ECLI:NL:RBAMS:2020:4656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
13/752224-19 (EAB III)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in Europees aanhoudingsbevel wegens detentie in Duitsland

Op 16 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Ludwigshaven am Rhein, Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 20 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1980, was inmiddels gedetineerd in Duitsland. Tijdens de openbare zitting op 2 september 2020 was de opgeëiste persoon niet verschenen, maar was zijn raadsvrouw, mr. M.M.R. Slaghekke, aanwezig. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de verzochte overlevering te beslissen.

Op 16 september 2020 werd het onderzoek heropend, omdat er aanvullende informatie was ontvangen die bevestigde dat de opgeëiste persoon in Duitsland gedetineerd was. De officier van justitie heeft aangegeven te zullen concluderen tot niet-ontvankelijkheid van de vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Duitse nationaliteit had. Gezien het feit dat de opgeëiste persoon in Duitsland gedetineerd was en de internationale signalering was geannuleerd, concludeerde de rechtbank dat de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen.

De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB en vastgesteld dat de overleveringsdetentie was beëindigd. Deze uitspraak werd gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752224-19 (EAB III)
RK nummer: 20/1258
Datum uitspraak: 16 september 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 december 2019 door het Amtsgericht Ludwigshaven am Rhein, Duitsland, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] , Duitsland, op [geboorteplaats] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 september 2020. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon is – hoewel correct opgeroepen – niet verschenen. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. M.M.R. Slaghekke (waarnemend voor mr. A.M. Timorason, beiden advocaat te Amsterdam) heeft verklaard door de opgeëiste persoon te zijn gemachtigd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek op 16 september 2020 heropend, nu na sluiting van het onderzoek op 2 september 2020 uit aanvullende informatie is gebleken dat de opgeëiste persoon in Duitsland gedetineerd is. De behandeling op 16 september 2020 heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie. De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting van 16 september 2020 te kennen gegeven te zullen concluderen tot niet-ontvankelijkheid. Aan de raadsvrouw van de opgeëiste persoon is namens de rechtbank voorafgaand aan de zitting meegedeeld dat haar aanwezigheid op de zitting van 16 september 2020 niet nodig is.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

Nu de opgeëiste persoon in Duitsland is gedetineerd en de internationale signalering is geannuleerd, is de grondslag aan de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van onderhavig overleveringsverzoek, komen te ontvallen. De rechtbank is daarom – met de officier van justitie – van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering ex artikel 23 OLW.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.