ECLI:NL:RBAMS:2020:4576

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
20/4966
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake GGD Amsterdam en zelfredzaamheid

Op 17 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, die in de noodopvang van de gemeente Amsterdam verblijft, en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een e-mail van de GGD, waarin werd medegedeeld dat er geen aanleiding was om verder onderzoek te doen naar haar zelfredzaamheid, naar aanleiding van een eerder onderzoek uit december 2019. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat haar noodopvang op 18 september 2020 zou eindigen.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak kan worden gedaan zonder zitting als het verzoek kennelijk ongegrond is. In dit geval oordeelde de voorzieningenrechter dat er geen sprake was van een besluit, omdat de e-mail van de GGD geen op rechtsgevolg gerichte beslissing bevatte. De GGD had enkel aangegeven geen aanleiding te zien om het eerdere onderzoek te herzien, wat niet gelijkstaat aan een besluit over het recht op opvang.

Daarom werd het bezwaar van verzoekster als niet-ontvankelijk beschouwd en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 september 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4966

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. B. Blanckenburg),
en
de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam, hierna: GGD Amsterdam, verweerder
.

Procesverloop

Bij e-mailbericht van 14 september 2020 heeft de GGD Amsterdam aan verzoekster laten weten dat er geen aanleiding is om verder onderzoek te doen of om op het besluit op basis van een eerder onderzoek van 13 december 2019 terug te komen.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Verzoekster en haar gezin verblijven in de noodopvang van de gemeente Amsterdam. Aanstaande vrijdag 18 september 2020 eindigt deze opvang. Verzoekster heeft op 11 september 2020 bij het Centraal Meldpunt Dakloze Gezinnen van de gemeente Amsterdam met spoed gevraagd om noodopvang en maatschappelijke opvang. Daarbij heeft verzoekster medische informatie overgelegd.
2. De GGD Amsterdam heeft op 14 september 2020 per e-mail aan gemachtigde laten weten dat er geen aanleiding is om op het eerdere onderzoek naar de zelfredzaamheid van verzoekster terug te komen.
3. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder een zitting te houden als het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter maakt in de zaak van verzoekster gebruik van deze bevoegdheid.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van een besluit. Het e-mail bericht van verweerder van 14 september 2020, dat verzoekster als het bestreden besluit heeft ingebracht, bevat immers niet een op rechtsgevolg gerichte beslissing. Uit deze e-mail blijkt slechts dat de GGD geen aanleiding ziet om een onderzoek uit december 2019 naar de zelfredzaamheid van verzoekster te herzien. Een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, over het recht op opvang of anderszins, is daarmee niet genomen.
5. Nu geen sprake is van een besluit, heeft het bezwaar van verzoekster tegen de e-mail van 14 september 2020 geen kans van slagen. Te verwachten valt dat verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk zal verklaren.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2020.
voorzieningenrechter
griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.