ECLI:NL:RBAMS:2020:4825

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
13/028242-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot afpersing met bedreiging en onterecht gebruik van een mobiele telefoon

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing. De tenlastelegging betrof het afpersen van een persoon voor een bedrag van € 250.000 in de periode van 1 november 2019 tot en met 30 januari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de benadeelde, [persoon], inconsistenties en tegenstrijdigheden bevatte, waardoor de betrouwbaarheid van zijn verklaringen in twijfel werd getrokken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de poging tot afpersing. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte], werden als geloofwaardig beschouwd in het licht van de tegenstrijdige verklaringen van de aangever. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de poging tot afpersing. Daarnaast werd de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk BQ Aquarius onttrokken aan het verkeer, omdat het gebruik van dit type telefoon in het criminele circuit veel voorkomt. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van deze telefoon in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/028242-20
Datum uitspraak: 30 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres 1] ,
[plaats 1] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 16 juli 2020. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. Scheffer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt - na de wijziging tenlastelegging - verweten dat hij, samen met anderen, op verschillende manieren heeft geprobeerd [persoon] af te persen voor een bedrag van
€ 250.000 in de periode van 1 november 2019 tot en met 30 januari 2020.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
Op 28 januari 2020 heeft [persoon] aangifte gedaan van bedreiging/afpersing en heeft onder meer het volgende verklaard. Hij is eigenaar van een transportbedrijf dat zich bezighoudt met internationale import en export van plastic ( [naam B.V.] ). In november 2019 hebben drie mannen voor zijn woning gestaan. Zij eisten dat hij zijn transportbedrijf beschikbaar zou stellen voor drugstransporten. Als [persoon] niet zou meewerken, zou hij een boete moeten betalen van € 250.000. Uit de aangifte volgt verder dat hij sindsdien meermalen is gebeld door een anoniem nummer. De mannen zijn ook meermalen bij hem thuis aan de deur geweest, waarbij een vuurwapen is getoond. In de avond van 28 januari 2020 heeft [persoon] bij de politie gemeld dat hij door een anoniem nummer is gebeld om naar de KFC in Rotterdam te komen om het geld af te leveren.
In de nacht van 29 op 30 januari 2020 om 01:37 uur zijn de beveiligingscamera’s van de woning van [persoon] met zwarte verf bespoten. De politie heeft op de camerabeelden waargenomen dat een onbekende persoon de camera’s bespuit en vervolgens bezig is met de voordeur. Aan de voordeur is schade geconstateerd. Op 30 januari 2020 heeft de echtgenote van [persoon] bij de politie gemeld dat zij een tijd daarvoor is achtervolgd door mannen in een zwarte Volkswagen Golf. Eveneens op 30 januari 2020 heeft [persoon] WhatsApp-berichten ontvangen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] over het betalen van geld. Onder begeleiding van de politie heeft [persoon] vervolgens met de gebruiker van [telefoonnummer 1] afgesproken dat [persoon] € 20.000 achterlaat in een Hyundai-busje op de parkeerplaats van de McDonalds in Leiderdorp. Op 30 januari 2020 om 22:58 uur heeft het observatieteam twee Volkswagens Golf het parkeerterrein zien oprijden. Een persoon is uit de witte Volkswagen Golf gestapt, naar het Hyundai-busje gelopen en heeft de schuifdeur geopend. Op dat moment wordt de persoon door de politie aangehouden. Dat blijkt verdachte te zijn. De witte Volkswagen Golf is vervolgens met hoge snelheid van het parkeerterrein afgereden. De bestuurder daarvan is even later op de oprit van de A4 richting Den Haag aangehouden. Dat blijkt medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) te zijn.
[persoon] herkent verdachte later als één van de mannen die aan zijn deur zijn geweest. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] blijkt van verdachte te zijn. Op de Samsung-telefoon van verdachte zijn in de Telegram-app audio-opnames aangetroffen verzonden in de periode van
19 januari 2020 tot en met 30 januari 2020. De stem van de spraakberichten wordt door de politie herkend als de stem van [medeverdachte] . Op de audio-opnames wordt volgens de politie in bedreigende woorden gesproken over het incasseren van geld.
Uit onderzoek naar de iPhone van [medeverdachte] komt naar voren dat hij gesprekken heeft gehad via Telegram met ‘ [bijnaam 1] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van verdachte over het ophalen van geld bij de McDonalds in Leiderdorp. In de nacht van 29 op 30 januari 2020 heeft [medeverdachte] berichten ontvangen van zijn vriendin met de vraag waar hij is. [medeverdachte] heeft daarop om 04:00 uur een audio-opname naar haar gestuurd met de ingesproken tekst: “
Hey schat, ik was met die lui meegegaan naar die vent toch?”.Uit mastgegevens is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte] die nacht tussen 21:43 uur en 00:31 uur in Den Haag aanstraalt.
