ECLI:NL:RBAMS:2020:4753

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
13/728004-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting bij het Telegraafgebouw en opzetheling van een Audi

Op 28 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van (mede)plegen van brandstichting bij het Telegraafgebouw en opzetheling van een Audi. De zaak is voortgekomen uit het politieonderzoek 13Puurs, dat zich richtte op een ontploffing en brandstichting bij het Telegraafgebouw op 26 juni 2018. Tijdens de zittingen op 9 maart, 16 juni en 19 juni 2020 is het onderzoek gevoerd, waarbij de verdachte niet zelf aanwezig was maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. N. Hendriksen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de brandstichting, maar wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de Audi RS5. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met [medeverdachte 2], de Audi had opgehaald, wetende dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de criminele doeleinden van de Audi. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op voor de opzetheling, met aftrek van voorarrest.

De benadeelde partij, Mediahuis NL BV, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd voor het feit van brandstichting. De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte al 89 dagen in voorarrest had gezeten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728004-19
Datum uitspraak: 28 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2020 en 16 en 19 juni 2020. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 28 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. B.C. Niks en Z. Trokic [1] en van wat de raadsman van verdachte, mr. N. Hendriksen, naar voren heeft gebracht. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Hij heeft zijn raadsman uitdrukkelijk gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.

