ECLI:NL:RBAMS:2020:4754

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
13/728019-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de strafzaak tegen verdachte in verband met brandstichting bij het Telegraafgebouw

Op 28 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte in het kader van het politieonderzoek 13Puurs, dat betrekking heeft op brandstichting bij het Telegraafgebouw op 26 juni 2018. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek ter terechtzitting op 9 maart, 16 en 19 juni 2020, waarbij de verdachte niet aanwezig was maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman. De officieren van justitie, mrs. B.C. Niks en Z. Trokic, hebben gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, waaronder het (mede)plegen van brandstichting en opzetheling van een Audi. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting en dat de telecomgegevens onvoldoende waren om zijn opzet te bewijzen. De verdachte is vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast is de benadeelde partij, Mediahuis NL BV, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte voor eigen rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728019-19
Datum uitspraak: 28 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2020 en 16 en 19 juni 2020. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 28 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. B.C. Niks en Z. Trokic [1] , en van wat de raadsman van verdachte, mr. M.L. van Gaalen, naar voren heeft gebracht. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Hij heeft zijn raadsman uitdrukkelijk gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.

2.Inleiding

2.1
Megazaak, politieonderzoek en verdachten
Deze zaak vloeit voort uit het politieonderzoek 13Puurs.
Het onderzoek 13Puurs ziet – kort samengevat – op het teweeg brengen van een ontploffing dan wel brandstichting bij/in het gebouw waarin Mediahuis NL BV, voorheen Telegraaf Media Groep BV, is gevestigd (hierna: Telegraafgebouw) en daarmee samenhangende feiten.
In het onderzoek 13Puurs zijn (onder meer) de volgende personen als verdachte in beeld gekomen:
- [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] );
- [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] );
- [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] );
- [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] );
- [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] );
- [verdachte] (hierna: verdachte).
De zaken tegen de hiervoor genoemde verdachten zijn door de rechtbank als een zogenoemde megazaak behandeld. Daarbij zijn ook de zaken tegen nog eens vijf verdachten in een aanverwant politieonderzoek (26Wheeling) behandeld. Verdachte [verdachte] is in dat onderzoek niet als verdachte in beeld gekomen.
2.2
Beschuldiging tegen verdachte
Verdachte wordt naar aanleiding van het onderzoek 13Puurs beschuldigd van twee strafbare feiten:
(mede)plegen van het teweeg brengen van een ontploffing dan wel brandstichting bij/in het Telegraafgebouw op 26 juni 2018 (primair) dan wel medeplichtigheid daarbij/daartoe in de periode van 25 juni 2018 tot en met 26 juni 2018 (subsidiair);
(mede)plegen van opzetheling dan wel schuldheling van een Audi in de periode van 26 juni 2018 tot en met 27 juni 2018.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft oplegging van een gevangenisstraf van drieënhalf jaar, met aftrek van voorarrest, met afgifte van een bevel gevangenneming gevorderd.

