3.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, zodat [verdachte] daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Diefstal/heling BMW M5 (feit 5)
Uit de aangifte en aanvullende aangifte blijkt dat een BMW M5 tussen 25 januari 2017 te 18.00 uur en 26 januari 2017 te 09.00 uur is gestolen in Amsterdam. Vervolgens is deze BMW op 7 februari 2017 in een garagebox in Duisburg in Duitsland aangetroffen.
De vraag is of [verdachte] aan de diefstal/heling van deze BMW kan worden gekoppeld.
Uit het dossier blijkt niet van betrokkenheid van [verdachte] bij de diefstal van de BMW M5 (feit 5 primair). In het dossier worden tapgesprekken aangehaald waarin [naam 4] communiceert met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , vermoedelijk over het regelen van een apparaatje waarmee middels het uitlezen van de software de diefstal van een auto mogelijk wordt gemaakt en over het regelen van een snelle auto. [verdachte] komt niet voor in de tapgesprekken.
De officier van justitie heeft verder nog benoemd dat [verdachte] en zijn medeverdachten op de late avond van 7 februari 2017 dicht in de buurt, namelijk op 250 meter afstand, waren van de garagebox in Duitsland, waar de BMW M5 is aangetroffen. De rechtbank vindt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat [verdachte] op 7 februari 2017 mee is gegaan naar Duitsland. Zo is [verdachte] niet gezien op de camerabeelden van de Gamma op 7 februari 2017. Bovendien, zelfs al zou kunnen worden vastgesteld dat [verdachte] de auto wilde ophalen, dan is dit onvoldoende om tot diefstal dan wel tot heling te komen, omdat [verdachte] de auto op dat moment immers niet voorhanden had.
Kortom, de rechtbank kan niet vaststellen of [verdachte] met de diefstal dan wel heling van de in de tenlastelegging genoemde BMW M5 in verband kan worden gebracht. Hij wordt vrijgesproken van feit 5.
Diefstal/heling van kentekenplaten [kenteken] en [kenteken] (feit 6)
Op de hierboven genoemde BMW M5 zaten – toen de BMW op 7 februari 2017 in de garagebox gevonden werd – twee verschillende kentekenplaten ( [kenteken] en [kenteken] ). Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte] bij de diefstal dan wel heling van deze kentekenplaten betrokken was. Hij wordt vrijgesproken van feit 6.
Plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn (feit 2, 3 en 4)
Op 1 februari 2017 omstreeks 2.36 uur hebben drie gemaskerde daders een plofkraak bij de Volksbank in Neukirchen-Vluyn in Duitsland gepleegd. Door middel van een explosief mengsel van gas en zuurstof is de geldautomaat opgeblazen en is er ongeveer € 118.000,- cash geld weggenomen. Verder heeft de explosie aanzienlijke schade aan het interieur als ook aan het gebouw veroorzaakt. De daders zijn weggevlucht in een zilverkleurige auto. Op 7 februari 2017 wordt vervolgens een uit Nederland afkomstige en gestolen zilverkleurige BMW M5 met gestolen Nederlandse kentekenplaten in een garagebox in Duisburg in Duitsland aangetroffen. In de auto zijn door de Duitse politie twee jerrycans, geldbiljetten en meerdere opengebroken geldcassettes aangetroffen. Van de geldcassettes is vastgesteld dat het de bij de plofkraak weggenomen geldcassettes betreft. De rechtbank stelt vast dat de BMW M5 is gebruikt op weg naar en op weg terug van de plofkraak bij de Volksbank te Neukirchen-Vluyn.
De vraag is of [verdachte] aan deze plofkraak kan worden gekoppeld.
Hoewel zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat [verdachte] , al dan niet tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , betrokken is geweest bij de plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn, zijn die aanwijzingen te gering om vast te kunnen stellen dat [verdachte] de plofkraak – feit 2, 3 en 4 – heeft gepleegd dan wel heeft medegepleegd. Om te beginnen ontbreekt het in deze zaak aan direct bewijs. Zo is er bijvoorbeeld geen forensisch bewijs, zoals een DNA-spoor, van [verdachte] (en/of zijn medeverdachten) op de plaats delict aangetroffen en zijn er geen duidelijke signalementen van de daders op basis waarvan [verdachte] is of zou kunnen worden herkend.
De enkele omstandigheid dat de telefoons die door de politie aan [medeverdachte 1] en [verdachte] worden toegeschreven zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 2017 verplaatsen richting de Duitse grens en dat [medeverdachte 1] een sportbroek heeft die overeen lijkt te komen met die van een van de daders is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [verdachte] ook een van de daders van de plofkraak is geweest, dan wel dat hij de daders van de plofkraak behulpzaam is geweest.
Dit betekent dat [verdachte] wordt vrijgesproken van (medeplichtigheid aan) diefstal met braak van € 118.000,- (feit 2), het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (feit 3) en het vernielen van de geldautomaat (feit 4).
Diefstal/heling kentekenplaten [kenteken] (feit 7)
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [verdachte] bij de diefstal of heling van kentekenplaten [kenteken] betrokken was. Hij wordt vrijgesproken van feit 7.
Criminele organisatie (feit 1)
Omdat [verdachte] wordt vrijgesproken van de onderliggende feiten van de criminele organisatie, wordt hij ook vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie (feit 1).