Beoordeling
7. [verweerder] heeft ter zitting voor het eerst aangevoerd dat DPG deze procedure niet volgens de regels is gestart, omdat volgens het Redactiestatuut ontslag eerst mogelijk is na overleg met het Bestuur. Dit verweer is tardief gevoerd. Ten overvloede wordt overwogen dat DPG Media als verzoekende partij optreedt, zodat de kantonrechter er vanuit gaat dat het bestuur van het ontbindingsverzoek op de hoogte is.
8. [verweerder] heeft verzocht om een allesomvattend klachtenonderzoek door onderzoeksbureau Bezemer & Schubad te laten verrichten op kosten van DPG Media. [verweerder] wil hiermee zijn eer en goede naam zuiveren. Dit verzoek wordt afgewezen nu er voor een dergelijk onderzoek onvoldoende grond bestaat.
9. Uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met h BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door DPG Media naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11. DPG Media stelt dat uit haar intern onderzoek en het onderzoek van Hoffmann blijkt dat [verweerder] zijn positie als literair recensent van een van Nederlands grootste dagbladen heeft misbruikt en met zijn handelen de journalistieke integriteit heeft overtreden.
12. Het verweer van [verweerder] is voor een groot deel gericht tegen de wijze waarop het onderzoek naar zijn handelen heeft plaatsgevonden. Hoewel [verweerder] heeft aangevoerd dat het lastig was verweer te voeren tegen anonieme beschuldigingen, zijn er voldoende concrete aanwijzingen en ook bewijsstukken over de bronnen en de aard en inhoud van de contacten aan hem voorgelegd, om te kunnen begrijpen waartegen hij zich diende te verweren. [verweerder] heeft zelf de namen van de drie vrouwelijke auteurs genoemd, van wie hij aan de hand van de screenshots heeft achterhaald dat zij over hem hebben verklaard. Daarnaast heeft hij in zijn correspondentie met (de hoofdredactie van) de Volkskrant nog de namen van zes andere vrouwelijke auteurs genoemd, met wie hij heeft gecorrespondeerd en/of contact heeft gehad. De bevindingen uit het interne onderzoek vroegen dan ook om een toelichting van [verweerder] . Die toelichting heeft hij niet meteen en slechts voor een deel gegeven. Na een aanvankelijke ontkenning, heeft [verweerder] erkend dat hij met vrouwelijke auteurs contact opnam via Facebook Messenger. Hij heeft toegegeven dat hij een ontmoeting aan een schrijfster heeft voorgesteld, terwijl zijn recensie van haar roman nog niet was gepubliceerd. Ook heeft hij toegegeven dat hij een andere schrijfster, wier boek zou verschijnen, voor een ontmoeting heeft uitgenodigd. Dat hij uiteindelijk van dat boek geen recensie heeft geschreven, maakt niet dat dit contactverzoek daarom anders moet worden bekeken. [verweerder] heeft bovendien toegegeven dat hij vertrouwelijke informatie uit een literaire jury heeft gedeeld met een schrijfster.
13. Het is duidelijk dat het hier niet gaat om ‘#Me too’-gedrag, dat is ook niet wat DPG Media [verweerder] verwijt. Niettemin is dit gedrag niet conform de voor [verweerder] geldende normen, gezien zijn rol als literair recensent voor een groot landelijk dagblad en de machtspositie die hij daardoor heeft in de literaire wereld. Het moet [verweerder] duidelijk zijn geweest dat dergelijk gedrag door DPG Media als ontoelaatbaar wordt gezien. Keer op keer heeft de hoofdredactie hem gevraagd naar het waarheidsgehalte van de geruchten die over zijn contacten met vrouwelijke auteurs circuleerden. Het moet hem uit die vragen duidelijk zijn geworden - voor zover het dat niet al was - dat de hoofdredactie vindt dat hij als recensent uiterst terughoudend dient te zijn in zijn contacten met schrijvers. Dat de krant dit belangrijk vindt, blijkt overigens ook uit de gedragscode DPG Media en het Stijlboek en volgt ook uit de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek, waarmee bekendheid - van in elk geval de laatstgenoemde twee - bij [verweerder] verondersteld mag worden. [verweerder] heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de impact van zijn verzoeken op de vrouwelijke auteurs, van wie de meeste jong en beginnend waren. Dat valt hem aan te rekenen, nu hij een ervaren redacteur is die al jaren boeken recenseert voor de Volkskrant. [verweerder] is door de hoofdredactie meerdere malen in de gelegenheid gesteld te reageren op de geruchten over zijn gedrag en later ook op de bevindingen van het interne onderzoek. De bevindingen van het onderzoek van Hoffmann - dat DPG Media aanvullend heeft gedaan ter verdere staving van haar inmiddels aan [verweerder] uitgesproken wens om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen - zijn met [verweerder] gedeeld. DPG Media heeft daarmee voldoende aan hoor en wederhoor gedaan. Door het gedrag van [verweerder] , dat heeft geleid tot geruchten in het literaire circuit, is de reputatie van zowel [verweerder] als de Volkskrant, die journalistieke integriteit en respectvolle omgangsvormen van groot belang vindt en dat ook uitdraagt, in diskrediet gebracht.
