ECLI:NL:RBAMS:2020:4737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
13.730017.20 13.730028.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit, witwassen van horloges, een auto en geld en drugsbezit met bewijsuitsluiting

Op 23 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verboden wapenbezit, witwassen van dure horloges, een auto en een aanzienlijk geldbedrag, alsook van het bezit van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 mei 2020 in Amsterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had, evenals 991 gram hasjiesj. De tenlastelegging omvatte ook het witwassen van horloges van hoge waarde en een auto, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het verhullen van de herkomst van deze goederen. Tijdens de zitting op 9 september 2020 heeft de verdediging een verweer tot bewijsuitsluiting ingediend, stellende dat er geen redelijk vermoeden van schuld was bij de doorzoeking van de woning van de verdachte. De rechtbank oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was, gebaseerd op informatie van het Team Criminele Inlichtingen en de antecedenten van de verdachte. De rechtbank vond voldoende bewijs voor de beschuldigingen en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de toename van vuurwapenbezit en de impact van witwassen op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-730017-20 (A) en 13-730028-20 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2020. Verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, waren daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna aangeduid als respectievelijk zaak A en zaak B.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A na wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. het voorhanden hebben van een vuurwapen (Pistool, Glock 26) en patronen op 13 mei 2020;
2. het voorhanden hebben van een vuurwapen (Machinepistool Glock 17) en patronen op 13 mei 2020;
3. het witwassen van horloges (van de merken Rolex, Cartier en Breitling) met een waarde van 28.750 euro en/of een auto (Audi met kenteken [kenteken] ) en/of een geldbedrag van 205.405 euro in de periode van 18 december 2015 tot en met 13 mei 2020.
In zaak B is aan verdachte tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
het opzettelijk aanwezig hebben van 991 gram hasjiesj op 13 mei 2020 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van deze strafzaak.
Op 13 mei 2020 ontving de politie een afschermproces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI), waarin stond vermeld dat er een grote hoeveelheid geld aanwezig zou zijn in een woning aan de [adres 2] te Amsterdam. Het perceel [adres 2] bevat drie woningen, te weten [perceel 1] , [perceel 2] en [perceel 3] . De politie heeft onderzocht welke van de in deze woningen ingeschreven personen criminele antecedenten hebben. Uit de geraadpleegde politiesystemen bleek dat verdachte enkele antecedenten had wegens onder andere vermogensdelicten. Op 13 mei 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van verdachte. In de woning en de berging van de woning van verdachte zijn onder meer dure horloges, vuurwapens, munitie, een geldtelmachine, een kasboek met getallen en hasj aangetroffen.
Het gaat in deze zaak om de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit, witwassen van horloges, een auto en geld en drugsbezit.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende bepleit.
4.2.1
Verweer tot bewijsuitsluiting ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.)
Op het moment van binnentreden en doorzoeken van de woning van verdachte was er geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 Sv. De informatie uit een ander strafonderzoek die is gebruikt als startinformatie in de strafzaak tegen verdachte bevatte geen personalia van verdachte en de woning van verdachte werd ook niet specifiek genoemd in deze informatie. Ook bleek uit die informatie niet welk strafbaar feit is gepleegd en door welke verdachte dit is gedaan. De startinformatie in combinatie met de informatie uit de politiesystemen is onvoldoende om hieruit een redelijk vermoeden van schuld af te leiden. Uit het dossier blijkt niet op basis van welke feiten en omstandigheden de rechter-commissaris de machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte heeft verleend en de schriftelijke toestemming is veel te laat, te weten pas op 2 september 2020, vastgesteld. Door de inzet van dwangmiddelen is het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden geschonden. Alle bewijsmiddelen die met behulp van de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden zijn verkregen als resultaat van onrechtmatige en onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, dienen als ‘fruits of the poisonous tree’ te worden uitgesloten van het bewijs ex artikel 359a, lid 1 sub b Sv.