5.Vrijspraak

De rechtbank acht, met de raadsman, geen van de ten laste gelegde feiten bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten, die ook niet worden betwist.
Op 26 juni 2018 even voor 4 uur ’s nachts rijdt een Volkswagen Caddy (hierna: de Caddy) tot tweemaal toe tegen de pui van het Telegraafgebouw. Een man stapt uit de Caddy, opent de achterdeur van de auto en gooit iets naar binnen. Hierdoor vliegt de Caddy in brand. De brand slaat over naar het Telegraafgebouw en goederen in het gebouw. Door die brand, en doordat de Caddy door de centrale toegangspui het gebouw deels binnen is gereden, ontstaat forse schade. Op het moment van de brand is één beveiliger in het gebouw aanwezig. Hij ziet de gebeurtenissen via camerabeelden en slaat direct alarm, maar raakt niet gewond.
De Caddy blijkt een paar dagen eerder, in de nacht van 22 juni 2018, te zijn gestolen uit de Saaftingestraat in Amsterdam. Op de camerabeelden van de momenten kort voor de brand op 26 juni 2018 is te zien dat de Caddy komt aanrijden over de Basisweg. Vóór de Caddy rijdt dan een zwarte auto, die het fietspad oprijdt en daar met gedoofde lichten blijft staan. De Caddy komt er naast staan. Er lijkt even contact te zijn tussen de beide bestuurders en daarna rijdt de Caddy het terrein van de Telegraaf op. Nadat de bestuurder van de Caddy de auto in brand heeft gestoken, rent hij naar de zwarte auto en stapt in aan de passagierskant. De zwarte auto rijdt weg.
Die zwarte auto blijkt een Audi te zijn, die op dat moment het kenteken [kenteken] draagt. Diezelfde Audi wordt de volgende nacht (27 juni 2018) uitgebrand aangetroffen op een parkeerplaats aan de Noordkaperweg in Amsterdam Noord. De Audi is een Audi RS5 en is in maart van dat jaar gestolen in Woerden. Uit het politieonderzoek dat direct na de brand start, blijkt dat de Audi kort tevoren, op 18 en 19 juni 2018, in België is geweest en in de avond van 25 juni 2018 vanuit Breda naar Amsterdam wordt gereden.
Identiteit van de daders; aard van het bewijsmateriaal
Verdachte ontkent dat hij wist dat de auto (de Audi RS5) die hij met medeverdachte [medeverdachte 5] in Breda ging halen was gestolen en ontkent voorts iedere wetenschap van of betrokkenheid bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw.
Het onderzoek 13Puurs heeft geen direct bewijs opgeleverd over de identiteit van degenen die verantwoordelijk zijn voor de brandstichting bij het Telegraafgebouw, de diefstal van de Caddy en het in brand steken van de Audi in Amsterdam Noord. Op de Caddy, de Audi en bij het gebouw van de Telegraaf is geen forensisch bewijs gevonden, zoals vingerafdrukken of DNA, dat valt te herleiden tot een bepaalde verdachte. De getuigen die zijn gehoord hebben niemand herkend en geen namen genoemd, en het is niet mogelijk gebleken aan de hand van de beschikbare camerabeelden vast te stellen wie de bestuurder van de Caddy is. De diefstal van de Caddy en de brandstichting in de Audi zijn niet gefilmd.
Wel heeft het politieonderzoek veel indirecte informatie opgeleverd, bijvoorbeeld in de vorm van telecomgegevens, gegevens van peilbakens, afgeluisterde telefoongesprekken en camerabeelden. Veel van die informatie is afkomstig uit het onderzoek 26Wheeling, dat al enige maanden liep toen het onderzoek 13Puurs startte.
Identiteit van de daders; conclusies van de officier van justitie
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en verdachte worden door de officier van justitie als medeplegers verantwoordelijk gehouden voor de brandstichting bij het Telegraafgebouw op 26 juni 2018. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden daarnaast verantwoordelijk gehouden voor het medeplegen van de diefstal van de Caddy op 22 juni 2018, die is gebruikt bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw. Voor het op 27 juni 2018 in brand steken van de Audi RS5, zijnde de vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw, worden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] als medeplegers verantwoordelijk gehouden. [medeverdachte 5] en verdachte worden door de officier van justitie verantwoordelijk gehouden voor het medeplegen van opzetheling van de Audi op 25 juni 2018, voorafgaand aan de brandstichting bij het Telegraafgebouw. De officier van justitie komt tot die conclusies op basis van zijn uitleg van de onderzoeksgegevens. Die uitleg is door de officier van justitie ook in de vorm van een audiovisuele presentatie op zitting getoond. Daarin zijn conclusies getrokken over de toedracht, die de officier van justitie op basis van de samenhang tussen de onderzoeksresultaten aannemelijk vindt.
Identiteit van de daders; de beoordeling door de rechtbank in de zaak tegen verdachte
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie veel van zijn conclusies baseert op telecomgegevens. In dat verband is van belang dat, met uitzondering van [medeverdachte 4] , de verdachten in 13Puurs niet betwisten dat zij gebruik hebben gemaakt van de telefoonnummers die de politie aan hen heeft toegeschreven. De rechtbank vindt dat de politie voldoende heeft onderbouwd dat [medeverdachte 4] inderdaad de gebruiker is van het aan hem toegeschreven telefoonnummer eindigend op [nummer] . De rechtbank gaat dan ook uit van die toeschrijvingen.
