ECLI:NL:RBAMS:2020:4699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
8635608 EA VERZ 20-497
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst recensent Volkskrant wegens verwijtbaar gedrag en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2020 een beschikking gegeven over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een recensent van de Volkskrant, werkzaam bij DPG Media. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van verwijtbaar gedrag van de recensent, die herhaaldelijk ontkende betrokken te zijn bij grensoverschrijdend gedrag. Dit gedrag leidde tot een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, waardoor DPG Media het vertrouwen in de recensent had verloren. De feiten die aan de ontbinding ten grondslag lagen, omvatten onder andere beschuldigingen van ongepast gedrag richting vrouwelijke auteurs, het schenden van de gedragscode van DPG Media en het misbruik maken van zijn positie als recensent. De rechtbank oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was op basis van artikel 7:669 lid 3 BW, waarbij de integriteit van de journalistieke functie en de reputatie van de Volkskrant in het geding waren. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2020 en een transitievergoeding van € 32.213,93 bruto toegekend aan de recensent.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8635608 EA VERZ 20-497
beschikking van: 24 september 2020
func.: 854

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap DPG Media B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: DPG Media
gemachtigde: mr. J. Schulp
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. M.J. Draaisma

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

DPG Media heeft op 7 juli 2020 een verzoek ingediend met producties dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] .
[verweerder] heeft een verweerschrift met producties ingediend.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Het verzoek is mondeling behandeld op 20 augustus 2020. Voor DPG Media zijn verschenen P. [naam 6] , hoofdredacteur van de Volkskrant, [naam 1] , adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant, [naam 2] , HR en [naam 3] , bedrijfsjurist, vergezeld door de gemachtigde en mr. E.L. Steenis. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. M. van den Eeckhout. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. Na verder debat is de zaak twee weken aangehouden om te bezien of een minnelijke regeling mogelijk was. Daarna is om een beschikking gevraagd en is een datum daarvoor bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1963, is sinds 1 januari 2004 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) DPG Media en is werkzaam in de functie van redacteur bij de Volkskrant. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 38 uren bedraagt € 5.132,82 per maand exclusief toeslagen en emolumenten.
1.2.
[verweerder] schrijft voor de Volkskrant onder meer boekrecensies. [verweerder] is naast zijn werk voor de Volkskrant jurylid voor meerdere literatuurprijzen en gastdocent aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ook heeft hij zelf boeken geschreven.
1.3.
In het Stijlboek van de Volkskrant staat onder de omschrijving van het begrip ‘recensie’ onder meer: ‘Een recensent dient nimmer in enige relatie te staan tot de maker van het besproken werkstuk’.
1.4.
In de Gedragscode DPG Media staat onder paragraaf 5 (‘onafhankelijkheid’) onder meer: ‘In het streven naar kwaliteit en integriteit past een zorgvuldige omgang met zakelijke belangen en/of partners van DPG Media en worden alle vormen van samenloop en verstrengeling van persoonlijke – en zakelijke belangen door medewerkers vermeden’.
1.5.
In december 2017 heeft de toenmalige hoofdredacteur van de Volkskant ( [naam 4] ) een e-mail ontvangen van de hoofdredacteur van de Nieuwe Revu, waarin hij schrijft dat een anonieme tipgever hem had gewezen op ‘een Volkskrant-redacteur die stelselmatig grensoverschrijdend seksueel gedrag zou vertonen. Navraag in “het wereldje” leert dat er meer mensen bekend zijn met dit verhaal’. In de bijgesloten e-mail van de anonieme tipgever staat dat [verweerder] meerdere jonge schrijfsters had uitgenodigd om met hem in het Okura Hotel seks te hebben in ruil voor een recensie in de Volkskrant.
1.6.
Naar aanleiding van de aanhoudende geruchten hebben [naam 4] en chef Boeken bij de Volkskrant, [naam 5] , (ieder afzonderlijk) begin 2018 met [verweerder] hierover gesproken en hem gevraagd wat er waar was van de geruchten over grensoverschrijdend gedrag. [verweerder] heeft de geruchten ontkend en weersproken dat hij anderszins ongepast contact zou hebben gehad met vrouwelijke schrijfsters.
1.7.
In februari 2020 kwam de (nieuwe) hoofdredacteur van de Volkskrant, [naam 6] , ter ore dat NRC Handelsblad bezig zou zijn met een onderzoek naar [verweerder] . [verweerder] zou schrijfsters hebben uitgenodigd voor lunches voordat hij hun boeken zou recenseren.
1.8.
[naam 6] heeft [verweerder] in een gesprek op 5 februari 2020 met deze beweringen geconfronteerd. In het door [naam 6] gemaakte gespreksverslag staat dat [verweerder] tijdens het gesprek heeft ontkend dat hij ooit contact heeft opgenomen met vrouwen over wie hij ook een recensie schreef en heeft verklaard dat zijn contacten met schrijvers zich beperkten tot interviews. [naam 6] heeft hem verzocht nog eens goed na te gaan of er in het verleden dingen zijn gebeurd die mogelijk intimiderend zijn overgekomen en hem gevraagd hier open over te zijn.
1.9.
Naar aanleiding van het boekenweekgeschenk van 2020, waarin schrijver [naam 7] de literaire wereld en de rol van de recensent bekritiseert, heeft een opinieredacteur van de Volkskrant een rondgang langs auteurs gemaakt en heeft hij onder anderen met schrijfster [naam 8] gesproken. In een artikel dat op 4 maart 2020 online werd gezet staat de volgende passage uit het interview met haar:
‘Een vriendin van me kreeg te horen: we schrijven geen recensie, maar ik geef je wel een prijs. Een andere vriendin ontving ’s nachts een sms van een gezaghebbend recensent: “ik ga je recenseren, zullen we morgen lunchen?” [naam 8] noemde dat nog net geen # MeToo.’
