ECLI:NL:RBAMS:2020:452

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
13/680194-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van plofkraken en veroordeling voor diefstal van een auto

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij meerdere plofkraken in Duitsland en andere misdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot de plofkraken en aanverwante misdrijven, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 81 dagen voor de diefstal van een Kia Rio door middel van een valse sleutel. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek dat begon in juni 2016, waarbij de verdachte werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie en het plegen van plofkraken. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering voor de plofkraken onvoldoende was, met name omdat er geen direct bewijs of forensisch bewijs was dat de verdachte aan deze misdrijven kon koppelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden herkend op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en sprak hem vrij van de meeste tenlastegelegde feiten. De enige bewezenverklaring betrof de diefstal van de Kia Rio, waarbij de verdachte samen met anderen de auto had weggenomen met een valse sleutel. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en de eerdere veroordelingen van de verdachte, wat leidde tot een strafkorting van 10%.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680194-16 (Promis)
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 18 april 2019 en 26 november 2019 (inhoudelijke behandeling) en 29 januari 2020 (sluiting). Verdachte (hierna: [verdachte] ) is niet aanwezig geweest bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat de gemachtigd raadsvrouw van [verdachte] , mr. N.W.A. Dekens, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

[verdachte] wordt er – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 18 april 2019 – samengevat van beschuldigd dat hij zich in de periode van 21 juni 2016 tot en met 15 mei 2017 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan
1.het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op onder andere het stelen van auto’s en van kentekenplaten, het plegen van plofkraken op geldautomaten, het vernielen van geldautomaten en witwassen in Nederland en/of Duitsland;
2.gekwalificeerde diefstal van een personenauto Kia Rio te Amsterdam (
subsidiair: heling, meer subsidiair: verduistering);
3.gekwalificeerde diefstal van een personenauto BMW, type 5 te Amsterdam
(subsidiair: heling);
4.diefstal van kentekenplaten, met kenteken [kenteken] van [naam 1] en [kenteken] van [naam 2] te [woonplaats] (
subsidiair: heling);
5.diefstal van kentekenplaten met kenteken [kenteken] van [naam 3] te [woonplaats] (
subsidiair: heling);
6.diefstal met braak (plofkraak) van € 118.000,- van de Volksbank te Neukirchen-Vluyn (Duitsland);
7.het teweegbrengen van een ontploffing bij de Volksbank te Neukirchen-Vluyn (Duitsland);
8.vernieling van een geldautomaat van de Volksbank te Neukirchen-Vluyn (Duitsland);
9.poging tot diefstal met braak (plofkraak) van geld van de Commerzbank te Aachen-Simmerath (Duitsland);
10.het teweegbrengen ontploffing bij een bankfiliaal van de Commerzbank te Aachen-Simmerath (Duitsland);
11.vernieling van een geldautomaat van de Commerzbank te Aachen-Simmerath (Duitsland);
12.het witwassen van (grote) geldbedragen, auto’s, motoren, sieraden, horloges en/of merkkleding te Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] dat de tenlastelegging van feit 1 en feit 12 onvoldoende feitelijk is omschreven en dat dit moet leiden tot nietigheid van de dagvaarding.