4.2.2
Voorhanden hebben van wapens en munitie
De vereiste wetenschap en beschikkingsmacht van verdachte ten aanzien van de wapens en munitie kunnen niet worden bewezen. Verdachte was zich niet bewust van de aanwezigheid van de twee wapens, de munitie en de geluiddemper. Uit het dossier blijkt dat de twee vuurwapens geheel buiten het zicht verborgen lagen achter de systeemplaten van het plafond van het toilet. De geluiddemper en de aangetroffen munitie lagen buiten het zicht in een schoenendoos in de volle en niet afgesloten berging op de begane grond. Verdachte had wel toegang tot de berging, maar kwam hier alleen om zijn duikkleding te bewaren. Naast het ontbreken van wetenschap stelt de verdediging dat verdachte ook geen beschikkingsmacht had over de inbeslaggenomen vuurwapens en munitie. Verdachte was niet de enige gebruiker van de woning en de berging. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de wapens, de munitie en de geluiddemper zonder zijn medeweten heeft opgeborgen en verstopt. Daarnaast is op de vulopeningen van patroonmagazijnen 1 en 2 en op de geluiddemper geen enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen, maar een mengprofiel. De enkele aanwezigheid van DNA op het patroonmagazijn is onvoldoende voor de conclusie dat verdachte beschikkingsmacht had over de wapens. Bovendien stelt verdachte dat besmetting van DNA-sporen heeft plaatsgevonden. Hij ontkent uitdrukkelijk de wapens, munitie en geluiddemper ooit in handen te hebben gehad en sluit niet uit dat [persoon 2] , aan wie hij van februari 2019 tot november 2019 een kamer heeft verhuurd, met zijn motorhandschoenen deze voorwerpen heeft vastgepakt. Op beide pistolen zijn mogelijk handschoensporen aangetroffen. Daarnaast zijn de bemonsteringen niet spoedig aan het NFI gezonden. Het NFI heeft het materiaal op 12 juni 2020 ontvangen. Nu niet duidelijk is wat in de tussenliggende tijd met de wapens is gebeurd kan volgens de verdediging niet worden uitgesloten dat contaminatie heeft plaatsgevonden.
4.2.3
Opzettelijk aanwezig hebben van 991 gram hasjiesj
Verdachte was niet op de hoogte van de aanwezigheid van de twee aangetroffen blokken hasj en kon hierover ook geen beschikkingsmacht uitoefenen. Niet duidelijk is op welke plaats de hasj in de stellingkast is gevonden en of de tas op ooghoogte lag of achterin de kast. Van de vermoedelijke hasj zelf is geen foto gemaakt. Uit het dossier blijkt dat alle tassen goed afgesloten waren en dat er meerdere stellingkasten aanwezig waren in de berging. Verdachte kan niet direct in verband worden gebracht met de aangetroffen middelen op basis van sporenonderzoek, nu er geen dactyloscopische fragmenten zijn aangetroffen die geschikt waren voor onderzoek. Verdachte kwam alleen in de berging om zijn duikkleding en –apparatuur te bewaren.
4.2.4
Witwassen horloges, auto en contant geld
Het dossier bevat meer dan genoeg indicaties dat verdachte over voldoende legale inkomsten beschikt om onder andere de tweedehands horloges en de auto te bekostigen. Op zichzelf levert het voorhanden hebben van dergelijke horloges en zo’n auto geen vermoeden van witwassen op en bovendien heeft verdachte omtrent de herkomst van deze goederen een aanneembare verklaring afgelegd. De verdediging heeft meerdere aankoopbonnen van de horloges overgelegd, waaruit blijkt dat verdachte de horloges tweedehands heeft aangekocht in een winkel. Verdachte heeft verklaard dat hij de horloges gedeeltelijk heeft gekocht van zijn spaargeld en gedeeltelijk van leningen die hij had lopen. Uit het dossier blijkt dat verdachte jarenlang heeft gewerkt bij [naam bedrijf BV] Verdachte is sinds 1999 aan het werk en heeft altijd geld opzij gezet om te sparen. Dit geld bewaarde hij contant in huis. Uit het dossier blijkt dat verdachte in de periode van 2015 tot en met 2019 137.846,- euro netto heeft ontvangen uit arbeid. In de periode van november 2005 tot en met februari 2014 woonde verdachte bij zijn broer [persoon 1] , wat ook uit de informatiestaat SKDB-persoon blijkt. Hij werkte in deze periode, maar had geen vaste lasten, waardoor hij in negen jaren veel geld opzij heeft kunnen zetten. Naast inkomen uit werk heeft verdachte verschillende persoonlijke leningen gehad bij de ING-bank en uit het dossier blijkt dat verdachte op 23 november 2016 een persoonlijke lening bij Santander heeft afgesloten met een totaal kredietbedrag van 33.000,- euro.