1.10.
Naar aanleiding van dit stuk heeft [naam 5] op 5 maart 2020 contact opgenomen met [naam 8] en gevraagd om concrete namen. [naam 8] heeft haar geantwoord dat het grote probleem is dat de mensen die bewijzen hebben er niet over durven te praten.
1.11.
De adjunct-hoofdredacteur (voormalig ombudsvrouw) van de Volkskrant, [naam 9] , heeft tussen 6 maart 2002 en 14 mei 2020 gesprekken gevoerd met tien vrouwelijke auteurs en met één vrouwelijke auteur die zich nadien meldde. Aan alle auteurs is anonimiteit toegezegd. Haar bevindingen zijn vastgelegd in een verslag, gedateerd 15 mei 2020 (hierna: het intern onderzoek).
1.12.
Naar aanleiding van een (fictief) verslag van een lunch van een schrijfster met [verweerder] in het satirisch blad Propria Cures, heeft [naam 6] op 4 mei 2020 per e-mail aan [verweerder] gevraagd om nog eens te bevestigen dat hij zulke contacten met schrijvers ten stelligste ontkent, daarbij verwijzend naar het gesprek van 5 februari 2020, waarvan hij het verslag heeft bijgevoegd. [verweerder] heeft daar per e-mail van dezelfde dag op geantwoord: ‘Uiteraard kan ik dat met plezier bevestigen.’
1.13.
In een gesprek op 18 mei 2020 hebben [naam 6] en [naam 9] de bevindingen van het interne onderzoek met [verweerder] besproken, zonder daarbij namen en data te noemen. In het daarvan door [naam 6] en/of [naam 9] gemaakte gespreksverslag staat onder meer:
‘ [naam 6] (…) legt uit dat [naam 9] onderzoek heeft gedaan, omdat de geruchtenstroom over contacten met schrijfsters aanhield. Ze heeft tien vrouwen gesproken en we hebben bewijzen gezien: hij heeft vrouwen benaderd terwijl hij een recensie over ze ging schrijven, hij sprak ze aan met lieve en lieverd, hij heeft soms geprobeerd met hen af te spreken, hij heeft vrouwen daarmee in verlegenheid gebracht en hij heeft ook enkele keren uit de jury geklapt. [naam 6] benadrukt dat we dit weten uit de gesprekken met die vrouwen en dat we de berichten die hij heeft gestuurd hebben gezien. Dat is niet waar, reageert [verweerder] . Hij heeft alleen maar uit hoofde van zijn professie als boekenredacteur contact met schrijfsters. En dat is alleen maar voor interviews. Hij heeft nooit uit de jury gelekt (…) [verweerder] herhaalt dat hij alleen professioneel contact met schrijfsters heeft en dat hij alle contacten vooraf met [naam 5] bespreekt. Dat ze onderling de boeken verdelen en wie met wie afspreekt. Later legt hij uit dat alle contacten per mail verlopen en dat het via de pr-mensen van uitgeverijen gaat. Hij gebruikt inderdaad weleens de woorden ‘liefs’ en ‘lieve groet’, maar dat doet iedereen in het wereldje. (…) [naam 9] vraagt of we het, als we over professionele contacten spreken, het over hetzelfde hebben. Heeft hij dan wel eens voor zijn idee professioneel contact gezocht via Facebook? Nooit. (…) het gaat om contact zoeken met vrouwelijke auteurs via Facebook of andere sociale media. Het gaat om afspraken maken. Dat heeft hij nooit gedaan, herhaalt hij. Hij heeft nooit geluncht met een schrijfster. Later in het gesprek vertelt hij dat het wel de bedoeling was om met schrijfster (…) te gaan lunchen, omdat zij iets zou gaan doen met Boeken bij de Volkskrant. Maar die afspraak ging niet door. Alles stond in het teken van de krant. Alles besprak hij met [naam 5] . Misschien, vertelt hij bij nader inzien, heeft hij wel eens aan een schrijfster laten weten wanneer een recensie in de krant zou komen. (…) Heeft hij bij schrijfsters wel eens laten doorschemeren dat ze genomineerd waren voor een prijs? [verweerder] zwijgt. Heeft hij wel eens gezegd dat er ‘goed nieuws aan komt’? [verweerder] zwijgt lang. ‘Wat als we je het bewijs laten zien dat je hebt gelekt uit de jury, wat zeg je dan? [verweerder] zwijgt wederom lang. ‘Ik vind het vervelend als mensen zich onder druk gezet hebben gevoeld’, herhaalt [verweerder] . ‘Ik heb zelf gemeend dat ik geen grensoverschrijdende dingen heb gedaan. Ik heb die bedoeling nooit gehad.’(…) Hij zegt dat hij dacht dat het alleen maar geruchten waren (refererend aan het Okura-hotel) waar niets van klopte. Hij dacht dat hij zich niets van die geruchten hoefde aan te trekken. (…) Dan vertelt hij over de lunchafspraak met (…), die niet doorging, maar dat [naam 5] hiervan af wist. ‘Het kan zijn’, zegt hij dan, ‘dat ik die formulering heb gebruikt’. Hij refereert aan ‘er komt goed nieuws aan’. Maar betekent dit nu dat hij erkent dat hij aan een vrouw heeft verklapt dat ze genomineerd was met de mededeling: er komt goed nieuws aan? Nee, [verweerder] zwijgt weer lang. Is er meer, de lunches? Hij had zich erbij neergelegd dat hij met de geruchten moest leren leven, zegt hij. We benadrukken dat het niet om de Okura-geruchten gaat, maar om berichten die hij aan vrouwen heeft gestuurd. Hij zal zich anders moeten gaan opstellen, zegt hij. Met ‘lieve’ heeft hij een te gemeenzame toon aangeslagen, die als onaangenaam is ervaren. Hij heeft altijd gedacht dat hij het wel in de gaten zou hebben als hij iets te ver zou gaan. Maar niemand heeft