dat hij de mannen niet kent en dat hij niemand geld schuldig zou zijn. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] desgevraagd verklaard dat hij de mannen inderdaad eerder heeft gesproken in de McDonalds en de KFC.
Uit douanegegevens volgt dat op 4 september 2019 een container met plastic ter waarde van
€ 22.716,08 vanuit Brazilië de Rotterdamse haven is binnengebracht. De container is na zes weken vrijgegeven, nadat het bedrijf van [persoon] , [naam B.V.] , de douanerechten heeft betaald.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde poging tot afpersing bewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit de stukken is niet gebleken dat er een legitieme, zakelijke schuld bestond. [medeverdachte] wil namelijk geen namen noemen van betrokken personen of bedrijven. Ook zijn er geen facturen overgelegd. Uit het dossier blijkt dat [persoon] onder druk is gezet door [medeverdachte] en verdachte om een geldbedrag af te staan. Uit de aangetroffen spraakberichten van verdachte op de telefoon van [medeverdachte] volgt dat dit op een dreigende manier is gegaan. Er wordt gesproken over ‘onder druk zetten’, ‘we pakken hem en hangen hem gelijk ondersteboven’, ‘we gaan gewoon dreigen’, ‘we moeten uitkijken dat hij niks opneemt’ en dat [medeverdachte] tegen [persoon] moet zeggen: ‘je moet gewoon betalen’ en ‘we komen naar je deur’. [medeverdachte] heeft WhatsApp-berichten gestuurd dat [persoon] moet betalen. Tot slot is voldoende aannemelijk dat beide verdachten in de nacht van 29 op 30 januari 2020 bij de woning van [persoon] zijn geweest. Verdachte zou volgens zijn verklaring die avond bij zijn oude woning in [plaats 3] zijn geweest. Verdachte heeft die nacht WhatsApp-contact met [medeverdachte] en wordt door een onbekend nummer gebeld rond het tijdstip van de poging tot inbraak. De vriendin van verdachte appt hem waar hij is. Om 04:00 uur ’s nachts stuurt hij terug dat hij met ‘met die lui meegegaan was naar die vent’. Uit politieonderzoek is, bij gebrek aan camerabeelden en taggegevens, niet naar voren gekomen dat verdachte in [plaats 3] was, maar ook niet dat hij daar niet was. Er zijn slechts mastgegevens beschikbaar tot 00:31 uur. Het zou kunnen dat verdachte daarna zijn telefoon heeft uitgezet of niet meer heeft gebruikt.
De nauwe en bewuste samenwerking blijkt uit de audio-berichten, de WhatsApp-berichten en het feit dat zij samen naar de Mc Donalds kwamen. In de berichten spreken verdachte constant over ‘we’, wat aangeeft dat zij samen betrokken zijn bij het geschil.
De officier van justitie acht onvoldoende bewijs aanwezig voor het tonen van het vuurwapen en het achtervolgen van de partner van [persoon] . Zij acht wel bewezen dat verdachte bij de woning is langsgegaan en [persoon] heeft afgeperst door hem te bedreigen. Weliswaar heeft [persoon] niet consequent verklaard, maar niettemin blijft het hiervoor genoemde deel van de bewezenverklaring wel overeind.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot afpersing. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Onvoldoende bewijs voor afpersing
Er is onvoldoende bewijs voor het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling of het gebruiken van geweld dan wel bedreiging met geweld voor het dwingen tot afgifte van € 250.000. Ten eerste blijkt nergens uit dat verdachte ooit bij de woning van [persoon] is geweest. De locatiegegevens van de telefoon van verdachte zijn niet verder onderzocht waar het gaat om de tijdstippen na 00:31 uur tijdens de betreffende nacht. Uit de analyse van de verkeersgegevens volgen ook geen locatiegegevens van verdachte op het tijdstip waarop de camera bij het huis van [persoon] is bespoten. Er zijn geen getuigen, camerabeelden of fotoherkenningen waaruit volgt dat verdachte hier in de nacht van 29 op 30 januari 2020 is geweest. Ten tweede is er geen ondersteunende getuigenverklaring, tekstbericht of spraakmemo waaruit volgt dat [persoon]
€ 250.000 zou moeten betalen en zijn bedrijf beschikbaar moet stellen voor drugstransporten. Ten derde spreekt alleen [persoon] over een vuurwapen. Dit komt niet terug in berichten of spraakmemo’s. Er zijn ook geen camerabeelden, bijvoorbeeld van de ontmoetingsplekken. Ten vierde volgt niet uit het dossier dat sprake is geweest van dreigende telefoongesprekken of berichten naar [persoon] . De berichten van [medeverdachte] naar [persoon] zijn niet dreigend, en verdachte heeft in het geheel geen berichten gestuurd naar [persoon] . Ten vijfde is niet door onderzoek bevestigd dat de vrouw van [persoon] is achtervolgd.