Er zijn twee storingen gedaan op de bankrekening van verdachte ten behoeve van de aankoop van de inbeslaggenomen auto, namelijk van 7.000,- en 8.000,- euro. De verdediging heeft een kwitantie overgelegd, waaruit blijkt dat verdachte op 5 juli 2019 een contant geldbedrag van 6.300,- euro heeft gekregen van de autohandelaar. Het bedrag dat hij op zijn rekening heeft gestort voor de aankoop van de inbeslaggenomen auto bestaat uit die 6.300,- euro. Dit bedrag heeft hij tot 7.000,- euro aangevuld met eigen spaargeld. Niet is vast te stellen met welk specifiek contant geld dat verdachte in zijn bezit had, de horloges en de auto zijn aangeschaft. Nu niet valt uit te sluiten dat dit volledig met legaal geld is gebeurd, kan niet worden gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte ontkent uitdrukkelijk dat hij degene is die de gesprekken met de Encrochat-telefoon heeft gevoerd op 12 mei 2020 en dat hij zich heeft beziggehouden met het verplaatsen en tellen van grote geldbedragen. In de drie Encrochatgesprekken wordt op geen enkele wijze naar verdachte verwezen. Ook wordt in die gesprekken niet gevraagd om naar de woning van verdachte te komen of iets dergelijks. Ten aanzien van de horloges, de auto en de gestorte geldbedragen heeft verdachte een concrete en verifieerbare verklaring gegeven met betrekking tot de herkomst. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens nagelaten alle verklaringen na te gaan. Verdachte heeft zijn geldstromen voldoende inzichtelijk gemaakt. Ook met betrekking tot het witwassen van de contante stortingen ten bedrage van 205.405,- euro valt niet uit te sluiten dat dit van legale herkomst kan zijn en ontbreekt volgens de verdediging wettig en overtuigend bewijs.
Het totaalbedrag van 16.992,91 euro dat is doorgestort heeft verdachte contant ontvangen van een vriendin waarmee hij een korte relatie had. Zij heeft hem verzocht dit bedrag door te storten naar haar broer in Colombia, nu zij illegaal in Nederland werkte als prostituee en niet beschikte over een bankrekeningnummer.
Over de betalingen voor vliegtickets van totaal 37.903,11 euro stelt verdachte dat hij deze heeft geboekt voor meerdere vrienden, soms wel voor acht man tegelijk, die hem terugbetaalden. Zijn vrienden vertrouwden hem dit toe, omdat hij achttien jaar in de luchtvaartsector heeft gewerkt en daardoor goede kortingen kan regelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal eerst reageren op het verweer van de verdediging tot bewijsuitsluiting. Vervolgens zal worden uitgelegd welke toets moet worden aangelegd bij de beoordeling of sprake is van witwassen. Daarna zal de rechtbank beoordelen of wordt gekomen tot een bewezenverklaring van witwassen (zaak A, feit 3). Tot slot volgen de overwegingen ten aanzien van het verboden wapenbezit (zaak A, feiten 1 en 2) en het voorhanden hebben van hasjiesj (zaak B).
