3.4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen de standpunten van de verdediging.
Op 15 juni 2018 heeft op de Tafelbergweg te Amsterdam een ongeval plaatsgevonden tussen een naar links afslaande bedrijfsauto en een motorrijder. Verdachte was de bestuurder van deze vrachtauto en het slachtoffer [slachtoffer] was de bestuurder van de motorfiets.Deze voorrangsweg bestond ter plaatse uit twee rijbanen en was bestemd voor het verkeer in beide richtingen. In de rijrichting van verdachte was ter hoogte van de kruising met de toegang van de Foodstrip een voorsorteervak met (deels) een dubbele doorgetrokken streep. Het ongeval heeft plaatsgevonden op die kruising.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ruim 25 jaar vrachtwagenchauffeur is. Hij reed dagelijks op een vrachtauto en hij is bekend met de situatie ter plaatse. Op de bewuste dag reed verdachte in zijn vrachtauto op de Tafelbergweg, in de richting van de Foodstrip, om daar linksaf te slaan.
Op het moment dat verdachte het voorsorteervak naar de rijbaan van de Foodstrip naderde, zag hij op de eerstvolgende kruising een motor en daarachter enkele auto’s rijden. Voordat verdachte het voorsorteervak in reed, heeft hij eerst nog in zijn spiegels gekeken of de rijbaan achter hem vrij was. De rijbaan vóór hem, in tegengestelde richting, was toen volgens verdachte nog vrij, hij zag wel dat er verkeer naderde op de rijbaan in tegengestelde richting. Op het moment dat verdachte vervolgens met een flauwe bocht vanaf de rijbaan van de Tafelbergweg het voorsorteervak indraaide in de richting van de Foodstrip, zag hij de motorrijder vanaf de kruising op de Tafelbergweg in zijn richting rijden. Op het moment dat verdachte de rijbaan van de Tafelbergweg wilde oversteken en op de weghelft van de motorrijder reed, zag hij de motorrijder snel naderen. Verdachte dacht op dat moment “wat is die motorrijder snel”, maar hij maakte de inschatting dat hij de overkant nog wel zou halen. Het volgende wat verdachte hoorde was een klap en hij voelde zijn vrachtauto een schok krijgen.
Het ongeval is gezien door de getuige [getuige 1] . Hij reed op de Tafelbergweg in de richting van de Foodstrip. Vóór hem reed een auto en daarvoor een motorrijder. Zij trokken op en reden ongeveer 40 km/h. De getuige zag de afvalwagen opeens linksaf slaan, richting de Foodstrip, en daarna zag hij de motorrijder liggen.De bijrijder van verdachte, [naam bijrijder] , heeft verklaard dat zij een motorrijder zagen aankomen uit de richting van de Snijdersbergweg in de richting van de Tafelbergweg. Bij het afslaan in de richting van de Foodstrip was er nog tijd om vóór de motorrijder af te kunnen slaan. Toen zij bij het afslaan al driekwart over de afslag heen waren, hoorden zij plotseling een klap. De motor was tegen de vrachtwagen geklapt.De verbalisanten ter plaatse zagen een motorrijder stil op zijn zij liggen. Hij was niet aanspreekbaar. Zij hebben de hulpverlening overgedragen aan de ambulance.Door het ongeval is de bestuurder van de motorfiets, [slachtoffer] , overleden.