hem dat ooit verteld (…) Tot slot benadrukt hij dat hij heel zeker weet dat hij integriteit hoog in het vaandel heeft staan en dat hij goed weet wat kan en wat niet kan. (…) [verweerder] doet een klemmend beroep op ons: hij hoopt dat we zien dat hij oprecht is. Dat hij ervoor zal waken dat hij het weer doet. Dat is moeilijk als we het niet eens worden over de feiten, zegt [naam 6] , want wat gaat hij dan precies niet meer doen? En hoe weten we zeker dat hij handelingen die wij ongepast en ontoelaatbaar vinden voor een recensent, uit zichzelf herkent. Daarop geeft [verweerder] geen antwoord. [naam 6] zegt dat de hoofdredactie zich gaat beraden. Als [verweerder] nog nagedachten heeft, is hij van harte welkom om die met de hoofdredactie te delen. We spreken af dat we de volgende dag (….) weer bij elkaar komen.’
1.14.
Op 19 mei 2020 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. In het daarvan door [naam 6] en/of [naam 9] gemaakte gespreksverslag staat onder meer:
‘Wat jullie hebben gelezen, heb ik geschreven’, zegt hij, verwijzend naar het onderzoek dat [naam 9] heeft gedaan. ‘Daar schaam ik me voor en het is gênant’. (…) Zelf vindt [verweerder] de toon bij nader inzien te luchtig. ‘Ik ben altijd iemand geweest van strenge principes. De eerste 25 jaar heb ik dat strak volgehouden, de laatste drie jaar helaas niet altijd.’ (…) ‘Ik weet wat ik moet laten, wat ik wel en niet moet doen. Ik heb fouten gemaakt.’ (…) Volgens [verweerder] wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat hij uit zichzelf contact zoekt. Normaal laten ze niet weten of een boek wordt besproken: je ziet het wel. Maar dat heeft hij in een aantal gevallen wel gedaan, dat was nodeloos, zegt hij, ‘uit aardigheid, ijdelheid. Ik weet dat ik dat niet behoor te doen.’ (…) [verweerder] heeft nooit op eigen initiatief contact opgenomen, zegt hij. ‘Mogelijk zijn er uit de correspondentie die jullie hebben gezien, stukjes geknipt waardoor de indruk wordt gewekt dat ik uit het niets contact met hen heb gezocht, maar ik ben altijd ingegaan op een vraag. Gaan jullie nog iets met het boek doen? Heb je mijn boek ontvangen? (…) [verweerder] noemt vier vrouwen, van wie hij vermoedt dat die hun correspondentie met ons hebben gedeeld (…). [naam 6] drukt hem op het hart om niet te onderzoeken waar de beschuldigingen vandaan komen, maar vooral naar zijn eigen gedrag te kijken. Welke correspondenties met vrouwelijke auteurs heeft hij allemaal aangetroffen? Niet meer dan deze vier, herhaalt [verweerder] tot driemaal toe. Was dat op zijn Facebookaccount? Hij geeft geen antwoord en laat weten dat hij zijn Facebookaccount heeft verwijderd. Hoe vaak en met wie heeft hij vertrouwelijke informatie uit literaire jury’s gedeeld, vraagt [naam 6] . Na lang nadenken, zegt [verweerder] dat hij dat een keer heeft gedaan. ‘met (…)’, (…) Hoe vaak heeft hij voor publicatie een recensie of artikel overhandigd aan een vrouwelijke auteur, vraagt [naam 6] . ‘Ik heb nooit van tevoren een recensie overhandigd’, zegt [verweerder] . ‘Of een poëzierubriek.’ [naam 9] : Heb je recent, dit jaar, nog contact gezocht met schrijfsters? Nee, zegt [verweerder] . Heb je wel eens een fysieke ontmoeting met een schrijfster gehad nadat je haar had uitgenodigd, voorafgaand aan een recensie, vraagt [naam 9] . [verweerder] : ‘Nooit.’ [naam 6] laat hierop weten dat hij het vertrouwen in [verweerder] volledig kwijt is. [verweerder] heeft voor de vierde keer de kans gekregen om open kaart te spelen over alle contacten die hij met vrouwelijke schrijvers heeft gehad. In plaats van hier serieus over na te denken en verslag van te doen, heeft hij zich alleen maar afgevraagd waar de beschuldigingen vandaan komen. De uitspraken van [verweerder] zijn bovendien in tegenspraak met de feiten die [naam 9] heeft verzameld in haar onderzoek. Door dit gebrek aan introspectie en zelfkennis heeft de hoofdredactie er geen vertrouwen in dat [verweerder] zijn leven in de toekomst zal beteren. De spijtbetuigingen en zijn bekentenis zijn te beperkt en komen te laat, zegt [naam 6] , waardoor het voor de hoofdredactie onmogelijk is geworden om hem nog op zijn woord te geloven. [naam 6] somt tot slot op wat de hoofdredactie [verweerder] verwijt. Met zijn berichten op Facebook/Twitter en ander sociale media heeft hij vrouwen in verlegenheid gebracht en misbruik gemaakt van zijn machtige positie als recensent. Hij heeft zo bovendien zijn geloofwaardigheid als recensent in de waagschaal gesteld. Vrouwelijke auteurs kregen de indruk dat zij een recensie positief konden beïnvloeden als ze zijn berichten welwillend zouden beantwoorden. [verweerder] heeft hiermee ook de geloofwaardigheid van de Volkskrant, ons grootste goed, ondergraven. Tot slot heeft hij het vertrouwen van deze en de vorige hoofdredactie beschaamd door keer op keer niet de waarheid te spreken, toen hem werd gevraagd welke contacten hij had met vrouwelijke auteurs. [naam 6] laat [verweerder] weten dat hier onze wegen scheiden, dat we uit elkaar gaan.’