Verweer tot bewijsuitsluiting
De rechtbank is van oordeel dat een redelijk vermoeden van schuld bestond op basis van de informatie uit het TCI afschermproces-verbaal, gecombineerd met de antecedenten van verdachte. Op grond van dit vermoeden is de woning van verdachte binnengetreden ter doorzoeking. Die doorzoeking heeft volgens de wettelijke regels plaatsgevonden met toestemming van de rechter-commissaris. Uit het dossier blijkt dat de rechter-commissaris op 13 mei 2020 om 21:45 uur een mondelinge machtiging voor deze doorzoeking heeft verleend. Voor zover het uitblijven van een schriftelijke bevestiging van de mondelinge machtiging van de rechter-commissaris kan worden gezien als een vormverzuim is dit hersteld, nu deze beslissing alsnog op 2 september 2020 door de rechter-commissaris op schrift is gesteld. Daarom is geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt verworpen.
Het binnentreden van de woning en de doorzoeking hebben rechtmatig plaatsgevonden. Daarmee is ook het bewijs dat vervolgens als resultaat van die doorzoeking werd gevonden rechtmatig verkregen. Nadat in de woning van verdachte onder andere wapens, munitie, een geldtelmachine, dure horloges, een geluiddemper, holster, vuurwerk en hasj werden aangetroffen is naar aanleiding daarvan overgegaan tot aanhouding van verdachte. Ook de aanhouding van verdachte is daarom rechtmatig.
Ten aanzien van zaak A, feit 3
Wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder b, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) opgenomen bestanddeel "
afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp
"afkomstig is uit enig misdrijf"kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond (dat het niet anders kan zijn dan) dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring van de verdachte is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
De herkomst van de contante stortingen en uitgaven aan luxegoederen
Uit de bankafschriften van verdachte blijkt dat hij in de periode van 18 december 2015 tot 21 oktober 2019 door middel van een groot aantal stortingen een totaalbedrag van 205.405,- euro op zijn bankrekening heeft gestort. Daarnaast heeft verdachte in deze periode uitgaven voor luxegoederen gedaan. In een tijdsbestek van ruim twee jaar heeft verdachte kleding gekocht bij dure kledingwinkels voor een totaalbedrag van 3.769,62 euro. Verdachte heeft in een periode van vier jaar voor 37.903,11 euro aan vliegtickets betaald en in zijn Nederlandse paspoort is een grote hoeveelheid stempels aangetroffen van verre reisbestemmingen, zoals de Filipijnen, Bonaire, Colombia en Thailand. Daarnaast heeft verdachte dure horloges contant aangekocht. Van een deel van deze horloges zijn de aankoopbonnen beschikbaar en gaat het om aankopen voor een totaalbedrag van 35.750,- euro. Verder heeft hij om auto’s te kopen telkens aanzienlijke contante geldbedragen op zijn bankrekening gestort. Al deze stortingen en uitgaven staan niet in verhouding tot de legale inkomsten van verdachte. Verdachte had in de tenlastegelegde periode niet meer dan een gemiddeld modaal inkomen en heeft, gelet op voornoemde aanzienlijke, onverklaarbare overboekingen vanaf zijn bankrekening, ver boven zijn stand geleefd. Dit zijn indicatoren voor witwassen. Hieruit volgt dat het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd is. Van verdachte mocht dan ook worden verlangd dat hij een verklaring zou geven over de herkomst van voornoemde contante stortingen en uitgaven.
Verdachte heeft gedurende het opsporingsonderzoek telkens gezwegen over de contante stortingen. Hij heeft het vermoeden van witwassen op geen enkele wijze weten te ontzenuwen. Pas op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij jarenlang heeft kunnen sparen, omdat hij in eerdere jaren bij zijn broer heeft gewoond en in die periode geen vaste lasten had. Voor vliegtickets komt verdachte eerst ter zitting met de verklaring dat deze uitgaven ook voor andere personen zijn gedaan. Deze verklaringen van verdachte ter zitting zijn naar het oordeel van de rechtbank vaag en bovendien niet verifieerbaar, omdat verdachte deze eerst ter zitting heeft afgelegd. Gelet op het grote aantal verre reisbestemmingen blijkens het Nederlandse paspoort van verdachte en het totaalbedrag aan reisuitgaven, komt het de rechtbank bovendien hoogst onwaarschijnlijk voor dat verdachte reisuitgaven deels ten behoeve van anderen heeft voorgeschoten. Verder acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte de met de uitgaven en stortingen gemoeide bedragen contant kan hebben opgespaard op basis van zijn inkomen. Het jaarsalaris van verdachte bedroeg vanaf 2015 rond de 27.000,- euro netto, terwijl niet is gesteld of gebleken dat hij in eerdere jaren meer heeft verdiend of andere inkomsten heeft gehad. Ook de verklaring van verdachte dat het naar het buitenland overgemaakte bedrag afkomstig is van een vriendin is vaag en pas ter zitting gedaan, zodat dit niet meer kan worden geverifieerd.
