ECLI:NL:RBAMS:2020:4607

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
13/130371-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vervooer en bezit cocaïne na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 3 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van 54,4 kilo cocaïne op 13 mei 2020 te Amsterdam. Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft de officier van justitie, mr. R. Refos, de vordering gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.C. Glismeijer, heeft zijn verdediging gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij het overladen van de cocaïne, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij opzettelijk betrokken was bij het feit. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij het inladen van de cocaïne of dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en gelast tot teruggave van in beslag genomen goederen, waaronder een koffer en mobiele telefoons.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/130371-20 (Promis)
Datum uitspraak: 3 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [plaats 1] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [locatie] te [plaats 2] .
Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Refos en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.M.C. Glismeijer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van
het medeplegen van het verkopen / afleveren / verstrekken / vervoeren / aanwezig hebben van 54,4 kilo cocaïne op 13 mei 2020 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van 54,4 kilo cocaïne. Verdachte had de wetenschap en de beschikkingsmacht over de cocaïne. Er was daarbij sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten. Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] meegenomen naar een ondergrondse parkeergarage waar medeverdachte [medeverdachte 2] op hen stond te wachten met een koffer. [medeverdachte 2] was vlak daarvoor met deze koffer vol cocaïne zijn huis uit gegaan om deze drugs in de verborgen ruimte van de auto van [medeverdachte 1] te laden. Vervolgens is in de parkeergarage de verborgen ruimte in de auto van [medeverdachte 1] geopend en is de cocaïne overgeladen in de auto. Verdachte is daarna weggelopen met de lege koffer. Hij is staande gehouden en de koffer is gecontroleerd. In de koffer zat wit poeder en uit de koffer kwam de kenmerkende geur van cocaïne. Hierop is verdachte aangehouden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn kort daarna ook aangehouden. [medeverdachte 1] zat nog achter het stuur en [medeverdachte 2] zat op zijn knieën op de opengeklapte leuningen terwijl hij met zijn bovenlichaam in de kofferbak hing. In de verborgen ruimte van de Hyundai zijn 50 pakketten cocaïne aangetroffen. Onder deze omstandigheden is het volstrekt onaannemelijk dat een van de drie verdachten niet op de hoogte was van wat zich daar in de parkeergarage heeft afgespeeld, laat staan daar niets over te zeggen had.
Verdachte heeft verklaard dat hij er niets mee te maken heeft gehad en dat [medeverdachte 2] hem gevraagd had om iemand van buiten naar binnen te brengen. Hij is toen als bijrijder bij haar in de auto gestapt en heeft haar de garage binnen geleid. Toen hij op de parkeerplek in de garage aan kwam, is hij uitgestapt en zag hij dat er een lege koffer stond. Omdat de koffer in de weg stond, heeft hij deze aan de kant gezet. De officier van justitie acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft pas later een verklaring afgelegd en deze heeft hij kunnen aanpassen op basis van de stukken in het dossier. Verdachte was aanwezig bij het overladen van de cocaïne uit de koffer in de auto. Hij zette de koffer ook niet aan de kant, maar hij liep ermee weg richting het trappenhuis van het appartementencomplex. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, waarbij verdachte [medeverdachte 1] naar binnen heeft geloodst, hij aanwezig is geweest bij het overladen van de drugs in de auto, hij vervolgens met de koffer waarin de drugs hadden gezeten is weggelopen en in combinatie met zijn kennelijk leugenachtige verklaring, dient wetenschap en daarmee opzet te worden aangenomen. Daarbij speelt ook een rol dat tussen het vertrek van verdachte naar de auto van [medeverdachte 1] en het vertrek van [medeverdachte 2] naar de parkeergarage heel weinig tijd heeft gezeten en dat het niet anders kan dat verdachte heeft geholpen bij het inladen van de cocaïne in de auto.