2.Inleiding

2.1
Megazaak, politieonderzoek en verdachten
Deze zaak vloeit voort uit het politieonderzoek 13Puurs.
Het onderzoek 13Puurs ziet – kort samengevat – op het teweeg brengen van een ontploffing dan wel brandstichting bij het gebouw waarin Mediahuis NL BV, voorheen Telegraaf Media Groep BV, is gevestigd (hierna: Telegraafgebouw) en daarmee samenhangende feiten.
In het onderzoek 13Puurs zijn (onder meer) de volgende personen als verdachte in beeld gekomen:
- [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] );
- [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] );
- [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] );
- [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] );
- [verdachte] (hierna: verdachte);
- [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ).
De zaken tegen de hiervoor genoemde verdachten zijn door de rechtbank als een zogenoemde megazaak behandeld. Daarbij zijn ook de zaken tegen nog eens vijf verdachten in een aanverwant politieonderzoek (26Wheeling) behandeld. Verdachte [verdachte] is in dat onderzoek niet als verdachte in beeld gekomen.
2.2
Beschuldiging tegen verdachte
Verdachte wordt naar aanleiding van het onderzoek 13Puurs beschuldigd van twee strafbare feiten:
(mede)plegen van het teweeg brengen van een ontploffing dan wel brandstichting bij/in het Telegraafgebouw op 26 juni 2018 (primair) dan wel medeplichtigheid daarbij/daartoe in de periode van 25 juni 2018 tot en met 26 juni 2018 (subsidiair);
(mede)plegen van opzetheling dan wel schuldheling van een Audi in de periode van 26 juni 2018 tot en met 27 juni 2018.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak van alle feiten op de tenlastelegging bepleit.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw niet bewezen. Wel kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzetheling van een Audi, zoals hem onder 2 is ten laste gelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten, die ook niet worden betwist.
Op 26 juni 2018 even voor 4 uur ’s nachts rijdt een Volkswagen Caddy (hierna: de Caddy) tot tweemaal toe tegen de pui van het Telegraafgebouw. Een man stapt uit de Caddy, opent de achterdeur van de auto en gooit iets naar binnen. Hierdoor vliegt de Caddy in brand. De brand slaat over naar het Telegraafgebouw en goederen in het gebouw. Door die brand, en doordat de Caddy door de centrale toegangspui het gebouw deels binnen is gereden, ontstaat forse schade. Op het moment van de brand is één beveiliger in het gebouw aanwezig. Hij ziet de gebeurtenissen via camerabeelden en slaat direct alarm, maar raakt niet gewond.
De Caddy blijkt een paar dagen eerder, in de nacht van 22 juni 2018, te zijn gestolen uit de Saaftingestraat in Amsterdam. Op de camerabeelden van de momenten kort voor de brand op 26 juni 2018 is te zien dat de Caddy komt aanrijden over de Basisweg. Vóór de Caddy rijdt dan een zwarte auto die het fietspad oprijdt en daar met gedoofde lichten blijft staan. De Caddy komt er naast staan. Er lijkt even contact te zijn tussen de beide bestuurders en daarna rijdt de Caddy het terrein van de Telegraaf op. Nadat de bestuurder van de Caddy de auto in brand heeft gestoken, rent hij naar de zwarte auto en stapt in aan de passagierskant. De zwarte auto rijdt weg.
Die zwarte auto blijkt een Audi te zijn, die op dat moment het kenteken [kenteken] draagt. Diezelfde Audi wordt de volgende nacht (27 juni 2018) uitgebrand aangetroffen op een parkeerplaats aan de Noordkaperweg in Amsterdam Noord. De Audi is een Audi RS5 en is in maart van dat jaar gestolen in Woerden. Uit het politieonderzoek dat direct na de brand start, blijkt dat de Audi kort tevoren, op 18 en 19 juni 2019, in België is geweest en in de avond van 25 juni 2018 vanuit Breda naar Amsterdam wordt gereden.
Identiteit van de daders; aard van het bewijsmateriaal
Het onderzoek 13Puurs heeft geen direct bewijs opgeleverd over de identiteit van degenen die verantwoordelijk zijn voor de brandstichting bij het Telegraafgebouw, de diefstal van de Caddy en het in brand steken van de Audi in Amsterdam Noord. Op de Caddy, de Audi en bij het gebouw van de Telegraaf is geen forensisch bewijs gevonden, zoals vingerafdrukken of DNA, dat valt te herleiden tot een bepaalde verdachte. De getuigen die zijn gehoord hebben niemand herkend en geen namen genoemd, en het is niet mogelijk gebleken aan de hand van de beschikbare camerabeelden vast te stellen wie de bestuurder van de Caddy is. De diefstal van de Caddy en de brandstichting in de Audi zijn niet gefilmd.
Wel heeft het politieonderzoek veel indirecte informatie opgeleverd, bijvoorbeeld in de vorm van telecomgegevens, gegevens van peilbakens, afgeluisterde telefoongesprekken en camerabeelden. Veel van die informatie is afkomstig uit het onderzoek 26Wheeling, dat al enige maanden liep toen het onderzoek 13Puurs startte.
Identiteit van de daders; conclusies van de officier van justitie
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , verdachte en [medeverdachte 5] worden door de officier van justitie als medeplegers verantwoordelijk gehouden voor de brandstichting bij het Telegraafgebouw op 26 juni 2018. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden daarnaast verantwoordelijk gehouden voor het medeplegen van de diefstal van de Caddy op 22 juni 2018, die is gebruikt bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw. Voor het op 27 juni 2018 in brand steken van de Audi, zijnde de vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw, worden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] als medeplegers verantwoordelijk gehouden. Verdachte en [medeverdachte 5] worden door de officier van justitie verantwoordelijk gehouden voor het medeplegen van opzetheling van de Audi op 25 juni 2018, voorafgaand aan de brandstichting bij het Telegraafgebouw. De officier van justitie komt tot die conclusies op basis van zijn uitleg van de onderzoeksgegevens, in hun onderlinge samenhang bezien. Die uitleg is door de officier van justitie ook in de vorm van een audiovisuele presentatie op zitting getoond. Daarin zijn conclusies getrokken over de toedracht, die de officier van justitie op basis van de samenhang tussen de onderzoeksresultaten aannemelijk vindt.
