Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 augustus 2018;
- de akte overlegging producties van Hobo Holding;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 20 maart 2019, waarbij een comparitie van partijen voor een meervoudige kamer is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 september 2019 en de daarin genoemde stukken en opgenomen getuigenverklaringen;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie van 6 december 2019 en de daarin genoemde stukken en opgenomen getuigenverklaringen;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie van 9 juli 2020 en de daarin genoemde stukken en opgenomen getuigenverklaringen.
2.De feiten
high-end hi-fiapparatuur. Een organogram van de Hobo-Groep in de voor beoordeling van deze zaak relevante periode ziet er als volgt uit:
high-end hi-fiapparatuur importeerde en distribueerde. Bestuurders van Hobo, Hobo Holding en Retail Team waren de heren [bestuurder 1] en [bestuurder 2] . Enig bestuurder van Crea, Nederhold en Penhold was de heer [bestuurder 3] .
- de debiteur en/of kredietnemer en/of zekerheidgever naar het oordeel van de bank nalatig is in de (tijdige en/of behoorlijke) nakoming van of in strijd handelt met enige verplichting tegenover de bank (lid 2 sub a);
- de debiteur en/of kredietnemer en/of zekerheidgever zijn beroep of bedrijf gedeeltelijk (feitelijk) beëindigt of dreigt te beëindigen (lid 2 sub b);
- wanneer zich enige gebeurtenis, verandering of omstandigheid voordoet of voorzienbaar is, dat het zich zal kunnen voordoen, dat de debiteur en/of kredietnemer en/of de zekerheidgever tekort zal gaan schieten in de nakoming van enige verplichting van welke aard dan ook tegenover de bank (lid 2 sub j).
turn around. In die gesprekken gaf Rabobank Hobo c.s. te kennen dat het creëren van een positieve EBITDA (
Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization) noodzakelijk was, wilde Rabobank de financieringen continueren.
turn aroundte realiseren. Deze afspraken volgen uit een e-mailbericht van Rabobank aan Hobo c.s. van 11 juli 2014 waarop [naam 1] heeft gereageerd:
pre packmogelijk moest maken. Na afloop van deze bespreking heeft Hobo c.s. aan Rabobank in een e-mailbericht met als onderwerp “stille bewindvoerder” laten weten dat zij contact had gezocht met mr. C.G. Klomp (hierna: Klomp ), specialist op het gebied van stille bewindvoering.
3.Het geschil
4.De beoordeling
turn around. In die gesprekken gaf Rabobank Hobo c.s. te kennen dat het creëren van een positieve EBITDA noodzakelijk was, wilde Rabobank de financieringen continueren. Hierover zijn in april 2014 voor het eerst afspraken gemaakt waaraan Hobo c.s. zich heeft verbonden en deze afspraken zijn nadien enkele malen aangepast in verband met tegenvallende resultaten. Vast staat, zoals reeds opgemerkt, dat Hobo niet binnen de afgesproken EBITDA bandbreedtes is gebleven. Hobo c.s. wist in ieder geval vanaf juli 2014 dat Rabobank extra financiering eiste, dat Rabobank die niet zou verschaffen en dat Hobo c.s. – als zij het tij niet spoedig wist te keren – rekening moest houden met de mogelijkheid dat Rabobank de financieringen zou opzeggen. In de gesprekken met Rabobank werd voor Hobo c.s. ook duidelijk dat een
turn aroundalleen kans van slagen had als een derde partij substantieel in Hobo zou investeren. In het gesprek van 18 september 2014 heeft Rabobank (nogmaals) aan Hobo c.s. de suggestie gedaan om een nieuwe aandeelhouder aan te trekken. Tussen partijen is toen ook gesproken over een eventuele
pre packen de noodzaak voor Hobo c.s. van het inschakelen van juridische bijstand. Klomp is toen aangetrokken als specialist op dit gebied.
