ECLI:NL:RBAMS:2020:4589

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
687421 / FA RK 20-4612
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1930, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, meer specifiek de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek via Skype laten plaatsvinden, waarbij de betrokkene en de specialist ouderengeneeskunde, mevrouw L. Huibregtse, zijn gehoord.

De advocaat van de betrokkene, mr. P.H.L.M. Souren, heeft verweer gevoerd tegen de medische verklaring die is opgesteld door mevrouw P.M.D.G. Sonneveld, specialist ouderengeneeskunde. De advocaat stelde dat deze verklaring niet kon worden verstrekt door een arts die verbonden is aan de zorgaanbieder waar de betrokkene verblijft, in strijd met artikel 26, zevende lid Wzd. De rechtbank heeft dit verweer verworpen en overwogen dat uit het enkele feit dat de specialist in dienst is van de zorgaanbieder niet kan worden afgeleid dat zij niet onafhankelijk heeft gefunctioneerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar aandoening, wat zich uit in zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Ondanks de inzet van mantelzorg en thuiszorg kon niet worden voorkomen dat de betrokkene ging dwalen. De rechtbank concludeert dat opname in een verpleeginrichting noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 7 februari 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Sissing en schriftelijk uitgewerkt door griffier J.M. Vos.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 687421 / FA RK 20-4612
kenmerk: WZDB13/307472350100
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 7 augustus 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1930,
wonende aan de [adres] ,
verblijvende bij Cordaan, locatie [locatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene
advocaat: mr. P.H.L.M. Souren.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit d.d. 17 december 2020;
- de aanvraag d.d. 4 juni 2020;
- de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door mevrouw P.M.D.G. Sonneveld d.d. 2
juli 2020;
- het zorgplan d.d. 20 juni 2020.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2020. In verband met de maatregelen rond het coronavirus heeft de behandeling via Skype plaatsgevonden. De volgende personen zijn gelijktijdig door de rechtbank via een beeldverbinding gehoord:
- betrokkene;
- mevrouw L. Huibregtse, specialist ouderengeneeskunde.
De advocaat van betrokkene, mr. P.H.L.M. Souren, is gelijktijdig telefonisch door de rechtbank gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de totstandkoming van de op grond van artikel 26, vijfde lid onder d Wzd bij het dossier gevoegde medische verklaring d.d.
2 juli 2020. Deze medische verklaring is opgesteld door mevrouw P.M.D.G. Sonneveld, specialist ouderengeneeskunde. Zij is blijkens de medische verklaring op hetzelfde werkadres werkzaam als waar betrokkene verblijft. Dit is volgens de advocaat van betrokkene in strijd met artikel 26, zevende lid Wzd, waarin is bepaald dat de in artikel 26, vijfde lid onder d Wzd bedoelde medische verklaring niet kan worden verstrekt door een arts die is verbonden aan de zorgaanbieder van de accommodatie waar betrokkene reeds verblijft.
2.2.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Bij de Tweede Kamer is op 11 mei 2020 een voorstel van wet inzake de wijziging van de (…) Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten aanhangig gemaakt teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen (
Kamerstukken II2019/20, 35456, nr. 2).
2.3.
Op pagina 3 en 4 van voornoemd voorstel van wet wordt duidelijk onder artikel II, onderdeel C dat in het vijfde lid, onderdeel d van artikel 26 Wzd de zin
,,niet bij diens behandeling betrokken was''wordt vervangen door
,, die ten minste gedurende één jaar geen zorg heeft verleend aan de cliënt en ten opzichte van de zorgaanbieder onafhankelijk functioneert''. Voorts komt het zevende lid van artikel 26 Wzd te vervallen. Uit pagina 6 van de Memorie van Toelichting bij voornoemd voorstel van wet (
Kamerstukken II2019/20, 35456, nr. 3) blijkt dat voor deze formulering is gekozen, omdat in de praktijk bleek dat de bestaande formulering in de Wzd er voor zorgde dat het moeizaam was een medische verklaring te verkrijgen. Deze praktische bezwaren zijn ook in onderhavig geval tijdens de mondelinge behandeling door de aanwezige specialist ouderengeneeskunde aangehaald. De gekozen formulering bleek voorts in de Wzd een strengere uitwerking te hebben dan onder de Wvggz (
Kamerstukken II2019/20, 35456, nr. 6, p. 3). Met de aanstaande wijziging heeft de wetgever beoogd de kern van het bedoelde artikel beter naar voren te laten komen, waarbij het belang van betrokkene wordt geoptimaliseerd. Het dient te gaan om een arts die onafhankelijk is en die niet eerder bij de behandeling betrokken is geweest. De bedoeling van het toekomstig vervallen verklaarde artikel 26, zevende lid Wzd blijft daarmee onverkort gelden: het onafhankelijk functioneren van de arts die de medische verklaring opstelt ten aanzien van de zorgaanbieder die reeds zorg verleent aan betrokkene.
2.4.
Hiermee wordt volgens de wetgever ook verdere harmonisatie met de Wvggz beoogd. Artikel 5:7 onder c Wvggz kent namelijk eenzelfde bepaling als het in het voorstel van wet gewijzigde artikel 26, vijfde lid Wzd. Artikel 5:7 onder c Wvggz bepaalt dat een psychiater bij het opstellen van de medische verklaring onafhankelijk ten opzichte van de zorgaanbieder functioneert. Dat wil zeggen dat hij in zijn positie als onafhankelijk psychiater niet handelt met instructies van de zorgaanbieder maar op basis van zijn deskundigheid en beroepsopvatting. (
Kamerstukken II2013/14, 32399, nr. 10, p. 86).
2.5.
Uit het enkele feit dat de specialist ouderengeneeskunde in dienst is van de zorgaanbieder kan niet worden afgeleid dat zij niet onafhankelijk heeft gefunctioneerd bij het onderzoek en het opstellen van de medische verklaring. Ter zitting is verklaard dat zij geen enkele behandelrelatie met betrokkene onderhield. Voorts zijn aan de rechtbank geen feiten of omstandigheden voorgelegd die de rechtbank zou moeten doen twijfelen aan deze verklaring. Gelet op het vorenstaande, anticiperend op het aanhangig wetsvoorstel, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de medische verklaring voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening in de vorm van dementie meer specifiek de ziekte van Alzheimer.
2.7.
Deze psychogeriatrische aandoening
leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstige zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is niet in staat voor zichzelf te zorgen. In de thuissituatie nam zij haar medicatie onregelmatig in. Ook is betrokkene meerdere malen in verwarde toestand van straat gehaald. Betrokkene kan niet zelfstandig de weg vinden en is gedesoriënteerd in plaats en tijd. Zij is afhankelijk van zorg en hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, medicatietoediening en dagstructuur.
2.8.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Op de afdeling waar betrokkene verblijft krijgt zij de zorg die nodig is. In de thuissituatie is getracht het ernstig nadeel af te wenden door middel van mantelzorg van dochter en driemaal daagse thuiszorg. Ondanks de inzet van deze intensieve zorg kon niet voorkomen worden dat betrokkene ging dwalen met (mogelijk) ernstig nadeel tot gevolg. Een opname in een verpleeginrichting is de enige afwendingsmogelijkheid. Er zijn dan ook geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.9.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. Aanvankelijk is de opname vrijwillig gestart, maar betrokkene heeft recent aangegeven naar huis te willen. Gelet op de motivering onder rechtsoverweging 2.8. behoort dat niet langer tot de mogelijkheden.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met 7 februari 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1930;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 februari 2021.
Deze beschikking is op 7 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. A. Sissing, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J.M. Vos als griffier, en op 25 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.