Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting. De officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M. Keizer, pleitte voor een lagere straf, gezien de omstandigheden waaronder het wapen was verkregen. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een Glock pistool en munitie bewezen kon worden, en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank nam de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapenbezit als uitgangspunt en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden waren voor voorlopige hechtenis en dat de in beslag genomen voorwerpen onttrokken moesten worden aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. F.F. van Lier.