Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg Limburg, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 juni 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een georganiseerde en grootschalige botnetaanval op de servers van een Belgische telecomprovider. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de opgeëiste persoon via telehoren is gehoord.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman verworpen, die betoogde dat de feitsomschrijving in het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de omstandigheden van de strafbare feiten, inclusief tijdstip, plaats en betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, informaticacriminaliteit, is opgenomen in bijlage 1 van de OLW en dat de dubbele strafbaarheid niet aan de orde is.
Daarnaast heeft de rechtbank de garantie beoordeeld die door de Procureur des Konings Limburg is gegeven, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeerde dat deze garantie voldeed aan de vereisten van de OLW. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en heeft zij de overlevering toegestaan.