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds de zomer van 2019 een zakelijk conflict heeft met [persoon] . Het zakelijke conflict gaat over twee containers met plastic uit Peru. Later heeft verdachte die verklaring aangepast en heeft hij verklaard dat de containers afkomstig zijn uit Brazilië. Verdachte heeft als tussenpersoon een bedrijf uit Brazilië en [persoon] met elkaar in contact gebracht. Het bedrijf uit Brazilië zou oud plastic leveren, dat [persoon] met winst zou kunnen doorverkopen in Venlo. Verdachte zou commissie krijgen over de winst. [persoon] moest de kosten ter hoogte van € 70.000 overmaken aan het bedrijf in Brazilië. De containers zouden in augustus 2019 in Nederland zijn aangekomen. [persoon] zou de containers na vier tot zes weken hebben opgehaald en in Venlo hebben verkocht. [persoon] zou echter geen geld hebben overgemaakt naar het Braziliaanse bedrijf. Verdachte zat nu in de problemen, omdat het Braziliaanse bedrijf hem verantwoordelijk houdt voor deze kosten. Verdachte heeft sindsdien geprobeerd het geld van [persoon] te krijgen. Hij heeft verschillende afspraken gehad met [persoon] bij de McDonalds, KFC en het [naam hotel] . Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de nacht van 29 op 30 januari 2020 in de buurt van de woning van [persoon] is geweest. Hij is meegereden met iemand die naar de woning van [persoon] is gegaan om te praten over de geldproblemen. Verdachte is in de auto blijven zitten en heeft geen zicht gehad op de woning.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij verdachte heeft geholpen met dit zakelijke conflict. Hij is samen met verdachte bij verschillende, vriendelijk verlopen besprekingen geweest met [persoon] bij de McDonalds, KFC en het [naam hotel] . In de nacht van 29 op 30 januari 2020 was hij in [plaats 2] op zijn oude woonadres, [adres 2] .
[persoon] heeft tegenover de politie ontkend dat hij zaken heeft gedaan met verdachte en [medeverdachte] . Hij heeft verklaard dat hij de mannen niet kent en dat hij niemand geld schuldig zou zijn. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] desgevraagd verklaard dat hij de mannen inderdaad eerder heeft gesproken in de McDonalds en de KFC.
Uit douanegegevens volgt dat op 4 september 2019 een container met plastic ter waarde van
€ 22.716,08 vanuit Brazilië de Rotterdamse haven is binnengebracht. De container is na zes weken vrijgegeven, nadat het bedrijf van [persoon] , [naam B.V.] , de douanerechten heeft betaald.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde poging tot afpersing bewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit de stukken is niet gebleken dat er een legitieme, zakelijke schuld bestond. Verdachte wil namelijk geen namen noemen van betrokken personen of bedrijven. Ook zijn er geen facturen overgelegd. Uit het dossier blijkt dat [persoon] onder druk is gezet door verdachte en [medeverdachte] om een geldbedrag af te staan. Uit de aangetroffen spraakberichten van [medeverdachte] op de telefoon van verdachte volgt dat dit op een dreigende manier is gegaan. Er wordt gesproken over ‘onder druk zetten’, ‘we pakken hem en hangen hem gelijk ondersteboven’, ‘we gaan gewoon dreigen’, ‘we moeten uitkijken dat hij niks opneemt’ en dat verdachte tegen [persoon] moet zeggen: ‘je moet gewoon betalen’ en ‘we komen naar je deur’. Verdachte heeft WhatsApp-berichten gestuurd waarin hij schrijft dat [persoon] moet betalen. Tot slot is voldoende aannemelijk dat beide verdachten in de nacht van 29 op 30 januari 2020 bij de woning van [persoon] zijn geweest. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij die avond op verzoek van [medeverdachte] is meegereden ‘met mensen waaraan [persoon] nog geld schuldig was’ naar de woning van [persoon] . [medeverdachte] zou die avond bij zijn oude woning in [plaats 2] zijn geweest. [medeverdachte] heeft die nacht WhatsApp-contact met verdachte en wordt door een onbekend nummer gebeld rond het tijdstip van de poging tot inbraak. De vriendin van [medeverdachte] heeft [medeverdachte] geappt waar hij is. Om 04:00 uur ’s nachts heeft [medeverdachte] een bericht teruggestuurd dat hij met ‘met die lui meegegaan was naar die vent’. Uit politieonderzoek is, bij gebrek aan camerabeelden en taggegevens, niet naar voren gekomen dat [medeverdachte] in [plaats 2] was, maar ook niet dat hij daar niet was. Er zijn slechts mastgegevens beschikbaar tot 00:31 uur. Het zou kunnen dat [medeverdachte] daarna zijn telefoon heeft uitgezet of niet meer heeft gebruikt.