14. Het gedrag van [verweerder] is verwijtbaar, maar niet in die mate dat dit voldoende grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Van fysieke toenadering is geen sprake geweest en van insinuaties in die richting evenmin. Wat wel is gebleken is dat [verweerder] gemeenzaam met vrouwelijke schrijfsters is omgegaan, daartoe het initiatief heeft genomen en ook meerdere keren een link heeft gelegd met een door hem te schrijven recensie of een aanstaande literaire prijs. [verweerder] heeft, gelet op zijn functie, daarmee journalistieke grenzen overschreden en heeft zich onvoldoende gerealiseerd welk effect hij als landelijk bekend recensent met zijn gedrag had op de veelal jonge auteurs. DPG Media had - gelet op de lange en zeer goede staat van dienst van [verweerder] - de zaak aanvankelijk nog kunnen afdoen met een officiële waarschuwing en/of een andere disciplinaire maatregel, ware het niet dat [verweerder] de hem verweten gedragingen van begin af aan heeft ontkend, eerst zelfs zeer stellig. [verweerder] is door die herhaalde ontkenningen debet aan de ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie waarvan thans naar het oordeel van de kantonrechter sprake is.
15. Hoewel de geruchten die over [verweerder] de ronde deden in eerste instantie leken te gaan over seksuele contacten, heeft [naam 6] tijdens het gesprek op 4 februari 2020 aan [verweerder] duidelijk gemaakt dat het ging om ‘grensoverschrijdend gedrag’, waarbij hij [verweerder] heeft gevraagd naar de aard van zijn contacten met vrouwelijke auteurs. [verweerder] heeft toen ontkend dat hij ooit contact heeft opgenomen met vrouwen over wier boeken hij ook een recensie schreef en heeft verklaard dat zijn contacten met schrijvers zich beperkten tot interviews. [verweerder] heeft het verslag van het gesprek op 4 februari 2020 pas later ontvangen, maar hij heeft de inhoud daarvan niet expliciet weersproken. Tijdens het gesprek op 18 mei 2020 heeft [verweerder] verklaard dat hij alleen maar in verband met interviews contact heeft gehad met vrouwelijke auteurs en dat hij nooit uit een jury heeft gelekt. Hij zou alleen professioneel contact met schrijfsters hebben gehad en alle contacten vooraf met [naam 5] hebben besproken. Alle contacten verliepen volgens hem per mail en via de PR-mensen van uitgeverijen. Hij heeft nooit professioneel contact gezocht om afspraken te maken met vrouwelijke auteurs via Facebook of andere sociale media, zo staat in het gespreksverslag. Deze verklaring van [verweerder] , waarop hij een dag later gedeeltelijk is teruggekomen, is aantoonbaar in strijd met de waarheid. [verweerder] heeft de volgende dag toegegeven dat hij wel contacten heeft gehad, maar die zouden nooit vanuit hem zijn geïnitieerd. Op de vraag of het contact via Facebook of andere sociale media verliep, heeft hij ontwijkend gereageerd. De inhoud van de gespreksverslagen waaruit dit blijkt heeft [verweerder] niet weersproken. Op de overgelegde screenshots, waarvan [verweerder] niet heeft betwist dat die gesprekken weergeven tussen hem en vrouwelijke auteurs, is te zien dat het contact via Facebook Messenger verliep. Uit de tekst van de getoonde berichten blijkt niet dat het de vrouwelijke auteurs waren die contact met [verweerder] zochten, het lijkt er eerder op dat het [verweerder] was die het gesprek aanging. Tot deze bevindingen komt ook Hoffman in de Management Letter en zijn andersluidende stelling heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd. DPG Media heeft ontkend dat [naam 5] op de hoogte was van de contacten die [verweerder] via Facebook had met vrouwelijke auteurs en van de voorstellen die hij deed tot ontmoetingen. Dat [naam 5] daarvan op de hoogte was is ook niet aannemelijk, gelet op het verzoek dat zij aan [verweerder] heeft gedaan om openheid van zaken te geven.