1.15.
[verweerder] is na het gesprek op 19 mei 2020 op non-actief gesteld, met behoud van zijn salaris, in afwachting van nadere besluitvorming. De chef-redacteuren zijn hierover dezelfde dag door de hoofdredactie geïnformeerd.
1.16.
Bij e-mail van 24 mei 2020 heeft [verweerder] aan [naam 6] laten weten dat het verslag van het gesprek op 4 februari 2020 onvolledig was, omdat hij met vrouwen en mannen contact heeft gehad, voor professionele doeleinden. Het onderhouden van netwerken en het leggen van contacten hoort tot zijn taken, want hij is niet alleen recensent, zo schrijft hij.
1.17.
Op 25 mei 2020 en ook daarna verschenen in de media (NRC Handelsblad, De Telegraaf, Twitter) berichten over de non-actiefstelling van [verweerder] .
1.18.
Het intern onderzoeksverslag van [naam 9] is bij e-mail van 26 mei 2020 namens de hoofdredacteur aan [verweerder] verstuurd. Daarbij is hem geschreven dat er geen vertrouwen meer was in de samenwerking, vanwege zijn voortdurende ontkenning van het hem verweten gedrag. Tevens is aan hem het voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst in goed onderling overleg te beëindigen.
1.19.
Op 27 mei 2020 berichtte de Volkskrant in de rubriek ‘Ten eerste’ dat [verweerder] op non-actief is gesteld en dat dit volgt op een onderzoek naar zijn benadering van vrouwelijke schrijvers. ‘Omdat [verweerder] en de Volkskrant een arbeidsrechtelijk geschil hebben, kan de redactie in dit stadium geen verdere mededelingen doen. Zodra het wel kan, zal de hoofdredactie verantwoording afleggen’.
1.20.
Naar aanleiding van het bericht in de Volkskrant heeft het radioprogramma Spraakmakers op 27 mei 2020 de hoofdredacteur gevraagd naar de non-actiefstelling van [verweerder] . In de transcriptie van het interview staat onder meer:
‘ [naam 6] : (…) Als journalistieke organisatie wil je het liefst totale openheid geven en wil je er heel transparant over zijn want dat is je natuurlijke neiging ook, maar in een dergelijk geval ben je in de eerste plaats werkgever en moet je vooral zorgen voor een heel zorgvuldige procedure, en daar hoort niet bij een discussie in de media, dus mijn eerste belangstelling ligt nu bij deze werknemer, daar heeft hij ook recht op, het is ook een groot persoonlijk drama, dus ik moet hem ook beschermen dus ik kan er gewoon heel weinig over zeggen, wat nogmaals heel moeilijk is, zeker omdat de andere media er op een gegeven moment natuurlijk wel lucht van hebben gekregen. (…) Idealiter hadden we het zelf helemaal afgerond en dan de volledige openheid erover gegeven en nu wordt je een beetje op achterstand gezet omdat andere media erover berichten, je wil niet liegen, dus je gaat het deels bevestigen. (…) ik heb het zo lang mogelijk uit de publiciteit proberen te houden en ik probeer nog steeds zo veel mogelijk, zo weinig mogelijk te vertellen, maar op een gegeven moment, ja als het via allerlei andere kanalen naar buiten gaat (…) ja dan kan je op een gegeven moment niet meer geloofwaardig niks zeggen (…).’
1.21.
Op 30 mei 2020 publiceerde de Volkskrant in de rubriek ‘Week van de hoofdredacteur’ een kort commentaar over de zaak [verweerder] , waarin [naam 6] nogmaals uitlegt waarom de krant nog geen volledige openheid van zaken geeft. Hij schrijft onder meer:
‘(…) Moet de krant niet proberen deze speculaties de kop in te drukken om te voorkomen dat de betrokken redacteur al te zeer beschadigd zou raken? Dat heb ik overwogen. Om de indruk weg te nemen dat we hier met een nieuwe Harvey Weinstein te maken hebben, heb ik aan diverse media laten weten dat het zich daarmee absoluut niet laat vergelijken. Over wat er wel is gebeurd kunnen we ook nu nog niets zeggen. (…)’
1.22.
Ook op 30 mei 2020 verscheen in de Volkskrant een kort bericht van [naam 5] over de zaak [verweerder] , dit naar aanleiding van berichten in NRC Handelsblad en op Twitter, waarin zij excuses aanbiedt ‘aan de schrijfsters die in verlegenheid zijn gebracht, zich geïntimideerd hebben gevoeld en de beoordelingen van hun werk met terugwerkende kracht in twijfel trekken. Aan de lezers die willen weten wat er is gebeurd. De krant gaat het zo snel mogelijk vertellen.’
