ECLI:NL:RBAMS:2020:4522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4447
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende stillegging van werkzaamheden wegens recidive van overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een supermarktonderneming, tegen een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het bestreden besluit, genomen op 11 augustus 2020, beval verzoekster om alle winkelwerkzaamheden in twee vestigingen voor de duur van één maand stil te leggen vanwege recidive van overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Verzoekster had eerder boetes ontvangen voor het in dienst hebben van vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning, en was gewaarschuwd dat bij herhaling van dergelijke overtredingen een stillegging kon volgen.

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het besluit geschorst zou worden tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft op 26 augustus 2020 de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij ook de bestuurder van verzoekster aanwezig was. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor recidive, gezien de eerdere overtredingen en waarschuwingen. De stillegging van de werkzaamheden werd als proportioneel beschouwd, waarbij het belang van handhaving van de Wav zwaarder woog dan de financiële belangen van verzoekster. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar stand zal houden. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4447

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder,

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 11 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster bevolen alle winkelwerkzaamheden ten behoeve van verzoekster in de vestigingen aan het [adres 1] en [adres 2] te [vestigingsplaats] voor de duur van 1 maand stil te leggen in verband met recidive. Met dit besluit heeft verweerder ook meegedeeld dat de inspectiegegevens openbaar zullen worden gemaakt op de website [1] van de Inspectie SZW.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat het bestreden besluit wordt geschorst tot 6 weken na de beslissing op haar bezwaar.
Verweerder heeft op 14 augustus 2020 laten weten de werking van het bestreden besluit op te schorten voor 4 weken ingaande op 13 augustus 2020.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020. De zitting heeft, overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, plaatsgevonden via een beeldverbinding (Skype). Daaraan hebben partijen deelgenomen
via hun gemachtigden. Verder heeft deelgenomen [naam] (bestuurder van verzoekster).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoekster exploiteert twee supermarkten, één aan het [adres 1] te [vestigingsplaats] en de andere aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] . Verweerder heeft met de besluiten van 17 juli 2015,
11 oktober 2016, 15 november 2016 en 13 december 2016 verzoekster beboet voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Deze overtredingen betroffen alle het verrichten van arbeid in verzoeksters onderneming gevestigd aan het Rokin door een vreemdeling zonder een tewerkstellingsvergunning. Deze boetebeschikkingen zijn onherroepelijk geworden. Met het besluit van 9 juli 2020 is verzoekster eveneens beboet voor een overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav. Ook hier ging het om het verrichten van arbeid door een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning op de locatie Rokin. Deze boete is nog niet onherroepelijk.
2.2
Verweerder heeft verzoekster destijds naar aanleiding van de overtredingen in 2015 en 2016 met de brieven van 11 oktober 2016 en 15 november 2016 gewaarschuwd dat bij herhaling van eenzelfde of soortgelijke overtreding een bevel tot preventieve stillegging kan worden afgegeven.
2.3
Tegen verzoekster heeft verweerder op 5 maart 2020 een boeterapport opgemaakt wegens een op 28 februari 2020 geconstateerde overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav. Een arbeidsinspecteur heeft de locatie aan [locatie] op die dag bezocht en daar een persoon aangetroffen met de Afghaanse nationaliteit die zonder tewerkstellingsvergunning arbeid aan het verrichten was. In verband met die overtreding heeft verweerder op 14 juli 2020 een kennisgeving inzake een boete toegezonden aan verzoekster. Inmiddels is in verband hiermee ook een boetebesluit genomen op 11 augustus 2020.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft op grond van voornoemde recidive - na een voornemen en zienswijze - in het bestreden besluit toepassing gegeven aan artikel 17b van de Wav. Dit betekent dat de onderneming van verzoekster haar werkzaamheden moet stilleggen voor de duur van 1 maand en het inspectierapport zal worden gepubliceerd. Er zijn volgens verweerder geen (bijzondere) omstandigheden om af te zien van het bevel tot stillegging.
