Op 16 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van een betrokkene, geboren in 1988, die gedetineerd was in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. De rechtbank behandelde een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet forensische zorg (Wfz) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene had een geschiedenis van psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en verslavingsproblematiek, en was eerder behandeld in een civiele setting. De officier van justitie stelde dat een tbs-maatregel met voorwaarden meer passend zou zijn, maar de betrokkene zelf gaf aan dat hij een tbs-maatregel niet passend vond en bereid was om hulp te accepteren.
Tijdens de zitting op 8 september 2020 werd de betrokkene gehoord via telehoren, samen met zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De behandelaar van de betrokkene, A.R. van Benthem, verklaarde dat er gronden waren voor een zorgmachtiging, gezien de psychische kwetsbaarheid van de betrokkene en het risico op gewelddadig gedrag. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en om ernstig nadeel voor de maatschappij te voorkomen.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, waarbij verschillende vormen van zorg werden toegestaan, zoals het toedienen van medicatie, voeding en het verrichten van medische controles. De rechtbank benadrukte dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief was. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen twee weken worden ten uitvoer gelegd.