1.23.
Verder stond in de Volkskrant van 30 mei 2020 een column van [naam 10] over de non-actiefstelling van [verweerder] en de reacties die daarna op sociale media volgden.
1.24.
De bedrijfsjurist van DPG heeft de gespreksverslagen van 18 en 19 mei 2020 als bijlagen bij een e-mail van 9 juni 2020 aan de gemachtigde van [verweerder] gestuurd.
1.25.
DPG Media heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) opdracht gegeven tot een nader onderzoek om vast te stellen of de klachten ten aanzien van [verweerder] op waarheid berusten en, zo ja, om vast te stellen wanneer relevante gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en welke gevolgen de auteurs hiervan ervaren hebben.
1.26.
Het onderzoek heeft in juni 2020 plaatsgevonden. Hoffmann heeft 9 van de 11 vrouwelijke auteurs, met wie eerder in het kader van het interne onderzoek was gesproken, geïnterviewd. Haar bevindingen heeft zij samengevat in een Management Letter, gedateerd 17 juni 2020, met als bijlagen geanonimiseerde gespreksverslagen met 3 van deze 9 auteurs, alle voorzien van screenshots van chatgesprekken tussen de auteurs en [verweerder] . In de Management Letter staat onder meer:
‘(…)
3.2
Berichten
Uit het onderzoek is bekend geworden dat de heer [verweerder] meerdere vrouwelijke auteurs heeft benaderd via privéberichten op social media (Facebook Messenger en Twitter). Dat geldt voor alle negen auteurs die onze medewerkers spraken. De berichten stuurde de heer [verweerder] een aantal keer voordat hij een recensie schreef over het uitgebrachte werk van de betreffende vrouwelijke auteur. Ook benaderde de heer [verweerder] meerdere vrouwelijke auteurs via privéberichten en hintte over een nominatie of het winnen van een literaire prijs. De heer [verweerder] heeft de auteurs benaderd voorafgaand aan de officiële bekendmaking. In alle gevallen nam de heer [verweerder] het initiatief voor het contact. Alle auteurs die onze medewerkers spraken, deelden mede dat de heer [verweerder] in het contact via social media woorden gebruikte zoals ‘lieve’, ‘lieve groet’, ‘liefs’, ‘lieverd’, en ‘excuuskus’. Dit wordt onderbouwd door meerdere screenshots van berichten tussen de betreffende auteur en de heer [verweerder] die onze medewerkers ontvingen van de auteurs. De heer [verweerder] was in alle gevallen degene die begon met dergelijke woorden en een aantal auteurs nam deze bewoordingen over. Soms kon de auteur niet uitleggen waarom, maar vertelden dat de heer [verweerder] als recensent een auteur kan ‘maken of breken’ en daarin een bepaalde macht heeft. Als auteur wil je hem daarom te vriend houden. De heer [verweerder] heeft berichten gestuurd over diverse onderwerpen. Hier volgen een aantal voorbeelden over de onderwerpen waarover de heer [verweerder] privé berichten stuurde. De heer [verweerder] :
- deelde mee dat hij het boek van de auteur ging lezen;
- deelde mee dat hij een recensie ten behoeve van publicatie in de Volkskrant;
- vroeg of de auteur een recensie wilde lezen die hij had geschreven;
- gaf complimenten over het werk van de auteur;
- vroeg om een gesigneerd boek;
- gaf tips of bood hulp aan;
- liet weten dat de auteur weleens ‘heel blij zou kunnen worden’ of dat er ‘iets leuks aan zat te komen’, waarmee hij volgens de auteurs hintte op een nominatie of een prijs;
- stelde vragen over zaken die hij ook bij de uitgever kon (op)vragen;
- deelde mee dat hij de auteur zou willen interviewen;
- vertelde dat hij zijn best ging doen om een boek genomineerd te krijgen of vroeg of het boek wel zou worden opgestuurd voor een specifieke prijs.
Een aantal auteurs ontving voorafgaand of na afloop van een ontmoeting met de heer [verweerder] van hem weleens een bericht met onder meer het volgende, of woorden van gelijke strekking: ‘Het was leuk’, ‘Ik verheug me’, en ‘ik hoop je vaker te zien’. De berichten van de heer [verweerder] werden verstuurd in de periode 2015 tot en met 2020. Vanwege de bescherming van de privacy van de auteurs zijn de berichten niet opgenomen in deze rapportage.
3.3.
Afspraken
De heer [verweerder] heeft, van de negen auteurs die onze medewerkers spraken, aan vijf auteurs via privéberichten gevraagd om af te spreken. Tegen een zesde auteur zei [verweerder] alleen dat ze ‘nog eens over het boek moeten praten.’ Het is niet in alle gevallen daadwerkelijk tot een afspraak gekomen. Redenen die de heer [verweerder] aangaf om ergens af te spreken varieerden volgens de gesproken auteurs tussen het laten lezen van een recensie, het signeren van een boek, het verzoek om iets te schrijven voor de krant, voor het kunnen opsturen van boeken, of om een stuk voor de krant te kunnen schrijven.
(…)’
1.27.
De bevindingen van Hoffmann en de geanonimiseerde gespreksverslagen inclusief bewijsstukken van drie auteurs, die daarvoor toestemming hebben gegeven, zijn op 19 juni 2020 met [verweerder] gedeeld.
1.28.
Partijen zijn niet tot een minnelijke regeling gekomen.