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit. Hij was op 13 mei 2020 aanwezig in de woning van zijn vriend [medeverdachte 2] . Verdachte werd door [medeverdachte 2] gevraagd om iemand de parkeergarage in te begeleiden. Dat heeft hij gedaan. Hij heeft daarna in de parkeergarage een koffer verplaatst, omdat deze in de weg stond. Deze verklaring van verdachte is in geen geval dusdanig onaannemelijk dat op voorhand kan worden gesteld dat de verklaring van verdachte leugenachtig of onbetrouwbaar is. Uit het dossier blijkt niet dat de verklaring van verdachte wordt weersproken door andere stukken. De verklaring vindt ook ondersteuning in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij hebben over de feitelijke gang van zaken voor en in de parkeergarage gelijkluidend verklaard. Ook hebben zij beiden verklaard dat er tussen hen niet over verdovende middelen is gesproken en dat zij elkaar verder niet kennen. Het is niet aannemelijk dat verdachte met de koffer terug liep naar het appartement van [medeverdachte 2] . Hij had immers geen sleutel van het appartement. Verdachte was op weg naar de uitgang om naar zijn auto te gaan die buiten stond geparkeerd. Hier zou hij [medeverdachte 2] later treffen. Bij de inbeslaggenomen goederen van verdachte zijn geen indicaties aangetroffen die duiden op de handel in verdovende middelen. Het dossier bevat geen belastend forensisch bewijs, of anderszins belastend bewijs, dat in de richting van verdachte wijst.
Bovendien is er geen bewijsmiddel voorhanden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte een rol van voldoende gewicht heeft gehad bij de uitvoering van het feit om van medeplegen te kunnen spreken. Nergens uit blijkt dat hij gecommuniceerd heeft over verdovende middelen of dat hij geld heeft verdiend aan handel in verdovende middelen. Er heeft niet eens een doorzoeking in zijn woning plaatsgevonden. Het enige dat vastgesteld kan worden, is dat verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] de garage heeft binnengeleid en dat hij een koffer heeft verplaatst. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte – als medepleger - een hoeveelheid cocaïne opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig gehad. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting volgt dat dat de auto die op dat moment wordt bestuurd door [medeverdachte 1] bij een verkeerscontrole op 13 mei 2020 een verborgen ruimte blijkt te hebben, waarna de auto onder observatie wordt genomen. Diezelfde dag verlaat verdachte om 12.18 uur de woning van [medeverdachte 2] in een appartementencomplex in Amsterdam. Om 12.20 uur verlaat [medeverdachte 2] de woning met een koffer. Verdachte stapt omstreeks die tijd buiten op straat als bijrijder bij [medeverdachte 1] in de auto. [medeverdachte 1] en verdachte rijden om ongeveer 12.34 uur de parkeergarage die toegang geeft tot het appartementencomplex. Het eerstvolgende dat wordt waargenomen is dat verdachte in de parkeergarage staat bij [medeverdachte 2] en dat hij met een koffer wegloopt richting het trappenhuis. Verdachte wordt dan aangehouden en op dat moment is de koffer leeg. Ongeveer tegelijkertijd wordt door een andere verbalisant gezien dat [medeverdachte 1] achter het stuur in de auto zit en dat [medeverdachte 2] op zijn knieën op de opengeklapte leuning van de achterbank van de auto zit terwijl hij met zijn bovenlichaam in de kofferbak hangt. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden aangehouden. De verborgen ruimte in de auto is gedeeltelijk open en daarin zitten 50 blokken met in totaal 54,4 kilogram cocaïne. Het openen van de verborgen ruimte vereist manoeuvres bij het dashboardkastje, de stuurkolom en de achterbank.
Voor de rechtbank staat voldoende vast dat de blokken cocaïne in de parkeergarage in de auto van [medeverdachte 1] zijn ingeladen. Zo heeft [medeverdachte 2] verklaard, het past bij de waarnemingen van de verbalisanten en tijdens de eerdere verkeerscontrole van [medeverdachte 1] klonk de verborgen ruimte in de auto volgens de betreffende verbalisanten nog hol en was deze afgesloten.