De verklaring dat verdachte de horloges heeft gekocht van de lening die hij bij Santander heeft afgesloten acht de rechtbank eveneens hoogst onwaarschijnlijk. Uit het dossier blijkt dat verdachte in 2016 een lening van 33.000,- is aangegaan, maar het aankopen van de horloges vond plaats in 2017, 2018 en 2019 en daarbij is steeds contant betaald. Deze gang van zaken is gelet op het tijdsverloop volstrekt onlogisch. Hierbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte voor het aflossen van die lening (inclusief rente), maandelijks een bedrag van 418,35 euro moest betalen.
De stelling dat verdachte de stortingen en aankopen met andere leningen van de ING-bank heeft kunnen doen verwerpt de rechtbank, reeds omdat uit het dossier volgt dat deze leningen tussentijds zijn afgelost.
Verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van een PGP telefoon, waarvan het imeinummer overeenkomt met het account van Symbolicbrook, degene die zich blijkens de Encrochatgesprekken bezig hield met het verplaatsen en tellen van grote geldbedragen. Weliswaar is enkele uren na deze gesprekken geen geld in de woning aangetroffen, maar wel iets wat lijkt op een kasboek met daarin getallen die exact overeenkomen met de bedragen die in de Encrochatgesprekken worden genoemd. Verder stuurt Symbolicbrook het adres [adres 2] naar een van de andere gebruikers van Encrochat. Ook wordt in die gesprekken gesproken over tellen omdat de machine net kapot is gegaan, terwijl de geldtelmachine die bij verdachte is aangetroffen volgens de technische afdeling van de politie defect was. De Encrochatgesprekken, de bij verdachte aangetroffen hasj, het holster, de geluiddemper, de geldtelmachine en de vuurwapens duiden op een criminele herkomst van het contante geld, de horloges en de auto.
De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte wist dat het contante geld dat hij stortte op zijn bankrekening en gebruikte voor de aankoop van de horloges en de auto van misdrijf afkomstig was.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte voor zijn oude auto een bedrag van 6.300,- euro contant heeft ontvangen van de autodealer. Daarom zal de rechtbank dit bedrag in mindering brengen op het tenlastegelegde witwasbedrag.
Ten aanzien van zaak A, feiten 1 en 2 en zaak B
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben van wapens en munitie is vereist dat verdachte de wapens en de munitie aanwezig heeft gehad, dat hij hier wetenschap van had en dat verdachte ook beschikkingsmacht had over deze voorwerpen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en hier ook over heeft beschikt. De wapens en de munitie zijn in de woning van verdachte aangetroffen en verdachte woonde sinds 2014 alleen in deze woning. De vuurwapens zaten in een tas van [naam winkel], een winkel waar verdachte kleding heeft gekocht. Dat ene [persoon 2] bij verdachte zou hebben gewoond en de wapens in zijn woning zou hebben achtergelaten acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niets wijst erop dat deze [persoon 2] bestaat of in de woning van verdachte heeft verbleven. Verdachte heeft geen enkel gegeven van deze [persoon 2] kunnen overleggen of iets concreets en verifieerbaars over deze [persoon 2] kunnen verklaren. De verhuur of terbeschikkingstelling van (een deel van) zijn woning aan deze [persoon 2] is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Bovendien is het DNA van verdachte aangetroffen op een van de aangetroffen patroonmagazijnen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat dit DNA kan zijn overgedragen via de motorhandschoenen van verdachte of op enige andere wijze buiten de aanwezigheid van verdachte op de vulopening van het patroonmagazijn terecht is gekomen. De raadsman heeft ter zitting gesteld dat het DNA-rapport niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt en buiten beschouwing moet blijven, omdat de bevindingen geen bewijswaarde hebben. Dat geldt echter slechts voor het DNA dat is aangetroffen in de vulopening van patroonmagazijn 2 en aan de binnenkant van de geluiddemper. Met betrekking tot het DNA aangetroffen op de vulopening van patroonmagazijn 1 is in het DNA-rapport vastgesteld dat de hypothese dat het spoor DNA bevat van verdachte extreem veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat het spoor DNA bevat van een onbekende, niet verwante persoon. Op basis van deze hoogste waarschijnlijkheidsgraad draagt het aangetroffen DNA van verdachte in de vulopening van patroonmagazijn 1 