Verzoek

2. DPG Media verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ex artikel 7:671b lid 1, onderdeel a Burgerlijk Wetboek (BW) te ontbinden, onder toekenning van de transitievergoeding, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3. Aan dit verzoek legt DPG Media - kort gezegd - ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 jo lid 1 BW. Volgens DPG Media is sprake van primair verwijtbaar handelen en secundair een verstoorde arbeidsverhouding. Ter onderbouwing daarvan stelt DPG Media - samengevat - dat [verweerder] zijn positie als vooraanstaand literair recensent van de Volkskrant stelselmatig heeft misbruikt door via sociale media contact te zoeken met jonge vrouwelijke auteurs voorafgaand aan de publicatie van een recensie van hun werk. Hij heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de implicaties en de gevolgen van zijn handelen. Hij heeft bijgedragen aan een onveilige werkrelatie met de auteurs. Hij heeft de reputatie van de Volkskrant ernstige schade toegebracht door zich als recensent niet integer, niet onafhankelijk en niet professioneel op te stellen. Hij heeft daarmee niet alleen zichzelf maar ook de krant in diskrediet gebracht. Daarbij heeft hij vijfmaal gelogen tegen zijn werkgever, waardoor de noodzakelijke vertrouwensband onherstelbaar is beschadigd.

Verweer en tegenverzoeken

4. [verweerder] voert als verweer - samengevat - dat hij in zijn rol als recensent geen misbruik heeft gemaakt van zijn positie jegens vrouwen of hen heeft benaderd met niet zakelijke bedoelingen. Het is in de literaire wereld gangbaar om gemeenzaam met elkaar om te gaan. Nooit heeft hij recensies over boeken geschreven tegenover verlangde gunsten en nooit over boeken van auteurs met wie hij tijdens het schrijven van recensies contact had. Waar de leugens uit bestaan die de vertrouwensbreuk zouden hebben veroorzaakt, heeft de hoofdredactie niet duidelijk gemaakt. De Volkskrant heeft hem geen kans gegeven eventuele verbeteringen in zijn omgangsvormen aan te brengen. De onderzoeken van de hoofdredactie en van Hoffmann zijn ondeugdelijk en niet onafhankelijk. Ten slotte heeft DPG Media zich onvoldoende ingespannen om [verweerder] te herplaatsen. Hij vindt dat het verzoek van DPG Media moet worden afgewezen en dat DPG Media moet worden veroordeeld - samengevat - om hem zijn werk te laten uitvoeren.
5. [verweerder] verzoekt tevens om DPG Media te gebieden om op haar kosten een allesomvattend klachtenonderzoek te laten verrichten door onderzoeksbureau Bezemer & Schubad, naar het handelen van [verweerder] en het door DPG verrichte onderzoek. Tevens verzoekt hij voor recht te verklaren dat DPG Media heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen als goed werkgever jegens [verweerder] . Dit alles met veroordeling van DPG Media in de proceskosten.
6. [verweerder] voert daarvoor aan dat het onderzoek van DPG Media niet onafhankelijk en zonder hoor en wederhoor is verricht. Omdat het onderzoek niet goed is geweest en DPG Media [verweerder] desondanks op non-actief heeft gesteld en naar buiten is getreden over dit besluit, wetend dat dit door alle landelijke media zou worden opgepakt, heeft DPG Media in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap gehandeld. [verweerder] is hierdoor beschadigd. Hij heeft dit onafhankelijke onderzoek nodig voor zijn eer en goede naam en voor zijn werk als lid van jury’s.

Beoordeling

7. [verweerder] heeft ter zitting voor het eerst aangevoerd dat DPG deze procedure niet volgens de regels is gestart, omdat volgens het Redactiestatuut ontslag eerst mogelijk is na overleg met het Bestuur. Dit verweer is tardief gevoerd. Ten overvloede wordt overwogen dat DPG Media als verzoekende partij optreedt, zodat de kantonrechter er vanuit gaat dat het bestuur van het ontbindingsverzoek op de hoogte is.
8. [verweerder] heeft verzocht om een allesomvattend klachtenonderzoek door onderzoeksbureau Bezemer & Schubad te laten verrichten op kosten van DPG Media. [verweerder] wil hiermee zijn eer en goede naam zuiveren. Dit verzoek wordt afgewezen nu er voor een dergelijk onderzoek onvoldoende grond bestaat.
9. Uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met h BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door DPG Media naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11. DPG Media stelt dat uit haar intern onderzoek en het onderzoek van Hoffmann blijkt dat [verweerder] zijn positie als literair recensent van een van Nederlands grootste dagbladen heeft misbruikt en met zijn handelen de journalistieke integriteit heeft overtreden.