Verdachte verklaart zich nimmer bewust te zijn geweest van de aanwezigheid van de cocaïne. [medeverdachte 2] verklaart dat hij de blokken cocaïne zonder medeweten van verdachte in zijn woning had en in de koffer heeft meegenomen naar de parkeergarage en dat hij de blokken cocaïne buiten het zicht van verdachte in de auto heeft geladen. Het naar binnenloodsen van [medeverdachte 1] in de parkeergarage door verdachte was volgens [medeverdachte 2] en verdachte een vriendendienst.
De rechtbank ziet bij de huidige stand van zaken geen bewijs voor het tegendeel.
Op het moment dat verdachte met de koffer werd aangehouden, zat hierin geen cocaïne.
Er zijn wel deeltjes aangetroffen in de koffer waarvan de verbalisanten het vermoeden hadden dat deze afkomstig waren van verdovende middelen, maar na onderzoek bleek dit negatief te zijn. Uit het dossier blijkt niet dat er onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanwezigheid van vingerafdrukken, bloedsporen of andersoortige forensische sporen aan de binnenkant van de koffer die erop zouden kunnen wijzen dat verdachte geholpen heeft met het inladen van de blokken cocaïne in de koffer. De rechtbank kan dus slechts vaststellen dat verdachte een koffer heeft verplaatst.
De rechtbank kan op basis van het dossier evenmin vaststellen dat verdachte geholpen heeft bij het openen van de verborgen ruimte in de auto van [medeverdachte 1] . Er is slechts geverbaliseerd welke handelingen nodig waren om de verborgen ruimte te openen. Er is door de verbalisanten niet gezien dat en door wie deze verborgen ruimte werd geopend en de verdachten verklaren hier evenmin over. Uit het dossier blijkt niet dat er forensisch onderzoek heeft plaatsgevonden in de auto. In het dossier bevinden zich geen processen-verbaal waaruit blijkt dat er vingerafdrukken, bloedsporen of andersoortige forensische sporen van verdachte in de auto zijn aangetroffen. Ook de 50 blokken cocaïne zijn niet onderzocht op forensische sporen waaruit zou kunnen blijken dat verdachte geholpen heeft bij het inladen van deze pakketten cocaïne in de koffer of in de auto van [medeverdachte 1] .
Ten slotte is door de verbalisanten niet gezien dat verdachte blokken cocaïne uit de koffer heeft gehaald en/of heeft ingeladen in de verborgen ruimte in de auto.
Hoewel de gang van zaken opmerkelijk is en het voor de rechtbank moeilijk voor te stellen is dat verdachte geen enkele bewuste betrokkenheid bij het feit heeft gehad, kan op basis van het thans voorliggende dossier niet worden vastgesteld dat de aangetroffen partij cocaïne zich op enig moment daadwerkelijk binnen de machtssfeer van verdachte heeft bevonden. Nog daargelaten het feit dat de rechtbank niet helemaal kan uitsluiten dat verdachte inderdaad niets heeft meegekregen van het overladen van de cocaïne, kan de rechtbank in ieder geval niet vaststellen dat verdachte een dusdanige wetenschap van en feitelijke betrokkenheid bij de aangetroffen partij cocaïne heeft gehad dat hij als medepleger moet worden beschouwd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

4.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1 1 STK Koffer (Omschrijving: goednr. 5918209, zwart, merk: Samsonite)
2 1 STK GSM (Omschrijving: goednr. 5918075, zwart, merk: Samsung)
6 1 STK GSM (Omschrijving: goednr 5919897, zilver, merk: Apple)
4.1
Teruggave
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de beslagene.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1 STK Koffer (Omschrijving: goednr. 5918209, zwart, merk: Samsonite)
2 1 STK GSM (Omschrijving: goednr. 5918075, zwart, merk: Samsung)
6 1 STK GSM (Omschrijving: goednr 5919897, zilver, merk: apple)
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2020.
[...]