7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel, aangeefster [persoon], door haar hard te stompen in haar rug, te slaan in haar gezicht en hard tegen een deur te duwen. Ook heeft hij geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met zijn vuist in haar gezicht te slaan, een vaas tegen haar gezicht te slaan, een brandende sigaret tegen haar wang te drukken en tegen haar zij te schoppen. Aangeefster heeft hierdoor letsel opgelopen, dat veel ernstiger had kunnen zijn. De persoonlijke integriteit van het slachtoffer is ernstig aangetast door deze gedragingen van verdachte.
De rechtbank houdt er in het nadeel van verdachte rekening mee dat hij blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 27 augustus 2020 eerder is veroordeeld voor mishandeling van zijn toenmalige partner. Voor deze veroordeling liep verdachte bovendien nog in een proeftijd en dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van het psychologisch onderzoek betreffende verdachte van 25 februari 2020, opgemaakt en ondertekend door drs. R. Zwaan, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in, verkort en zakelijk weergegeven:
Bij verdachte is sprake van een depressie, een matige stoornis in alcoholgebruik en een posttraumatische stressstoornis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedden dit. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op gewelddadig gedrag en op het aanbrengen van ernstig lichamelijk letsel wordt als matig ingeschat en het risico op acuut dreigend geweld wordt als laag ingeschat. Om het recidivegevaar te beperken, is abstinentie van alcoholgebruik en behandeling van de alcoholafhankelijkheid van verdachte noodzakelijk. Om zijn afhankelijkheid van alcohol te verminderen, is behandeling van het in het verleden ondergane psychotrauma noodzakelijk. Geadviseerd wordt verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden dat hij zich onder toezicht van de reclassering zal stellen en dat hij meewerkt aan een ambulante behandeling, waarin doelstellingen moeten zijn het verminderen/opheffen van zijn alcoholafhankelijkheid en behandeling van de in het verleden doorstane traumatische ervaring.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Reclasseringsadvies van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering van 12 maart 2020, waarin de reclassering zich conformeert aan het advies in bovengenoemd Pro Justitia rapport en adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering (na afspraak), een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Ter terechtzitting heeft de deskundige H. Blom, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, in aanvulling op het reclasseringsrapport als bijzondere voorwaarde tevens een contactverbod geadviseerd.
De rechtbank onderschrijft de conclusies in voorgaande rapporten en zal de gegeven adviezen opvolgen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en om zijn behandeling en begeleiding zeker te stellen, zal de rechtbank hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opleggen, met een proeftijd van drie jaren, welke periode de rechtbank nodig acht nu het om huiselijk geweld gaat. Daarbij zal de rechtbank de in het reclasseringsrapport en ter zitting geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Het geadviseerde contactverbod zal, conform de eis van de officier van justitie, worden opgelegd voor de duur van drie maanden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten aangeefster [persoon].
Ter zitting is gebleken dat er recentelijk wederom een conflict heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.