ECLI:NL:RBAMS:2020:4755

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
8587786 CV EXPL 20-10765
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een velgencentrum voor schade door onjuist geplaatste velgen

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.C.M. Suijkerbuijk, een schadevergoeding van gedaagde sub 1, een velgencentrum, voor kosten die voortvloeiden uit het verkeerd plaatsen van niet-originele BMW-velgen op zijn auto. Eiser had op 19 november 2019 een set velgen met winterbanden gekocht bij gedaagde sub 1, die deze op dezelfde dag op de auto plaatste met behulp van centreerringen. Na enkele dagen meldde eiser dat de auto een foutmelding gaf over ontbrekende TPMS-sensoren. Eiser stemde in met een aanbod van gedaagde sub 1 om deze sensoren door een zakenrelatie te laten installeren. Later bleek dat de wielen niet correct op de naaf zaten, wat leidde tot trillingen bij het remmen. Eiser liet de auto nakijken door een erkende BMW-dealer, die constateerde dat de wielen niet goed waren geplaatst door de gebruikte centreerringen en imitatiewielen. Eiser vorderde schadevergoeding voor de kosten van herstel, die door de dealer in rekening waren gebracht, en stelde dat gedaagde sub 1 aansprakelijk was op grond van artikel 7:18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde sub 1 als verkoper/professioneel bedrijf aansprakelijk was voor de gebrekkige afgeleverde zaak. De rechter concludeerde dat eiser niet eerst gedaagde sub 1 een kans had gegeven om het gebrek te herstellen, wat zijn recht op schadevergoeding beïnvloedde. Uiteindelijk werd gedaagde sub 1 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 715,75 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en € 107,36 aan buitengerechtelijke kosten, evenals een deel van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 29 september 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8587786 CV EXPL 20-10765
vonnis van: 29 september 2020 (bij vervroeging)

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk (De Rechtsagent B.V.)
t e g e n

1. [gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2]

3. [gedaagde sub 3]

4. [gedaagde sub 4]

sub 1 gevestigd te [vestigingsplaats] ,
sub 2 tot en met 4 wonende te [woonplaats] ,
gedaagden
nader te noemen: [gedaagde sub 1]
zelfprocederend bij [gedaagde sub 3]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 4 juni 2020 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2020. [eiser] is verschenen vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde sub 1] is verschenen bij [gedaagde sub 3] . en [gedaagde sub 2] . Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Op 19 november 2019 heeft [eiser] een set niet originele BMW-velgen met winterbanden bij [gedaagde sub 1] gekocht, die deze dezelfde dag op de auto van [eiser] plaatst.
1.2.
Bij de plaatsing van de wielen zijn centreerringen gebruikt om de universele velgen naadloos te laten aansluiten op de wielnaaf.
1.3.
Na enkele dagen heeft [eiser] contact opgenomen met [gedaagde sub 1] , omdat de auto een melding gaf dat de TPMS bandenspanningssensoren ontbraken.
1.4.
[eiser] heeft ingestemd met het aanbod van [gedaagde sub 1] om de TPMS-sensoren tegen kostprijs en dichter bij huis door een zakenrelatie van [gedaagde sub 1] , [naam zakenrelatie] (hierna: [naam zakenrelatie] ), te laten installeren. Hiervoor is een afspraak gemaakt op 28 november 2019.
1.5.
Op 26 november 2019 heeft [eiser] [gedaagde sub 3] telefonisch laten weten dat een aantal wielbouten loszat. [naam zakenrelatie] heeft op 28 november 2019 de sensoren geplaatst en de bouten aangedraaid. Op verzoek van [eiser] heeft [naam zakenrelatie] ook de velgen en bouten gecontroleerd en laten weten dat deze in orde zijn.
1.6.
Op 30 januari 2020 heeft [eiser] de auto, die begon te trillen bij het remmen, laten nakijken door [naam dealer] , erkend BMW-dealer (hierna: [naam dealer] ). [naam dealer] heeft op de werkbon genoteerd:
Na rembl. + schijven voor vervanging geconstateerd dat wielen niet correct op de naaf aanliggen door aftermarket centreeringen + imitatiewielen. Cent. Ring LV (links voor, ktr) randje van ring afgesneden omdat wiel LV er al niet op wilde. Dit is ook de reden dat schijf lv krom is! Advies originele wielen zonder centr. Ringen monteren.
1.7.
[naam dealer] heeft de remblokken en – schijven vervangen en deze werkzaamheden bij factuur van 24 februari 2020 voor een bedrag van € 1.013,05 bij [eiser] in rekening gebracht die deze factuur heeft voldaan.
1.8.
[eiser] heeft bij brief van 3 februari 2020 [gedaagde sub 1] aansprakelijk gehouden voor de door hem geleden schade (nota van [naam dealer] ) en verzocht deze aan hem te voldoen.
1.9.
[gedaagde sub 1] heeft de aansprakelijkstelling van de hand gewezen waarop [eiser] zijn incassogemachtigde heeft ingeschakeld die [gedaagde sub 1] bij brief van 31 maart 2020 tot betaling van de schade verhoogd met kosten heeft gesommeerd.