Het juridisch kader
4.1
Op grond van artikel 17b, eerste lid, van de Wav kan een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de werkgever een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.
4.2
Op grond van artikel 17b, tweede lid, van de Wav kan indien een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid is gegeven en herhaling van de overtreding of een latere overtreding als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd, door de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, aan de werkgever bij beschikking een bevel als bedoeld in het eerste lid worden opgelegd dat wordt opgevolgd met ingang van het in de beschikking aangeven tijdstip. Deze beschikking wordt niet gegeven zolang wegens de eerste overtreding, bedoeld in het eerste lid, nog niet een bestuurlijke boete is opgelegd.
4.3
Op grond van artikel 17b, zevende lid, van de Wav worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid. Deze zijn neergelegd in de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten van 4 december 2012 (de Beleidsregel).
Beoordeling van het verzoek door de voorzieningenrechter
5.1
Anders dan verzoekster heeft aangevoerd, is er zowel een boetebesluit genomen op
11 augustus 2020 als het bevel tot stillegging van de werkzaamheden in het nu bestreden besluit. Overigens is het de vraag of het ontbreken van een boetebesluit er aan in de weg had gestaan om een bevel tot preventieve stillegging te mogen nemen. Verzoekster is gewaarschuwd met de brieven van 11 oktober 2016 en 15 november 2016 dat bij een herhaalde overtreding een bevel tot stillegging kan worden gegeven. Daaraan lagen boetebesluiten ten grondslag als bedoeld in artikel 17b, tweede lid, van de Wav. Bij een volgende overtreding kan dan tot een stillegging worden overgegaan.
5.2
Wat hier voorligt, is dan ook de vraag of op grond van het boeterapport van 5 maart 2020 kan worden vastgesteld of er sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav en daarmee van recidive. De inspecteurs van verweerder hebben op 28 februari 2020 om 15:38 uur de locatie aan [locatie] bezocht. Zij zagen daar een persoon in een bordeaux rode trui op een plastic kratje staan en zagen dat deze persoon de vakken aan het vullen was. Op dezelfde dag op een later moment om 21:00 uur troffen zij deze persoon wederom aan “tijdens het verrichten van arbeid” [2] . Deze persoon heeft desgevraagd verklaard dat hij vaker even in de winkel helpt omdat zijn vriend daar werkt, maar hij daar niet werkt. Zoals uit het rapport blijkt, is van deze persoon twee keer gezien dat hij winkelwerkzaamheden verrichtte. Er is dan ook geen sprake van werkzaamheden van een incidentele aard. De werkzaamheden kunnen daarom worden aangemerkt als hulp die kan worden geschaard onder het arbeidsbegrip als bedoeld in de Wav. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter in het voorgaande voldoende aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een overtreding.
5.3
Verzoekster is twee maal gewaarschuwd, te weten de eerste maal op 15 november 2016 voor de overtreding op 7 mei 2015 en de tweede maal op 11 oktober 2016 voor de overtreding op 10 maart 2016. Daarna zijn er weer overtredingen geweest waaronder die van 28 februari 2020 waarvoor inmiddels ook een boetebesluit is genomen. Er is dus sprake van recidive terwijl verzoekster was gewaarschuwd. Het tijdsverloop tussen de overtredingen is minder dan 5 jaar. De opgelegde stillegging van 1 maand is in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel.
5.4
Wat betreft de evenredigheid komt verweerder op grond van artikel 17b, tweede lid, van de Wav beoordelingsvrijheid toe bij het opleggen van de stillegging. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in voldoende mate onderbouwd waarom gekozen is voor het opleggen van de stillegging. Het (financiële) belang van verzoekster heeft verweerder minder zwaarwegend mogen achten dan het belang van verweerder bij het tegengaan van overtredingen van de Wav. Daarbij komt dat verzoekster al herhaaldelijk is beboet en gewaarschuwd en daarna toch weer overtredingen heeft begaan. De mogelijke consequentie dat de stillegging het einde kan betekenen van verzoeksters onderneming is door de wetgever meegewogen en geaccepteerd bij het opstellen van de wetgeving.
Conclusie
6. Gezien het voorgaande zal het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar kunnen standhouden. Daarom bestaat er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening en wijst de voorzieningenrechter het verzoek daartoe af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht door verweerder.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.www.inspectieresultatenszw.nl.
2.Zie pagina 2 van het boeterapport.