6.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting, vernieling en bedreiging. Mevrouw [getuige 1] , die op die dag de zorg over verdachte had, heeft zich enorm door verdachte bedreigd gevoeld en is erg van de situatie geschrokken. Zij had het idee dat verdachte haar elk moment kon aanvliegen. Verdachte heeft een raam en een deur vernield en brand gesticht op zijn kamer waardoor er schade aan zijn deur is ontstaan.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan drie ernstige strafbare feiten, waarmee hij niet alleen Inforsa met schade heeft geconfronteerd, maar bovenal de andere personen en goederen die zich in het complex bevonden in potentieel (levens)gevaar heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 26 juni 2020, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld en nog in een proeftijd liep.
Adviezen psycholoog en psychiater
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte onder meer kennis genomen van de volgende stukken:
- een Pro Justitia psychologisch onderzoek, opgesteld door J.E.P. Kruikemeier, GZ-psycholoog, van 15 juli 2020;
- een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek, opgesteld door E.H. van Barneveld- de Lange, psychiater, van 9 juli 2020.
Volgens de deskundigen handelde verdachte vanuit een psychische stoornis.
Volgens de psycholoog is de klinische inschatting dat verdachte, wanneer hij daartoe wordt gedwongen, op de korte en middellange termijn in staat is om zich te houden aan het verbod om cannabis te gebruiken, zijn anti-psychotische medicatie te blijven gebruiken en te zorgen voor een goede dag-/nachtstructuur waarmee hij voldoende slaap krijgt. Het risico op recidive, dat nauw samenhangt met het steeds weer psychotisch decompenseren, wordt dan ook op korte en middellange termijn laag geschat. Op de langere termijn ziet de psycholoog verdachte echter niet in staat om zich te blijven houden aan deze aanwijzingen en zal hij, wanneer het gedwongen kader om hem heen wordt losgelaten, in toenemende mate zijn eigen spoor trekken en zal als gevolg daardoor het recidiverisico oplopen tot hoog. Verdachte is, zo is gebleken, momenteel niet in staat om zijn gedrag ook op de langere termijn en in vrije onbegeleide situaties te blijven reguleren.
De psycholoog meent dat verdachte, gezien zijn weerbarstige problematiek en de daarbij behorende risico’s, baat heeft bij een gedwongen behandelperiode van enkele jaren, waarin hij op een vaste plek met een vast behandelteam kan leren om zijn gedrag beter te reguleren en daarmee te voorkomen dat hij opnieuw psychotisch decompenseert en strafbare feiten gaat plegen. Deze behandeling dient plaats te vinden in de voldoende beveiligde omgeving van een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK).
Uit het rapport van de psychiater volgt dat het risico op recidive van agressieve handelingen matig is zolang verdachte in behandeling is. Indien het lukt verdachte te motiveren langdurig orale antipsychotica te blijven gebruiken en af te zien van het gebruik van cannabis, wordt het risico laag tot matig. Indien verdachte zich opnieuw zal onttrekken aan de behandeling of uit beeld raakt bij de hulpverleners is de kans groot dat hij medicatie staakt en weer psychotisch wordt. Op basis van de voorgeschiedenis kan gesteld worden dat zonder dwingend kader de kans reëel is dat verdachte opnieuw uit beeld zal raken.
Volgens de psychiater is langdurige behandeling van schizofrenie en cannabisafhankelijkheid noodzakelijk. Deze zou geboden moeten worden in een gesloten klinische setting zoals een FPA of FPK omdat de opbouw van vrijheden geboden kan worden op een wijze die rekening houdt met de risicotaxatie. Omdat verdachte in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) reeds is ingesteld op antipsychotica en gemotiveerd is om deze voort te zetten, zou hij mogelijk snel kunnen doorgroeien naar een open setting en heraangemeld kunnen worden voor beschermd wonen. Om delictsrecidive te voorkomen is het belangrijk dat het traject voldoende lang duurt, opdat verdachte na verblijf in klinieken onder toezicht de overstap kan maken naar beschermd wonen en er gecontroleerd kan worden op het gebruik van cannabis en andere drugs. Om de beschermende factoren te versterken zal er aandacht moeten zijn voor het hervatten van werk en het opbouwen van een sociaal netwerk.
Waar aanvankelijk door beide deskundigen ook de optie van een zorgmachtiging werd genoemd, achten zij uiteindelijk, na aanvullende vragen van de officier van justitie, een forensische titel voor de behandeling van verdachte aangewezen. Met name het feit dat bij het aanvragen van een zorgmachtiging de verplichte zorg niet is gericht op het voorkomen van recidive en in een niet-forensische setting het daarbij benodigde beveiligingsniveau niet kan worden geboden, wordt daarbij door hen cruciaal geacht.
Reclasseringsadvies d.d. 7 augustus 2020
Naast voornoemde rapportages heeft de rechtbank ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 7 augustus 2020.
De reclassering schat de kans op herhaling als hoog in als verdachte niet adequaat (medicamenteus) wordt behandeld, zijn structuur verliest en terugvalt in cannabisgebruik. De reclassering stelt niet goed te kunnen inschatten of verdachte overziet wat begeleiding door de reclassering voor hem zal gaan betekenen. Ondanks deze twijfel kan de reclassering zich vinden in de Pro Justitia-adviezen en ziet mogelijkheden om verdachte te begeleiden in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid getoond om hieraan mee te werken.
De rechtbank volgt de adviezen van de psycholoog, de psychiater en de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een intensieve, klinische en langdurige behandeling nodig heeft, en acht de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden daarvoor aangewezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige delicten. Op één van die strafbare feiten, de opzettelijke brandstichting, is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren gesteld. Eén van de andere feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling), wordt apart genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht als misdrijf waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd.
Bij verdachte is sprake van paranoïde schizofrenie, een ernstige stoornis in cannabisgebruik en antisociale trekken in de persoonlijkheid. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, althans de algemene veiligheid van personen of goederen vereist dat de behandeling van verdachte plaatsvindt in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld in een forensisch kader zodat er, naast het behandelen van de stoornis zelf, ook aandacht in de behandeling is ter voorkoming van recidive. De rechtbank heeft daarbij voor ogen dat verdachte klinisch zal worden opgenomen in een FPK, die nog nader zal worden aangewezen door DIZ. Een forensisch kader is immers bij uitstek ingericht om, indien dat aan de orde is, steeds zorgvuldig een afweging te maken tussen welke vrijheden voor de behandeling wenselijk of noodzakelijk zijn en wat vanuit het perspectief van recidiverisico mogelijk en verantwoord is.
Aan de maatregel zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 7 augustus 2020, welke voorwaarden hierna worden weergegeven in het dictum van dit vonnis. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven mee te zullen werken aan een behandeling binnen de kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden en heeft zich bereid verklaard de in het reclasseringsrapport geformuleerde voorwaarden na te leven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden met voldoende waarborgen met betrekking tot de beveiliging van de samenleving is omkleed.
De maatregel brengt met zich dat als verdachte de door de rechtbank gestelde voorwaarden niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zulks eist, de maatregel kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank zal, op grond van artikel 38 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht, de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen opdat direct voortgegaan kan worden met de uitvoering van de voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, als hij niet wordt behandeld, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de brandstichting ter zake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden onder meer wordt opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In het geval het tot een omzetting van de voorwaardelijke terbeschikkingstelling tot een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling mocht komen, dan kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege daarom een periode van vier jaar te boven gaan.