pre pack. Aan Hobo c.s. heeft Klomp te kennen gegeven dat een
pre pack“geen schijn van kans” maakte omdat de aandeelhouders betrokken zouden blijven. Op 9 oktober 2014 vond een conference call plaats tussen Klomp , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . In dat gesprek bracht [naam 3] in dat hij hoge kosten verwachtte voor de reorganisatie en vroeg hij aan [naam 1] hoe die kosten gefinancierd zouden worden. Ook deelde [naam 3] mee dat een gedwongen verkoop van de voorraad of een faillissement van Hobo mogelijk zou zijn, en dat Rabobank dacht aan beëindiging van de kredietrelatie. Daarop heeft [naam 1] toegezegd dat hij op korte termijn zijn voorstel voor een versnelde reorganisatie op papier zou zetten. Volgens Klomp is namens Rabobank in het gesprek van 9 oktober 2014 aan Hobo c.s. (vertegenwoordigd door [naam 1] en Klomp ) de vraag voorgehouden of het niet verstandiger was om “de stekker eruit te trekken en met de curator verder te onderhandelen”, maar vond [naam 1] dat niet nodig omdat hij geloof had in zijn reorganisatieplan. De kosten van het reorganisatieplan konden volgens [naam 1] worden gedekt door aantrekkelijke artikelen voor consumenten (“snoepjes”) aan te schaffen en daarmee klanten te trekken. Deze zouden worden gefinancierd door Crea. Ook zou een garantstelling van Crea voor de rente- en aflossingsverplichtingen van Hobo c.s. aan Rabobank kunnen worden afgegeven.
pre packwas uitgesloten. Rabobank heeft ten behoeve van de bijeenkomst van 16 oktober 2014 ook om “uitsluitsel” van de zijde van Hobo c.s. gevraagd.
U houdt mij voor dat standpunt van Rabobank is dat zij tot onmiddellijke opzegging zijn overgegaan omdat de heer [bestuurder] in het gesprek van 16 oktober zou hebben gezegd dat zij het bedrijf wilden beëindigen. U vraagt mij om een reactie. Zo zwart wit zou ik het niet willen stellen. Wij wilden ook gewoon stoppen. Het is niet zo dat de Rabobank de financiering heeft opgezegd omdat de [bestuurders] zei dat zij wilden stoppen.” en ook:
“Er was een ‘konijn uit de hoge hoed’ nodig om [die dag] niet tot een beëindiging van de financiering te komen.”
Die dag werd ons duidelijk dat Hobo inderdaad niet langer levensvatbaar was. U vraagt hoe wij tot deze conclusie kwamen. De betrokkenen hadden er gewoon geen vertrouwen meer in. Met de betrokkenen bedoel ik zowel de [bestuurders] als de aanwezigen aan de zijde van de bank. We waren het er allemaal over eens dat de [bestuurders] beter geen geld meer in de onderneming kon stoppen.” en ook “
Ergens tijdens de bespreking hebben we, alle aanwezigen, de conclusie getrokken dat dit plan geen zin had. We zijn in de bespreking vrij snel tot dit standpunt gekomen. Er was aan beide zijden van tafel geen draagvlak meer om door te gaan.” De rechtbank hecht grote waarde aan zijn verklaring, nu hij bij de afloop van deze procedure geen belang lijkt te hebben en hij over het eerder besproken punt (zie 4.12 en 4.13) zonder aarzeling ten nadele van Rabobank heeft verklaard. Klomp heeft niet zozeer verklaard over een gezamenlijke conclusie van partijen, maar onderschrijft (impliciet) wel dat de bespreking, zoals gezegd, slechts de eerder genoemde conclusie openliet. Zo heeft hij verklaard: “
Hobo had geen plan B voor zover mij bekend voor het geval het reorganisatieplan van [naam 1] voor de bank niet acceptabel zou zijn”en
“als ik advocaat van Hobo zou zijn geweest [zou] ik meerdere mogelijkheden […] willen hebben om deze zaak op te lossen.”