16. Het gedrag van [verweerder] in combinatie met zijn aanhoudende ontkenning, maakt dat het vertrouwen van de hoofdredactie in [verweerder] volledig weg is en dat de arbeidsrelatie dientengevolge ernstig en duurzaam is verstoord. Van DPG Media kan in redelijk niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] laat voortduren.
17. Herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn ligt niet in de rede. Daarvoor is relevant dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie. Bovendien liggen de kennis, ervaring en kwaliteiten van [verweerder] op het gebied van de literatuur en het recenseren van boeken en hij heeft nu juist op dat gebied het vertrouwen beschaamd.
18. De conclusie luidt dat de kantonrechter het verzoek van DPG Media zal toewijzen op de g-grond en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 december 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
19. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zal de transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW worden toegekend, zoals door DPG Media is verzocht. De overgelegde berekening van DPG Media is door [verweerder] niet weersproken. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op € 32.213,93 bruto. Nu betaling van deze vergoeding geen discussiepunt is tussen partijen, zal DPG Media geen gelegenheid worden gegeven om het verzoek achteraf in te trekken.
20. De verklaring voor recht waar [verweerder] om heeft verzocht zal worden afgewezen. Van ondeugdelijk onderzoek naar de gedragingen van [verweerder] is niet gebleken. Er circuleerden al geruime tijd geruchten over [verweerder] . Hij heeft die steeds weggewuifd en weersproken dat hij grensoverschrijdend of intimiderend gedrag had vertoond. Juist omdat zijn chef en de hoofdredactie van de Volkskrant [verweerder] lange tijd op zijn woord zijn blijven geloven, is het interne onderzoek pas laat op gang gekomen en dit werd nog bemoeilijkt doordat de vrouwelijke auteurs - om hen moverende redenen - zelf niet hebben geklaagd en er voor kozen om anoniem te blijven. De bevindingen van het interne onderzoek, die aan [verweerder] zijn voorgelegd voor commentaar, en diens reactie daarop rechtvaardigden het besluit om [verweerder] op non-actief te stellen. Dat het besluit door de media is opgepakt, kan DPG Media niet worden verweten. [verweerder] is nu eenmaal een landelijk bekend recensent. De hoofdredactie van de Volkskrant is over de kwestie pas naar buiten getreden, nadat er publicaties in diverse landelijke media verschenen. In haar uitingen heeft zij voldoende terughoudendheid betracht. Het was onvermijdelijk en, gelet op de voortgaande geruchten en de publicaties in de landelijke media ook in het belang van [verweerder] , dat de krant iets over de kwestie naar buiten bracht. Het lijdt geen twijfel dat [verweerder] te lijden heeft gehad en nog steeds heeft van alle publiciteit, zoals hij stelt. Dit kan DPG Media echter niet worden verweten. Van het onderzoek van Hoffmann kan niet worden gezegd dat het onzorgvuldig is, voor zover het om de gevoerde gesprekken gaat en de verslaglegging daarvan. In feite heeft Hoffmann het interne feitenonderzoek nog eens overgedaan. Het is echter niet aan Hoffmann om het gedrag van [verweerder] te beoordelen, zoals zij aan het eind van de Management Letter in een samenvatting heeft gedaan. Dat valt ook niet binnen het doel van haar onderzoek. Het is aan DPG Media om conclusies te trekken. Omdat de bevindingen uit het interne onderzoek door het onderzoek van Hoffmann werden bevestigd, hoefde DPG Media [verweerder] niet nogmaals om een reactie te vragen.
21. De slotsom luidt dat de verzoeken van DPG worden toegewezen en die van [verweerder] worden afgewezen. De kantonrechter ziet niettemin aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.