In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2020 een beschikking gegeven in het kader van een civiele procedure tussen [verzoekster] en de stichting STICHTING VU-VUMC. De procedure betreft de begroting van de kosten van een deskundigenonderzoek dat was bevolen op verzoek van [verzoekster] in verband met vermeende fouten tijdens de bevalling van haar zoon in 2011. De rechtbank had eerder op 18 mei 2017 een voorlopig deskundigenonderzoek bevolen en prof. dr. [deskundige] benoemd als deskundige. De deskundige had een einddeclaratie ingediend van € 14.750,-, gebaseerd op 59 uren werk, wat leidde tot bezwaren van VUMC over de hoogte van de declaratie en de procedurele gang van zaken. VUMC stelde dat de deskundige niet om een aanvullend voorschot had gevraagd, wat hen onverwacht met een hoge nota confronteerde. De rechtbank oordeelde dat de deskundige niet tijdig om een aanvullend voorschot had gevraagd en dat de kosten van het onderzoek redelijkerwijs beperkt moesten worden tot 30 uren, wat resulteerde in een vergoeding van € 7.500,-. De rechtbank bepaalde dat [verzoekster] het bedrag van € 5.000,- aan de griffier moest voldoen en het resterende bedrag van € 2.500,- aan de deskundige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.