Vorderingen verweer

2. [eiser] vordert dat [gedaagde sub 1] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 1.013,05 aan hoofdsom;
b. € 183,87 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 3,65 aan wettelijke rente, berekend tot 22 april 2020;
d. de wettelijke rente over € 1.013,05 vanaf 23 april 2020 tot aan de voldoening;
e. de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat [gedaagde sub 1] gehouden is de schade te voldoen die door het gebruik van verkeerde centreerringen en/of het verkeerd plaatsen daarvan is ontstaan. De gekochte zaak voldoet namelijk niet aan de overeenkomst en/of de installatie is ondeugdelijk uitgevoerd. Dat laatste wordt gelijkgesteld aan een gebrek waarvoor [gedaagde sub 1] op grond van artikel 7:18 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk is. De gevorderde schade bestaat uit de onderzoeks- en herstelkosten als door [naam dealer] in rekening gebracht (zie 1.7). Doordat [gedaagde sub 1] niet tot betaling van de schade is overgegaan, moest [eiser] zijn incassogemachtigde inschakelen en heeft hij buitengerechtelijke kosten gemaakt die ook voor rekening komen van [gedaagde sub 1] . Gelet op het verzuim, is [gedaagde sub 1] de gevorderde wettelijke rente verschuldigd, aldus [eiser] .
4. Het verweer van [gedaagde sub 1] wordt hierna bij de beoordeling besproken.