Uit het dossier volgt dat afspraken zijn gemaakt met [persoon] , die hij telkens niet is nagekomen, waardoor frustratie ontstond. Die frustratie komt ook terug in de spraakmemo’s en tekstberichten van verdachte. Het verhaal van verdachte, dat [persoon] zijn eigen verhaal heeft verzonnen en steeds met smoesjes komt om niet te betalen, wordt volledig bevestigd door [medeverdachte] . De verklaring van [medeverdachte] wordt vervolgens ook ondersteund door het proces-verbaal over de zending plastic uit Brazilië.
Onbetrouwbare aangifte
De verklaringen van [persoon] zijn onbetrouwbaar vanwege inconsistenties en in strijd met de overige bewijsmiddelen. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] verklaard over afspraken bij de KFC en McDonalds met verdachte en [medeverdachte] , terwijl hij daarover niet eerder bij de politie heeft verklaard. Ook zou [persoon] met zijn vrouw hebben gesproken over de bedreiging en het bezoek aan de McDonalds, terwijl zijn vrouw heeft verklaard van niks af te weten. [persoon] heeft verder verklaard verder dat hij geen zakelijk geschil had, maar er is wel degelijk een lading plastic vanuit Brazilië binnengekomen. [persoon] heeft vervolgens ontkend dat hij ook een andere telefoonnummer zou hebben, terwijl het contact [bijnaam 2] in de telefoon van [medeverdachte] door de politie aan [persoon] wordt gelinkt. Ten slotte heeft [persoon] geen betalingsbewijs van de container gestuurd naar de rechter-commissaris, terwijl hij dit wel had toegezegd.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. Zij zal uitleggen waarom.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [persoon] op belangrijke punten inconsistent zijn en op essentiële onderdelen tegenstrijdigheden bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [persoon] aantoonbaar niet de waarheid verklaard over eerdere contacten met verdachten en de telefoonnummers die hij gebruikt.
In zijn aangifte van 28 januari 2020 heeft [persoon] namelijk verklaard dat hij de personen die hem zouden afpersen niet kent en hen niet eerder heeft gezien. Echter, bij een nader verhoor bij de politie op 12 februari 2020 heeft [persoon] erkend dat hij met [medeverdachte] en verdachte een keer bij de McDonalds heeft afgesproken. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op
21 april 2020 zegt [persoon] vervolgens dat hij nog twee afspraken heeft gehad bij de KFC: een afspraak alleen met [medeverdachte] en een samenkomst waar [medeverdachte] en verdachte bij aanwezig waren. Bovendien heeft [persoon] , zowel bij de politie als bij rechter-commissaris, stellig ontkend dat hij gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 2] , dat in de telefoon van [medeverdachte] onder de naam ‘ [bijnaam 2] ’ staat opgeslagen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij meermalen contact heeft gehad met [persoon] op dit nummer. Uit onderzoek van de politie blijkt dat het nummer [telefoonnummer 2] ( [bijnaam 2] ) toebehoort aan [persoon] , omdat dit telefoonnummer veelvuldig bij de zendmast in de buurt van de woning van [persoon] aanstraalt. Ten slotte heeft [persoon] verklaard dat hij [medeverdachte] niet kent en pas in november 2019 voor het eerst in contact is gekomen met hem. Uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte] volgt dat hij al op 7 oktober 2019 telefonisch contact heeft gehad met [persoon] op zijn nummer [telefoonnummer 3] . Uit het onderzoek naar de iPhone van [persoon] is bovendien komen vast te staan dat op 28 en 29 januari 2020 via WhatsApp en iMessage contact is geweest met het telefoonnummer van [medeverdachte] , terwijl uit de aangifte van [persoon] volgt dat hij pas op 30 januari 2020 WhatsApp-berichten zou hebben gekregen van [medeverdachte] en voor
30 januari 2020 alleen anoniem werd gebeld.
Omdat de rechtbank de verklaringen van [persoon] op essentiële punten als hiervoor genoemd inconsistent en tegenstrijdig acht, is de aangifte onvoldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te gelden.
De rechtbank heeft sterke twijfels over de legitimiteit van het zakelijke geschil en zij krijgt de indruk dat zowel de verdachten als [persoon] niet het achterste van hun tong laten zien. Het gaat in deze zaak echter om de vraag of verdachte zich samen met [medeverdachte] en/of een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [persoon] . Uit het dossier volgt dat WhatsApp-contact is geweest tussen [medeverdachte] en [persoon] over het betalen van geld, maar dat was niet van bedreigende aard. In de onderlinge berichten tussen [medeverdachte] en verdachte worden wel uitspraken gedaan over het incasseren van geld, die mogelijk als bedreigend kunnen worden aangemerkt, maar deze berichten zijn niet naar [persoon] gestuurd. Het dossier bevat daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende (steun)bewijs om tot een veroordeling van verdachte voor dat feit te komen. De rechtbank zal verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs daarom van het ten laste gelegde vrijspreken.

4.Beslag

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De in beslag genomen iPhone (goednummer 5876202) moet worden verbeurd verklaard, omdat het strafbare feit met deze telefoon is gepleegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De in beslag genomen iPhone moet worden teruggegeven aan verdachte, omdat verdachte het ten laste gelegde feit niet heeft gepleegd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen Iphone moet worden teruggegeven aan verdachte, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
1. STK GSM
Apple iPhone
5876202
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 30 juli 2020.
[…]