12. Het verweer van [verweerder] is voor een groot deel gericht tegen de wijze waarop het onderzoek naar zijn handelen heeft plaatsgevonden. Hoewel [verweerder] heeft aangevoerd dat het lastig was verweer te voeren tegen anonieme beschuldigingen, zijn er voldoende concrete aanwijzingen en ook bewijsstukken over de bronnen en de aard en inhoud van de contacten aan hem voorgelegd, om te kunnen begrijpen waartegen hij zich diende te verweren. [verweerder] heeft zelf de namen van de drie vrouwelijke auteurs genoemd, van wie hij aan de hand van de screenshots heeft achterhaald dat zij over hem hebben verklaard. Daarnaast heeft hij in zijn correspondentie met (de hoofdredactie van) de Volkskrant nog de namen van zes andere vrouwelijke auteurs genoemd, met wie hij heeft gecorrespondeerd en/of contact heeft gehad. De bevindingen uit het interne onderzoek vroegen dan ook om een toelichting van [verweerder] . Die toelichting heeft hij niet meteen en slechts voor een deel gegeven. Na een aanvankelijke ontkenning, heeft [verweerder] erkend dat hij met vrouwelijke auteurs contact opnam via Facebook Messenger. Hij heeft toegegeven dat hij een ontmoeting aan een schrijfster heeft voorgesteld, terwijl zijn recensie van haar roman nog niet was gepubliceerd. Ook heeft hij toegegeven dat hij een andere schrijfster, wier boek zou verschijnen, voor een ontmoeting heeft uitgenodigd. Dat hij uiteindelijk van dat boek geen recensie heeft geschreven, maakt niet dat dit contactverzoek daarom anders moet worden bekeken. [verweerder] heeft bovendien toegegeven dat hij vertrouwelijke informatie uit een literaire jury heeft gedeeld met een schrijfster.
13. Het is duidelijk dat het hier niet gaat om ‘#Me too’-gedrag, dat is ook niet wat DPG Media [verweerder] verwijt. Niettemin is dit gedrag niet conform de voor [verweerder] geldende normen, gezien zijn rol als literair recensent voor een groot landelijk dagblad en de machtspositie die hij daardoor heeft in de literaire wereld. Het moet [verweerder] duidelijk zijn geweest dat dergelijk gedrag door DPG Media als ontoelaatbaar wordt gezien. Keer op keer heeft de hoofdredactie hem gevraagd naar het waarheidsgehalte van de geruchten die over zijn contacten met vrouwelijke auteurs circuleerden. Het moet hem uit die vragen duidelijk zijn geworden - voor zover het dat niet al was - dat de hoofdredactie vindt dat hij als recensent uiterst terughoudend dient te zijn in zijn contacten met schrijvers. Dat de krant dit belangrijk vindt, blijkt overigens ook uit de gedragscode DPG Media en het Stijlboek en volgt ook uit de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek, waarmee bekendheid - van in elk geval de laatstgenoemde twee - bij [verweerder] verondersteld mag worden. [verweerder] heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de impact van zijn verzoeken op de vrouwelijke auteurs, van wie de meeste jong en beginnend waren. Dat valt hem aan te rekenen, nu hij een ervaren redacteur is die al jaren boeken recenseert voor de Volkskrant. [verweerder] is door de hoofdredactie meerdere malen in de gelegenheid gesteld te reageren op de geruchten over zijn gedrag en later ook op de bevindingen van het interne onderzoek. De bevindingen van het onderzoek van Hoffmann - dat DPG Media aanvullend heeft gedaan ter verdere staving van haar inmiddels aan [verweerder] uitgesproken wens om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen - zijn met [verweerder] gedeeld. DPG Media heeft daarmee voldoende aan hoor en wederhoor gedaan. Door het gedrag van [verweerder] , dat heeft geleid tot geruchten in het literaire circuit, is de reputatie van zowel [verweerder] als de Volkskrant, die journalistieke integriteit en respectvolle omgangsvormen van groot belang vindt en dat ook uitdraagt, in diskrediet gebracht.
14. Het gedrag van [verweerder] is verwijtbaar, maar niet in die mate dat dit voldoende grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Van fysieke toenadering is geen sprake geweest en van insinuaties in die richting evenmin. Wat wel is gebleken is dat [verweerder] gemeenzaam met vrouwelijke schrijfsters is omgegaan, daartoe het initiatief heeft genomen en ook meerdere keren een link heeft gelegd met een door hem te schrijven recensie of een aanstaande literaire prijs. [verweerder] heeft, gelet op zijn functie, daarmee journalistieke grenzen overschreden en heeft zich onvoldoende gerealiseerd welk effect hij als landelijk bekend recensent met zijn gedrag had op de veelal jonge auteurs. DPG Media had - gelet op de lange en zeer goede staat van dienst van [verweerder] - de zaak aanvankelijk nog kunnen afdoen met een officiële waarschuwing en/of een andere disciplinaire maatregel, ware het niet dat [verweerder] de hem verweten gedragingen van begin af aan heeft ontkend, eerst zelfs zeer stellig. [verweerder] is door die herhaalde ontkenningen debet aan de ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie waarvan thans naar het oordeel van de kantonrechter sprake is.