Beoordeling

5. Bij de koop heeft [eiser] als koper/consument en [gedaagde sub 1] als verkoper/professioneel bedrijf gehandeld, zodat sprake is van een consumentenkoop waarop de daarvoor geldende wettelijke bepalingen op de overeenkomst van toepassing zijn.
6. In artikel 7:17 lid 1 BW is bepaald dat een afgeleverde (gekochte) zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Uit artikel 7:17 lid 2 BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag in ieder geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Als de zaak deze eigenschappen niet bezit kan de koper in beginsel onder meer herstel van de afgeleverde zaak eisen. Indien de verkoper niet in staat is gebleken om de zaak binnen een redelijke termijn na schriftelijke aanmaning te herstellen dan kan de koper in geval van consumentenkoop op de voet van artikel 7:21 lid 6 BW het herstel op kosten van de verkoper door een derde laten verrichten.
7. Uit de bevindingen van [naam dealer] is naar voren gekomen dat de wielen niet correct op de naaf zitten door het gebruik van niet originele velgen en ‘after-market’ centreerringen, waarbij een randje van de ring is afgesneden om deze passend te maken (zie 1.6). Met het betoog van [gedaagde sub 1] dat zij dagelijks deze werkzaamheden secuur verricht en nog nooit heeft meegemaakt dat bouten zijn losgekomen, heeft zij de bevindingen van [naam dealer] onderbouwd met foto’s niet weerlegd. [gedaagde sub 1] heeft verder aangevoerd dat niet correct geplaatste centreerringen door [naam zakenrelatie] zouden zijn opgemerkt, maar zij heeft haar standpunt op dit punt niet nader (met bijvoorbeeld een verklaring van [naam zakenrelatie] ) onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] niet weersproken dat [naam zakenrelatie] alleen de velgen heeft gecontroleerd, bouten heeft aangedraaid en sensoren heeft geplaatst. Dat zij ook de centreerringen heeft geïnspecteerd is gesteld noch gebleken. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook voldoende komen vast te staan dat er sprake is van een gebrekkig product. Het gebrek heeft zich binnen zes maanden na aankoop geopenbaard, zodat wordt vermoed dat de (plaatsing van de) velgen met centreerringen op het moment van de koop niet aan de overeenkomst beantwoordde. In plaats van herstel of vervanging van het product vordert [eiser] thans de kosten van herstel door een derde ( [naam dealer] ). Krachtens het bepaalde in artikel 7:21 lid 6 BW dient dat vooraf te worden gegaan door een schriftelijke aanmaning aan de verkoper waarbij hem de gelegenheid wordt geboden het gebrek binnen een redelijke termijn te herstellen teneinde alsnog volledig aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen. [eiser] is, toen de klacht zich op 30 januari 2020 openbaarde, direct naar [naam dealer] gereden en heeft na de bevindingen van [naam dealer] ervoor gekozen het gebrek door haar te laten herstellen in plaats van eerst [gedaagde sub 1] een schriftelijke aanmaning te sturen en haar een redelijke termijn te geven voor herstel. [eiser] heeft door zijn handelwijze [gedaagde sub 1] de mogelijkheid ontnomen om zelf te constateren of inderdaad sprake is van een gebrek en om, als dit het geval is, het herstel zelf (doorgaans goedkoper) uit te voeren. Dit is ook van belang, omdat [naam zakenrelatie] in de tussentijd zoals [gedaagde sub 1] ter zitting heeft verklaard, ‘aan de banden heeft gezeten’. Daarbij merkt de kantonrechter op dat onvoldoende is onderbouwd dat de eerdere klacht uit november 2019 (ontbreken van de TPMS sensoren en loszittende/ontbrekende bouten) terug te voeren is tot hetzelfde gebrek, temeer omdat [naam zakenrelatie] deze klacht heeft verholpen en [eiser] daarna nog ruim twee maanden met de auto heeft gereden.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de kantonrechter reden de nota van [naam dealer] te matigen en de kosten voor
‘diagnose/oplossen trillen remmen (€ 170,10)’en
‘extra tijd ivm slingering meten en wielen control (€ 75,60)’ voor rekening van [eiser] te laten. Dat betekent dat een bedrag van € 591,53 exclusief btw en € 715,75 inclusief btw aan hoofdsom met wettelijke rente daarover vanaf datum dagvaarding toewijsbaar is.
9. De door [eiser] gevorderde en verder niet betwiste buitengerechtelijke kosten worden over het toegewezen bedrag aan hoofdsom berekend naar het voor kantonzaken gebruikelijke tarief. Dat betekent dat een bedrag van € 107,36 aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar is.
10. [gedaagde sub 1] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld met dien verstande dat de kantonrechter aanleiding ziet deze te matigen tot 70% (naar rato van het aan hoofdsom toegewezen bedrag). Dit betekent dat een bedrag van € 485,68 aan proceskosten wordt toegewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan [eiser] van:
- € 715,75 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot aan de voldoening;
- € 107,36 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op 70% van:
-griffierecht: € 236,00
-kosten dagvaarding: € 217,83
-salaris gemachtigde: € 240,00
--------------
Totaal: € 693,83 waarvan 70% is
€ 485,68.
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
III. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.