Identiteit van de daders; de beoordeling door de rechtbank in de zaak tegen verdachte
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie veel van zijn conclusies baseert op telecomgegevens. In dat verband is van belang dat, met uitzondering van [medeverdachte 4] , de verdachten in 13Puurs niet betwisten, dat zij gebruik hebben gemaakt van de telefoonnummers die de politie aan hen heeft toegeschreven. De rechtbank vindt dat de politie voldoende heeft onderbouwd dat [medeverdachte 4] inderdaad de gebruiker is van het aan hem toegeschreven telefoonnummer eindigend op [nummer] . De rechtbank gaat dan ook uit van die toeschrijvingen.
Uit die telecomgegevens volgt onder meer dat [medeverdachte 5] en verdachte in de avond van 25 juni 2018 samen naar Breda zijn gereden. [medeverdachte 5] en verdachte hebben dit ook bevestigd in hun verklaringen. Verdachte is vervolgens met een Audi van Breda naar Amsterdam gereden. [medeverdachte 5] heeft de auto waarmee zij samen naar Breda waren gegaan weer terug naar Amsterdam gereden. Volgens verdachte zou de Audi tussen 25 juni 2018 23:00 uur en 26 juni 2018 01:00 uur door hem in Amsterdam bij Sloterdijk zijn neergezet.
De Audi, die door verdachte naar Amsterdam is gereden, blijkt later de Audi te zijn die in de vroege ochtend van 26 juni 2018 als vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw is gebruikt en in de vroege ochtend van 27 juni 2018 in brand is gestoken. Dat deze Audi een belangrijke rol speelt bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw staat buiten kijf. Uit het dossier kan niet worden afgeleid, dat verdachte en/of [medeverdachte 5] op dat moment nog betrokken waren bij de Audi. Evenmin kan worden vastgesteld dat zij wisten waar de Audi voor gebruikt zou worden.
De officier van justitie ziet dat anders en vindt vooral de contacten die verdachte en [medeverdachte 5] met andere verdachten hebben, belastend. Zo heeft hij er op gewezen dat verdachte gedurende de avond van 25 juni 2018 tijdens het ophalen van de Audi meerdere malen contact heeft met [medeverdachte 2] . Verder wijst hij erop dat de telefoons van verdachte en [medeverdachte 5] kort na 01:00 uur in de nacht van 26 juni 2018 uitpeilen bij een zendmast op het Osdorpplein in Amsterdam. Op dat moment peilen ook de telefoons in gebruik bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uit bij diezelfde zendmast. Ook [medeverdachte 4] plaatst de politie op grond van gegevens van de telefoon die zij aan hem toeschrijven, op dat moment bij het Osdorpplein.
Op grond van deze onderzoeksbevindingen acht de rechtbank het goed mogelijk dat deze verdachten elkaar daar toen hebben ontmoet en gesproken, maar dat staat voor de rechtbank niet vast. De meeste van deze verdachten wonen immers in de directe omgeving van de betreffende zendmast. Maar ook als er vanuit wordt gegaan dat wel een ontmoeting tussen de verdachten heeft plaatsgevonden, kan de rechtbank niet vaststellen wat er dan zou zijn besproken.
Verder blijkt nog van SMS-contact tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] kort vóór 01:00 uur, waarbij het gaat over ‘achter elkaar aanrijden’ en een SMS van verdachte aan [medeverdachte 2] enkele minuten voordat de Caddy tegen het gebouw van de Telegraaf aan rijdt. Zijn boodschap dan is: ‘Yoo als je met die andere bent bel me ben spits gewoon.’ De rechtbank vindt deze gegevens, ook in samenhang bezien met de andere informatie uit het dossier, niet voldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte en [medeverdachte 5] wisten waar de Audi voor gebruikt zou worden.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de Audi als vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw zou worden gebruikt, kan het voor zowel medeplegen als medeplichtigheid vereiste opzet niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank leidt uit de omstandigheden waaronder de Audi RS5 in Breda wordt opgehaald en de inhoud van de contacten tussen [medeverdachte 2] en verdachte wel af, dat verdachte wist dat het hier geen gewoon ritje betrof en wist dat de Audi RS5 van misdrijf afkomstig was. Dat deze Audi van misdrijf afkomstig was, volgt uit het onderzoek dat wordt verricht na het aantreffen van de uitgebrande Audi. [2] Voor de wetenschap van verdachte van de criminele herkomst van de Audi is van belang dat verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem heeft gevraagd of hij voor een mazzeltje een auto wilde ophalen. Verder is niet gebleken dat verdachte bij het ophalen van de Audi autopapieren heeft gekregen. Hij heeft verklaard dat hij een sleutel kreeg en zonder vragen te stellen is weggereden met de Audi. [3] De Audi heeft hij vervolgens in Amsterdam niet afgesloten achtergelaten met de sleutel in het dashboardkastje. [4] Deze gang van zaken past niet bij een legale overdracht van een auto. Ook zegt [medeverdachte 2] tegen verdachte tijdens de rit terug naar Amsterdam dat hij ‘geen gekke riskies’ moet nemen met de Audi als die technische mankementen lijkt te hebben. [5] De rechtbank vindt dat verdachte in ieder geval navraag had moeten doen over de herkomst van de Audi. Dat heeft hij echter bewust nagelaten. Bij de politie heeft hij namelijk verklaard dat hij ook niet teveel mocht vragen. [6] Al het voorgaande maakt dat verdachte moet hebben geweten dat hij bezig was met een criminele transactie en daarmee van de criminele herkomst van de Audi. Hij heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan opzetheling van de Audi.