Uit die telecomgegevens volgt onder meer dat verdachte en [medeverdachte 5] in de avond van 25 juni 2018 samen naar Breda zijn gereden. Verdachte en [medeverdachte 5] hebben dit ook bevestigd in hun verklaringen. [medeverdachte 5] is vervolgens met een Audi van Breda naar Amsterdam gereden en verdachte heeft de auto waarmee zij samen naar Breda zijn gegaan terug naar Amsterdam gereden. Volgens [medeverdachte 5] zou de Audi tussen 25 juni 2018 23:00 uur en 26 juni 2018 01:00 uur door hem in Amsterdam bij Sloterdijk zijn neergezet. De Audi, die door [medeverdachte 5] naar Amsterdam is gereden, blijkt later de Audi te zijn die in de vroege ochtend van 26 juni 2018 als vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw is gebruikt en in de vroege ochtend van 27 juni 2018 in brand is gestoken. Dat deze Audi een belangrijke rol speelt bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw staat buiten kijf. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [medeverdachte 5] en/of verdachte op dat moment nog betrokken waren bij de Audi. Evenmin kan worden vastgesteld dat zij wisten waar de Audi voor gebruikt zou worden.
De officier van justitie ziet dat anders en vindt vooral de contacten die [medeverdachte 5] en verdachte met andere verdachten hebben, belastend. Zo heeft hij er op gewezen dat [medeverdachte 5] gedurende de avond van 25 juni 2018 tijdens het ophalen van de Audi meerdere malen contact heeft met [medeverdachte 2] . Verder wijst hij erop dat de telefoons van [medeverdachte 5] en verdachte kort na 01:00 uur in de nacht van 26 juni 2018 uitpeilen bij een zendmast op het Osdorpplein in Amsterdam. Op dat moment peilen ook de telefoons in gebruik bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uit bij diezelfde zendmast. Ook [medeverdachte 4] plaatst de politie op grond van gegevens van de telefoon die zij aan hem toeschrijven, op dat moment bij het Osdorpplein. Op grond van deze onderzoeksbevindingen acht de rechtbank het goed mogelijk dat deze verdachten elkaar daar toen hebben ontmoet en gesproken, maar dat staat voor de rechtbank niet vast. De meeste van deze verdachten wonen immers in de directe omgeving van de betreffende zendmast. Maar ook als er vanuit wordt gegaan dat een ontmoeting tussen de verdachten heeft plaatsgevonden, kan de rechtbank niet vaststellen wat er dan zou zijn besproken.
Verder blijkt nog van SMS-contact tussen [medeverdachte 3] en verdachte kort vóór 01:00 uur, waarbij het gaat over ‘achter elkaar aanrijden’ en een SMS van [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 2] enkele minuten voordat de Caddy tegen het gebouw van de Telegraaf aan rijdt. Zijn boodschap dan is: ‘Yoo als je met die andere bent bel me ben spits gewoon.’ De rechtbank vindt deze gegevens, ook in samenhang bezien met de andere informatie uit het dossier, niet voldoende om te kunnen vaststellen dat [medeverdachte 5] en verdachte wisten waar de Audi voor gebruikt zou worden.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de Audi als vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw zou worden gebruikt, kan het voor zowel medeplegen als medeplichtigheid vereiste opzet niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte dus vrij van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank leidt uit de omstandigheden waaronder de Audi in Breda wordt opgehaald en de inhoud van de contacten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] wel af dat [medeverdachte 5] wist dat het hier geen gewoon ritje betrof, en wist dat de Audi van misdrijf afkomstig was. Dat de Audi van misdrijf afkomstig was, volgt uit het onderzoek dat wordt verricht na het aantreffen van de uitgebrande Audi. Ten aanzien van verdachte kan worden vastgesteld dat hij met [medeverdachte 5] naar Breda is gereden. Over zijn betrokkenheid bij het ophalen en de overdracht van de Audi in Breda en het wegbrengen van de Audi naar Amsterdam, biedt het dossier nauwelijks nadere informatie. Wel heeft [medeverdachte 5] verklaard dat hij en verdachte afzonderlijk van elkaar vanuit Breda naar Amsterdam zijn teruggereden. Dat verdachte de Audi eigenhandig heeft verworven of voorhanden heeft gehad, kan de rechtbank niet vaststellen. Ook voor de conclusie dat zijn rol zodanig was dat hij de Audi als medepleger, in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 5] (en/of [medeverdachte 2] , aan wie deze heling overigens niet ten laste is gelegd), voorhanden heeft gehad, biedt het dossier geen aanknopingspunten. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat verdachte, net als [medeverdachte 5] , contact heeft gehad met [medeverdachte 2] over het ophalen van de Audi. De rol van verdachte, die naar het oordeel van de rechtbank toch wel zijn twijfels moet hebben gehad over de gang van zaken bij het ophalen van de Audi en daarmee over de legale herkomst van de Audi, zou hooguit die van medeplichtige bij de heling door [medeverdachte 5] (en [medeverdachte 2] ) kunnen zijn geweest. Dat is echter niet aan hem ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte dus ook vrij van de onder 2 ten laste gelegde heling van de Audi.

6.Benadeelde partij Mediahuis NL BV niet-ontvankelijk (feit 1)

De benadeelde partij Mediahuis NL BV (voorheen Telegraaf Media Groep BV) vordert € 205.443,12 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart Mediahuis NL BV (voorheen Telegraaf Media Groep BV) niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2020.

Voetnoten

1.In het vervolg zullen zij gezamenlijk worden aangeduid als ‘de officier van justitie’.