15. Hoewel de geruchten die over [verweerder] de ronde deden in eerste instantie leken te gaan over seksuele contacten, heeft [naam 6] tijdens het gesprek op 4 februari 2020 aan [verweerder] duidelijk gemaakt dat het ging om ‘grensoverschrijdend gedrag’, waarbij hij [verweerder] heeft gevraagd naar de aard van zijn contacten met vrouwelijke auteurs. [verweerder] heeft toen ontkend dat hij ooit contact heeft opgenomen met vrouwen over wier boeken hij ook een recensie schreef en heeft verklaard dat zijn contacten met schrijvers zich beperkten tot interviews. [verweerder] heeft het verslag van het gesprek op 4 februari 2020 pas later ontvangen, maar hij heeft de inhoud daarvan niet expliciet weersproken. Tijdens het gesprek op 18 mei 2020 heeft [verweerder] verklaard dat hij alleen maar in verband met interviews contact heeft gehad met vrouwelijke auteurs en dat hij nooit uit een jury heeft gelekt. Hij zou alleen professioneel contact met schrijfsters hebben gehad en alle contacten vooraf met [naam 5] hebben besproken. Alle contacten verliepen volgens hem per mail en via de PR-mensen van uitgeverijen. Hij heeft nooit professioneel contact gezocht om afspraken te maken met vrouwelijke auteurs via Facebook of andere sociale media, zo staat in het gespreksverslag. Deze verklaring van [verweerder] , waarop hij een dag later gedeeltelijk is teruggekomen, is aantoonbaar in strijd met de waarheid. [verweerder] heeft de volgende dag toegegeven dat hij wel contacten heeft gehad, maar die zouden nooit vanuit hem zijn geïnitieerd. Op de vraag of het contact via Facebook of andere sociale media verliep, heeft hij ontwijkend gereageerd. De inhoud van de gespreksverslagen waaruit dit blijkt heeft [verweerder] niet weersproken. Op de overgelegde screenshots, waarvan [verweerder] niet heeft betwist dat die gesprekken weergeven tussen hem en vrouwelijke auteurs, is te zien dat het contact via Facebook Messenger verliep. Uit de tekst van de getoonde berichten blijkt niet dat het de vrouwelijke auteurs waren die contact met [verweerder] zochten, het lijkt er eerder op dat het [verweerder] was die het gesprek aanging. Tot deze bevindingen komt ook Hoffman in de Management Letter en zijn andersluidende stelling heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd. DPG Media heeft ontkend dat [naam 5] op de hoogte was van de contacten die [verweerder] via Facebook had met vrouwelijke auteurs en van de voorstellen die hij deed tot ontmoetingen. Dat [naam 5] daarvan op de hoogte was is ook niet aannemelijk, gelet op het verzoek dat zij aan [verweerder] heeft gedaan om openheid van zaken te geven.
16. Het gedrag van [verweerder] in combinatie met zijn aanhoudende ontkenning, maakt dat het vertrouwen van de hoofdredactie in [verweerder] volledig weg is en dat de arbeidsrelatie dientengevolge ernstig en duurzaam is verstoord. Van DPG Media kan in redelijk niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] laat voortduren.
17. Herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn ligt niet in de rede. Daarvoor is relevant dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie. Bovendien liggen de kennis, ervaring en kwaliteiten van [verweerder] op het gebied van de literatuur en het recenseren van boeken en hij heeft nu juist op dat gebied het vertrouwen beschaamd.
18. De conclusie luidt dat de kantonrechter het verzoek van DPG Media zal toewijzen op de g-grond en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 december 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
19. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zal de transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW worden toegekend, zoals door DPG Media is verzocht. De overgelegde berekening van DPG Media is door [verweerder] niet weersproken. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op € 32.213,93 bruto. Nu betaling van deze vergoeding geen discussiepunt is tussen partijen, zal DPG Media geen gelegenheid worden gegeven om het verzoek achteraf in te trekken.
20. De verklaring voor recht waar [verweerder] om heeft verzocht zal worden afgewezen. Van ondeugdelijk onderzoek naar de gedragingen van [verweerder] is niet gebleken. Er circuleerden al geruime tijd geruchten over [verweerder] . Hij heeft die steeds weggewuifd en weersproken dat hij grensoverschrijdend of intimiderend gedrag had vertoond. Juist omdat zijn chef en de hoofdredactie van de Volkskrant [verweerder] lange tijd op zijn woord zijn blijven geloven, is het interne onderzoek pas laat op gang gekomen en dit werd nog bemoeilijkt doordat de vrouwelijke auteurs - om hen moverende redenen - zelf niet hebben geklaagd en er voor kozen om anoniem te blijven. De bevindingen van het interne onderzoek, die aan [verweerder] zijn voorgelegd voor commentaar, en diens reactie daarop rechtvaardigden het besluit om [verweerder] op non-actief te stellen. Dat het besluit door de media is opgepakt, kan DPG Media niet worden verweten. [verweerder] is nu eenmaal een landelijk bekend recensent. De hoofdredactie van de Volkskrant is over de kwestie pas naar buiten getreden, nadat er publicaties in diverse landelijke media verschenen. In haar uitingen heeft zij voldoende terughoudendheid betracht. Het was onvermijdelijk en, gelet op de voortgaande geruchten en de publicaties in de landelijke media ook in het belang van [verweerder] , dat de krant iets over de kwestie naar buiten bracht. Het lijdt geen twijfel dat [verweerder] te lijden heeft gehad en nog steeds heeft van alle publiciteit, zoals hij stelt. Dit kan DPG Media echter niet worden verweten. Van het onderzoek van Hoffmann kan niet worden gezegd dat het onzorgvuldig is, voor zover het om de gevoerde gesprekken gaat en de verslaglegging daarvan. In feite heeft Hoffmann het interne feitenonderzoek nog eens overgedaan. Het is echter niet aan Hoffmann om het gedrag van [verweerder] te beoordelen, zoals zij aan het eind van de Management Letter in een samenvatting heeft gedaan. Dat valt ook niet binnen het doel van haar onderzoek. Het is aan DPG Media om conclusies te trekken. Omdat de bevindingen uit het interne onderzoek door het onderzoek van Hoffmann werden bevestigd, hoefde DPG Media [verweerder] niet nogmaals om een reactie te vragen.
21. De slotsom luidt dat de verzoeken van DPG worden toegewezen en die van [verweerder] worden afgewezen. De kantonrechter ziet niettemin aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2020;
veroordeelt DPG Media om aan [verweerder] een transitievergoeding te betalen ter hoogte van € 32.213,93 bruto;
verklaart de onder II. genoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders door DPG of [verweerder] verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.