De nauwe en bewuste samenwerking blijkt uit de audio-berichten, de WhatsApp-berichten en het feit dat zij samen naar de Mc Donalds kwamen. In de berichten spreken verdachten constant over ‘we’, wat aangeeft dat zij samen betrokken zijn bij het geschil.
De officier van justitie acht onvoldoende bewijs aanwezig voor het tonen van het vuurwapen en het achtervolgen van de partner van [persoon] . Zij acht wel bewezen dat verdachte bij de woning is langsgegaan en [persoon] heeft afgeperst door hem te bedreigen. Weliswaar heeft [persoon] niet consequent verklaard, maar niettemin blijft het hiervoor genoemde deel van de bewezenverklaring wel overeind.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging afpersing. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ongeloofwaardig scenario aangever [persoon]
heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het ten laste gelegde uit zijn hoofd wil zetten. Dit is apart, aangezien in het scenario van [persoon] sprake lijkt te zijn grote en krachtige drugsorganisatie. In dat scenario zou het voor de hand liggen dat [persoon] ook nu nog bang zou zijn. Volgens het scenario van [persoon] zou hij hoofdzakelijk afgeperst zijn via WhatsApp. Als verdachte in de cocaïnehandel zou zitten en [persoon] tonnen afhandig zou willen maken, zou hij niet zo openlijk met [persoon] communiceren. De inhoud van de WhatsApp-berichten in het dossier laat bovendien zien dat verdachte [persoon] aanspreekt op het niet nakomen van zijn beloftes en afspraken. Een afperser spreekt niet over het terugbetalen van geld, maar maakt geld afhandig. In de berichten wordt niet gesproken over drugstransporten, een boete van € 250.000 of bedreigingen richting aangever. De officier van justitie verwijst naar de audio-opnames op de telefoon van verdachte, waarin dreigend zou zijn gesproken over het afhandig maken van geld. Deze audio-berichten waren tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en hebben [persoon] nooit bereikt. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] toegezegd een betalingsbewijs van de lading plastic uit Brazilië te overleggen, maar dat heeft hij niet gedaan. De schriftelijke verklaring die verdachte bij de raadkamerzitting van 16 maart 2020 heeft overgelegd, wordt bevestigd door latere onderzoeksresultaten. De lading plastic uit Brazilië en het vervoeren van het plastic naar Venlo is namelijk in lijn met de informatie die de douane later aan de politie verstrekt. Verdachte beschikt over deze informatie, omdat [persoon] en hij zaken deden.
Tegenstrijdige verklaringen aangever [persoon]
ontkent dat het telefoonnummer ‘ [bijnaam 2] ’ van hem is, terwijl dit nummer op basis van de zendmastgegevens aan [persoon] kan worden toegeschreven. Op 29 januari 2020, ná de aangifte, heeft nog WhatsApp audio-contact tussen [persoon] en verdachte plaatsgevonden via het nummer ‘ [bijnaam 2] ’, terwijl [persoon] ontkent contact te hebben gehad met verdachten. [persoon] stelt dat hij de politie heeft geïnformeerd over de lading uit Brazilië, maar verdachte was de enige die daarover heeft verteld. [persoon] zou op 28 januari 2020 anoniem zijn gebeld met de mededeling dat hij de volgende dag naar de KFC in Rotterdam moest gaan. Uit het onderzoek blijkt dat [persoon] zelf naar verdachte heeft gebeld; dat contact was niet anoniem. Daarnaast zou volgens [persoon] in november/december 2019 voor het eerst contact zijn geweest met de afpersers, maar uit telefoongegevens blijkt dat verdachte op 7 oktober 2019 al contact heeft gehad met [persoon] via het nummer ‘ [bijnaam 3] ’. Verdachte stelt bovendien dat eerder contact is geweest met het nummer ‘ [bijnaam 2] ’. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] pas verteld dat hij bij de KFC heeft afgesproken met verdachte, en hij wist niet waarom hij dit niet eerder aan de politie heeft verteld. Juist als [persoon] bang zou zijn geworden van dat gesprek, zoals hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard, is het opmerkelijk dat hij dat voorval niet heeft genoemd bij de politie. Vervolgens heeft [persoon] met zijn vrouw gebeld in de pauze van het verhoor bij rechter-commissaris om te vragen hoe vaak de mannen langs de deur waren gekomen, terwijl zijn vrouw eerder heeft verklaard niet te weten dat er mannen voor de deur hebben gestaan. Ook stelt [persoon] dat hij op advies van zijn vrouw naar de McDonalds zijn gegaan om er vanaf te zijn, terwijl eerder is gebleken dat zijn vrouw juist van niets af wist. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] het over twee bezoeken van de mannen, maar bij de politie heeft hij verklaard dat zij vijf tot zes keer aan zijn deur zijn geweest. Bij de politie heeft [persoon] verder verklaard dat hij de camerabeelden direct veilig zou stellen als een incident zich zou voordoen. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon] daarentegen verklaard niet te weten hoe de camera’s werken. Zijn vrouw zou volgens [persoon] zijn achtervolgd door een donkerblauwe en zwarte Golf. Volgens de verklaring van zijn vrouw bij de politie ging het slechts om één Golf. Tot slot heeft [persoon] bij de rechter-commissaris verklaard dat de ‘boete’ van € 75.000 naar € 50.000 zou zijn gegaan, terwijl hij eerst sprak over € 250.000.