zonder meer bij aan de bewezenverklaring. De stelling van de verdediging dat het DNA-rapport wegens contaminatie terzijde zou moeten worden geschoven, volgt de rechtbank niet. De enkele omstandigheid dat het NFI het te onderzoeken materiaal pas op 12 juni 2020 heeft ontvangen is geen reden om aan de betrouwbaarheid van het rapport te twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat de uitkomst van het DNA-onderzoek in combinatie met het aantreffen van de vuurwapens en munitie in de woning en de berging van verdachte waarbij de vuurwapens zich bevonden in een tas van een winkel waar verdachte kleding heeft gekocht - gevoegd bij de omstandigheid dat de gestelde medebewoner op geen enkele manier aannemelijk is geworden - voldoende overtuigend bewijs oplevert dat verdachte de wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De plakken hasj zijn aangetroffen in de berging van verdachte, waar verdachte ook regelmatig komt om zijn duikkleding en –apparatuur op te bergen. Daarmee bevond de hasj zich in zijn machtssfeer. Nu van een medebewoner of andere gebruiker van deze berging op geen enkele manier is gebleken, acht de rechtbank het voor handen hebben van deze hasj eveneens bewezen. Dat van de hasj geen foto is gemaakt, doet niets af aan het bewijs. De aangetroffen plakken zijn getest en bevatten 991 gram hasjiesj.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank baseert haar oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A, feit 1:
op 13 mei 2020 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, type 26, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en patronen (kaliber 9 mm) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak A, feit 2:
op 13 mei 2020 te Amsterdam een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk Glock, type 17, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en patronen (kaliber 9 mm) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak A, feit 3:
in de periode van 18 december 2015 tot en met 13 mei 2020 te Amsterdam meerdere voorwerpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten
- meerdere horloges van de merken Rolex, Cartier en Breitling met een waarde van circa 28.750,- euro en
- een auto, te weten een Audi met kenteken [kenteken]
en
- van een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 199.105,- euro de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
ten aanzien van zaak B:
op 13 mei 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 991 gram hasjiesj.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast heeft hij gevorderd de personenauto en horloges verbeurd te verklaren en de overige goederen op de beslaglijst te onttrekken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met reclasseringstoezicht. Verdachte accepteert toezicht en is bereid om zich aan alle voorwaarden te houden. Hij heeft alle leefgebieden goed op orde en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als laag ingeschat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. In grote steden, waaronder Amsterdam, is sprake van een zorgwekkende toename van vuurwapenbezit en -geweld. De schade die in de samenleving kan worden aangericht met dergelijke wapens is enorm. De Amsterdamse rechtbank hanteert eigen oriëntatiepunten voor vuurwapens. Deze houden in dat voor een pistool in een woning een gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt dient en voor een automatisch vuurwapen in de woning een gevangenisstraf van twaalf maanden. De bij verdachte aangetroffen grote hoeveelheid munitie is deels geschikt voor de bij hem aangetroffen vuurwapens. De geluiddemper die bij verdachte is aangetroffen is niet geschikt voor de aangetroffen pistolen. Deze omstandigheid zal de rechtbank dan ook niet als strafverzwarend meewegen, maar de rechtbank vindt het wel zorgwekkend dat verdachte meerdere vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie voorhanden had en kennelijk lichtvaardig denkt over vuurwapenbezit. Ook de aangetroffen holster en geluiddemper wijzen hierop.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van een relatief groot geldbedrag. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank vindt dit dan ook een ernstig feit. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Aanknopend bij de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraudedelicten is bij een fraudebedrag van tussen de 125.000,- en 250.000,- euro een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de 9 en 12 maanden geïndiceerd.