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander, te weten [medeverdachte 2] (aan wie deze heling overigens niet als afzonderlijk feit ten laste is gelegd) heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 2] is gevraagd de Audi op te halen en dat hij tijdens het ophalen telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 2] over de Audi. [7] Die telefonische contacten zijn in het dossier opgenomen, zoals het hiervoor al aangehaalde gesprek over ‘geen gekke riskies nemen’. [medeverdachte 2] heeft de telefonische contacten met verdachte over de Audi ook bevestigd. [8] Wel hebben verdachte en [medeverdachte 2] verschillend verklaard over de rolverdeling. Volgens verdachte was [medeverdachte 2] zijn opdrachtgever. [medeverdachte 2] heeft dit ontkend. De rechtbank acht van belang dat verdachte vrij kort na zijn aanhouding heeft verklaard dat [medeverdachte 2] hem had gevraagd de Audi op te halen in Breda. [9] [medeverdachte 2] heeft pas veel later, op 5 december 2019 en nadat hij het hele dossier heeft kunnen bestuderen, verklaard dat hij door iemand is gevraagd om een auto op te halen, dat hij dat heeft geweigerd en dat verdachte toen zelf heeft aangeboden om de auto op te halen. [medeverdachte 2] zegt over zijn eigen rol dat hij onbewust een soort tussenpersoon was. De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring die [medeverdachte 2] daarover geeft en gelooft wat verdachte daarover heeft gezegd. Uit de inhoud van de uitgeluisterde contacten komt [medeverdachte 2] duidelijk als sturend richting verdachte naar voren. De inhoud van de communicatie past niet bij het plaatje dat [medeverdachte 2] van zichzelf schetst: een willoos werktuig die alleen boodschappen van een ander doorgeeft. Als er, zoals [medeverdachte 2] stelt, tijdens dit gesprek nog iemand op de achtergrond bij hem aanwezig was, dan moet [medeverdachte 2] het vertrouwen van die persoon hebben gehad en van de bedoelingen met de Audi hebben geweten, om te kunnen opereren zoals blijkt uit de opgenomen communicatie. De nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] is gelet op het voorgaande voldoende gebleken, zodat sprake is van medeplegen van opzetheling van de Audi RS5.
De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om [medeverdachte 5] aan te merken als medepleger van verdachte bij de opzetheling van de Audi.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte gelet op het voorgaande vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bewezen dat verdachte
omstreeks 26 juni 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een personenauto (merk Audi, type RS5, met originele kentekenplaten [kenteken] ), voorzien van kentekenplaten [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het hiervoor bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals die hiervoor zijn weergegeven. In de voetnoten is verwezen naar de vindplaats in het dossier. Het betreft telkens wettige bewijsmiddelen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft hij de gevangenneming van verdachte gevorderd.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte strafbaar betrokken was bij de brandstichting bij/in het Telegraafgebouw, zoals hem onder 1 ten laste is gelegd. Daarom zal de rechtbank in afwijking van de vordering van de officier van justitie verdachte een veel minder zware straf opleggen. Een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, vindt de rechtbank in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte opzetheling, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en gerechtshoven in Nederland hebben vastgesteld, als uitgangspunt genomen. Voor heling van een auto zijn er weliswaar geen oriëntatiepunten, maar wel voor diefstal van een auto. Opzetheling, zoals gepleegd door verdachte, ligt wat betreft de ernst van het feit dicht tegen diefstal aan. Verdachte heeft door zijn handelen immers een bijdrage geleverd aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen auto’s. Daarom is het passend om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor diefstal van een auto. Voor een first offender is het oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uur en bij recidive voor soortgelijke feiten een gevangenisstraf van drie maanden. Hoewel verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten vindt de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden in dit geval toch passend. Daarbij is van belang dat de opzetheling een dure auto betreft. Verdachte heeft de Audi niet opgehaald voor zichzelf, maar in opdracht van [medeverdachte 2] . Hoewel niet is gebleken dat verdachte wist dat de Audi als vluchtauto bij de brandstichting bij het Telegraafgebouw zou worden gebruikt, moet hij, gelet op de gang van zaken bij het ophalen en afleveren van de Audi, echter wel een vermoeden hebben gehad dat de Audi voor criminele doeleinden zou worden gebruikt. De rechtbank heeft tot slot meegewogen dat verdachte weliswaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar geen blanco strafblad heeft.
Verdachte heeft al 89 dagen in voorarrest gezeten. De vordering gevangenneming zal de rechtbank dan ook afwijzen gelet op artikel 67a, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.

8.Benadeelde partij Mediahuis NL BV niet-ontvankelijk (feit 1)

De benadeelde partij Mediahuis NL BV (voorheen Telegraaf Media Groep BV) vordert € 205.443,12 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte voor dit feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart Mediahuis NL BV (voorheen Telegraaf Media Groep BV) niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2020.

Voetnoten

1.In het vervolg zullen zij gezamenlijk worden aangeduid als ‘de officier van justitie’.
2.ZD05 pag. 0163, ZD05 pag. 0164 en ZD03 pag. 0023.
3.PD04 pag. 04 0013.
4.PD04 pag. 04 0014.
5.ZD06 pag. 0190.
6.PD04 pag. 04 0013.
7.PD04 pag. 04 0012 e.v.
8.Verklaring verdachte [medeverdachte 2] op 5 december 2019 bij de politie, ongenummerd.
9.Verklaring van verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris op 8 april 2019, ongenummerd.