Door de politie is onderzoek gedaan naar de toedracht, oorzaak en gevolg van de aanrijding.Op en voor de bewuste kruising was de verkeerssituatie voor de bestuurder van de vrachtauto overzichtelijk en blijkens de foto’s in het dossier (pagina 144 en verder) was er naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende zicht op de volgende kruising, te weten de kruising van de Meibergdreef met de Snijdersbergweg, vanaf welke kruising de motorrijder de Tafelbergweg is opgereden. Door de politie is met behulp van het computerprogramma PC-Crash en de beschikbare camerabeelden de snelheid van de motorrijder op de Tafelbergweg bepaald. Uit dit onderzoek is aannemelijk geworden dat de motorrijder met een snelheid van ongeveer 80 km/h kwam aanrijden naar de kruising met de Foodstrip en dat de motorrijder met een snelheid van tussen de 55 en 60 km/h tegen de vrachtauto is gebotst. Op de camerabeelden is te zien dat de zithouding van de motorrijder kort voor de botsing is veranderd, wat naar alle waarschijnlijkheid een (schrik)reactie was op het waarnemen van de afslaande vrachtauto. Door af te remmen is de snelheid van de motorrijder kort voor de botsing afgenomen. Met voornoemd programma is ook de rijbaan van de vrachtauto van verdachte gereconstrueerd. Verdachte reed op het moment van de botsing met een snelheid van ongeveer 26,5 km/h. Verdachte heeft de bocht naar links afgesneden, waardoor hij op de weghelft terecht kwam voor het tegemoet komende verkeer met het – naar later bleek – fatale gevolg. Tijdens deze manoeuvre heeft verdachte ook de dubbele doorgetrokken streep overschreden.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Iedere verkeersdeelnemer heeft de plicht om te reageren op zich aandienende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de aanwezigheid van ander verkeer waaraan voorrang moet worden verleend. Dat geldt zeker ook voor een ervaren beroepschauffeur, zoals verdachte, als bestuurder van een grote vrachtauto. De rechtbank stelt vast dat verdachte op twee momenten heeft gezien dat de motorrijder in tegengestelde richting kwam aanrijden. Eerst nabij de kruising waarin de Snijdersbergweg overgaat in de Tafelbergweg en daarna vanaf die kruising op de rijbaan van de Tafelbergweg. De rechtbank verwijt verdachte dat hij de snelheid van de motorrijder verkeerd heeft ingeschat en dat hij met al zijn ervaring bewust het risico heeft genomen om nog voor de motorrijder, die hij voorrang behoorde te verlenen, af te slaan naar links. Hierbij heeft hij binnenbocht afgesneden en de rijbaan van de Tafelbergweg overgestoken, terwijl hij zag dat de motorrijder de kruising met de Foodstrip snel naderde. Verdachte heeft, als bestuurder van een grote en trage vrachtauto, een extra verantwoordelijkheid. Dat geldt te meer als hij een kwetsbare verkeersdeelnemer zoals een motorrijder ziet naderen. Het standpunt van de raadsvrouw dat geen sprake is van een overtreding, omdat het op deze wijze afsnijden van de bocht en het overschrijden van de dubbele doorgetrokken streep een gebruikelijke manoeuvre betreft bij grote voertuigen, kan gelet op het voorgaande niet slagen. Voor dergelijke manoeuvres geldt immers altijd, zoals ook blijkt uit de publicatie van het CBR waarnaar de raadsvrouw verwijst, dat daarbij geen hinder voor het overige verkeer mag ontstaan.
Ten aanzien van de snelheid van de motorrijder is de rechtbank van oordeel dat de vastgestelde snelheid van de motorrijder, het slachtoffer, heeft bijgedragen aan de ernst van het verkeersongeval, maar als verdachte zich anders had gedragen dan had het ongeval niet plaatsgevonden. De eigen schuld of medeschuld van het slachtoffer kan de schuld aan de zijde van verdachte niet opheffen. Op het moment dat het slachtoffer de kruising met de Foodstrip naderde, heeft verdachte de keuze gemaakt om de binnenbocht af te snijden om zodoende voor het slachtoffer de weg over de steken, terwijl hij, als ervaren beroepschauffeur, had moeten weten hoe verrassend en gevaarlijk zo’n manoeuvre is voor is een verkeersdeelnemer die voorrang heeft.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag te veel risico genomen en daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig gereden, waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden met de dood van de motorrijder als gevolg.