Tot slot heeft verdachte 991 gram hasjiesj voorhanden gehad. Gelet op de grote hoeveelheid was deze hasjiesj kennelijk bestemd voor verdere verspreiding. De illegale handel in hasjiesj is bezwarend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 23 juni 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank merkt verdachte daarom aan als first offender.
Het bepalen van een straf is echter meer dan een kille optelsom van uitgangspunten en oriëntatiepunten. De combinatie van bewezenverklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank buitengewoon zorgwekkend en rechtvaardigt de conclusie dat verdachte zich al geruime tijd in een zwaar crimineel milieu bevindt en daarbij steeds onder de radar heeft weten te blijven. Een lange gevangenisstraf is daarom op zijn plaats. De rechtbank heeft goed geluisterd naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte en begrijpt dat de detentie hem zwaar valt, mede vanwege zijn gezondheidsklachten en de COVID-19 situatie. De rechtbank ziet hierin echter - alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende - geen verzachtende omstandigheid en ziet geen reden om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank komt alles afwegend tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
8.4
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Bij verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Geluiddemper
2 Pistool GLOCK
3 Pistool GLOCK
4 Munitie patronen
5 Holster GLOCK leer
6 Zak DEEN zat de hasj in
7 Verdovende Middelen hasj
8 Geldautomaat telmachine
9 Kasboek
10 Personenauto [kenteken] AUDI A4 2015 K1:grijs
11 Horloge ROLEX
12 Horloge CARTIER
13 Horloge ROLEX
14 Horloge BREITLING
15 Horloge BREITLING
16 Horloge
17 Horloge ROLEX
18 Horloge
19 Vuurwerk
20 Doos patroon doosje waar patronen in zaten
21 Zak
22 Zak
23 Zak
8.4.1
Verbeurdverklaring
Nu met betrekking tot de voorwerpen bij nummer 10 tot en met 15 en 17 het in zaak A onder feit 3 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
8.4.2
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen vermeld onder de nummers 1 tot en met 9, 16 en de nummer 18 tot en met 23, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het in zaak A onder feiten 1 en 2 en het in zaak B bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen als gezamenlijkheid van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, feiten 1 en 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
ten aanzien van zaak A, feit 3:
witwassen
ten aanzien van zaak B:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maanden.Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
10 Personenauto [kenteken] AUDI A4 2015 K1:grijs
11 Horloge ROLEX
12 Horloge CARTIER
13 Horloge ROLEX
14 Horloge BREITLING
15 Horloge BREITLING
17 Horloge ROLEX
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. Geluidsdemper
2 Pistool GLOCK
3 Pistool GLOCK
4 Munitie patronen
5 Holster GLOCK leer
6 Zak DEEN zat de hasj in
7 Verdovende Middelen hasj
8 Geldautomaat telmachine
9 Kasboek
16 Horloge
18 Horloge
19 Vuurwerk
20 Doos patroon doosje waar patronen in zaten
21 Zak
22 Zak
23 Zak
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. A.A. Fase, A.H.E. van der Pol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2020.
[...]
1.1
[...]
1.1.2.
[...]
2.1.1.
[...]
2.1.2.
[...]
2.2.1.
[...]
2.2.2.
[...]
2.2.3.
[...]
2.2.4.
[...]
2.2.5.
[...]
2.2.6.
[...]
3.1.1.
[...]
3.2.1.
[...]
4.1.
[...]
4.2.
[...]
5.1.2.
[...]
5.1.3.
[...]
5.1.4.
[...]
  • [...]
  • [...]
4.1
[...]