De verdenking is enkel gebaseerd op de verklaringen van aangever, die als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door objectieve onderzoeksgegevens. Het aandringen op het nakomen van gemaakte afspraken is geen ‘dwingen’ in de zin van artikel 317 Wetboek van Strafrecht. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. Zij zal uitleggen waarom.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever [persoon] op belangrijke punten inconsistent zijn en op essentiële onderdelen tegenstrijdigheden bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [persoon] aantoonbaar niet de waarheid verklaard over eerdere contacten met verdachten en de telefoonnummers die hij gebruikt.
In zijn aangifte van 28 januari 2020 heeft [persoon] namelijk verklaard dat hij de personen die hem zouden afpersen niet kent en hen niet eerder heeft gezien. Echter, bij een nader verhoor bij de politie op 12 februari 2020 heeft [persoon] erkend dat hij met verdachte en [medeverdachte] een keer bij de McDonalds heeft afgesproken. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op
21 april 2020 zegt [persoon] vervolgens dat hij nog twee afspraken heeft gehad bij de KFC: een afspraak alleen met verdachte en een samenkomst waar verdachte en [medeverdachte] bij aanwezig waren. Bovendien heeft [persoon] , zowel bij de politie als bij rechter-commissaris, stellig ontkend dat hij gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 2] , dat in de telefoon van verdachte onder de naam ‘ [bijnaam 2] ’ staat opgeslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij meermalen contact heeft gehad met [persoon] op dit nummer. Uit onderzoek van de politie blijkt dat het nummer [telefoonnummer 2] ( [bijnaam 2] ) toebehoort aan [persoon] , omdat dit telefoonnummer veelvuldig bij de zendmast in de buurt van de woning van [persoon] aanstraalt. Ten slotte heeft [persoon] verklaard dat hij pas in november 2019 voor het eerst in contact is gekomen met verdachte. Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte volgt dat hij al op 7 oktober 2019 telefonisch contact heeft gehad met [persoon] op zijn nummer [telefoonnummer 3] . Uit het onderzoek naar de iPhone van [persoon] is bovendien komen vast te staan dat op 28 en 29 januari 2020 via WhatsApp en iMessage contact is geweest met het telefoonnummer van verdachte, terwijl uit de aangifte van [persoon] volgt dat hij pas op 30 januari 2020 WhatsApp-berichten zou hebben gekregen van verdachte en voor
30 januari 2020 alleen anoniem werd gebeld.
Omdat de rechtbank de verklaringen van [persoon] op essentiële punten als hiervoor genoemd inconsistent en tegenstrijdig acht, is de aangifte onvoldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te gelden.
De rechtbank heeft sterke twijfels over de legitimiteit van het zakelijke geschil en zij krijgt de indruk dat zowel de verdachten als aangever [persoon] niet het achterste van hun tong laten zien. Het gaat in deze zaak echter om de vraag of verdachte zich al dan niet samen met [medeverdachte] en/of een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [persoon] . Uit het dossier volgt dat WhatsApp-contact is geweest tussen verdachte en [persoon] over het betalen van geld, maar dat was niet van bedreigende aard. In de onderlinge berichten tussen verdachte en [medeverdachte] worden wel uitspraken gedaan over het incasseren van geld, die mogelijk als bedreigend kunnen worden aangemerkt, maar deze berichten zijn niet naar [persoon] gestuurd. Het dossier bevat daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende (steun)bewijs om tot een veroordeling van verdachte voor dat feit te komen. De rechtbank zal verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs daarom van het ten laste gelegde vrijspreken.

4.Beslag

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De in beslag genomen mobiele telefoon van het merk BQ Aquarius (goednummer 5876187) moet worden onttrokken aan het verkeer. De BQ Aquarius is een PGP-toestel. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type telefoon veel gebruikt wordt in het criminele circuit, zodat de versleutelde communicatie buiten beeld van politie en justitie blijft.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De mobiele telefoon van het merk BQ Aquarius wordt onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
onttrekking aan het verkeervan:
1
STK GSM
BQ Aquarius X2
5876187
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 30 juli 2020.
[…]