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de wet en vaste rechtspraak op dit punt volgt dat de beschuldiging voldoende bepaald moet zijn, zodat het voor een verdachte duidelijk is waar hij zich tegen moet verdedigen. Hoewel feit 1 en 12 globaal zijn omschreven, volgt uit de tenlastelegging in samenhang met de manier waarop het dossier is samengesteld en de inhoud daarvan voldoende welke feitelijke gedragingen [verdachte] worden verweten. [verdachte] heeft dus kunnen begrijpen wat hem wordt verweten. De verweren wordt verworpen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In juni 2016 is een opsporingsonderzoek met de naam 13Oliekan gestart vanwege de mogelijke betrokkenheid van [verdachte] bij twee schietpartijen op een coffeeshop in Amsterdam. In het kader van dit onderzoek is op grond van tapgesprekken de verdenking gerezen dat [verdachte] , met anderen, betrokken is geweest bij twee plofkraken in Duitsland en aanverwante misdrijven, zoals het stelen/helen van auto’s en kentekenplaten, deelname aan een criminele organisatie en witwassen. Tegelijk met de zaak tegen [verdachte] zijn de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] behandeld. Ook in de zaken van de medeverdachten doet de rechtbank vandaag uitspraak.
In het vonnis worden de feiten in chronologische volgorde besproken (en dus niet in de volgorde van de tenlastelegging).
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de feiten – met uitzondering van het witwassen (feit 12) – bewezen kunnen worden en zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Diefstal/heling van de BMW M5 (feit 3) en diefstal/heling van kentekenplaten [kenteken] en [kenteken] (feit 4)
De diefstal van de BMW M5 vond volgens de aangifte plaats in de nacht van 25 op 26 januari 2017. Uit tapgesprekken blijkt dat [naam 4] op 26 januari 2017 op zoek is naar een snelle auto die wordt “geregeld” door [medeverdachte 1] . [naam 4] onderhoudt contact met verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . [verdachte] komt naar [naam 4] in Amsterdam en uit daarop volgend telefoonverkeer komt naar voren dat [verdachte] vermoedelijk de BMW in een garagebox in Utrecht stalt. De BMW wordt vervolgens op 7 februari 2017 aangetroffen in een garagebox in Duitsland met kentekenplaten die gestolen blijken te zijn in de nacht van 31 januari op 1 februari 2017. Uit camerabeelden van de Gamma en een tankstation, track and trace gegevens en een opgenomen telefoongesprek van 8 februari 2017 blijkt dat [verdachte] op de late avond van 7 februari 2017 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de betreffende garagebox is geweest en heeft gezien dat de BMW daar niet meer stond. Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is volgens de officier van justitie bewezen dat [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met anderen een significante bijdrage heeft geleverd aan de heling van de BMW (feit 3 subsidiair) en heling van de kentekenplaten (feit 4 subsidiair).
Plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn (feit 6, 7 en 8)
Ook acht de officier van justitie bewezen dat [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, de plofkraak heeft gepleegd (feit 6), opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht (feit 7) en de geldautomaat heeft vernield (feit 8). Uit paallocatiegegevens van de telefoon van [verdachte] blijkt namelijk dat hij ‘s nachts richting Duitsland is gegaan en dat in de ochtend zijn telefoon pas weer uitpeilt in Nederland. Ook de telefoon van [medeverdachte 2] lijkt die route te volgen. Verder blijkt dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] op 25/26 januari 2017 de hiervoor besproken BMW M5 hebben geregeld als vluchtauto en dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de BMW kennelijk in de nacht van 7 op 8 februari 2017 weer wilden ophalen. Zij reden naar Duitsland in een Kia Rio. In die Kia Rio is later een trainingsbroek aangetroffen, die lijkt op de broek die [verdachte] draagt op de camerabeelden van de Gamma van 7 februari 2017. Bovendien vertoont de broek veel overeenkomsten met een broek die is gedragen door één van de daders van de plofkraak.
Diefstal/heling van de Kia Rio (feit 2)
Diefstal van de Kia Rio (feit 2 primair) acht de officier van justitie bewezen op basis van de aangifte en het proces-verbaal van de camerabeelden.
Poging plofkraak op 17 februari 2017 te Aachen-Simmerath (feit 9, 10 en 11) en diefstal/heling kentekenplaten [kenteken] (feit 5)
Uit het dossier blijkt volgens de officier van justitie dat de daders zijn weggevlucht in een donkerkleurige Audi met gestolen kentekenplaten. Deze auto wordt op de heenweg bij een snelheidsovertreding geflitst. Op deze flitsfoto worden [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend door verbalisanten. Op de terugweg wordt de auto ook geflitst, maar dan zijn de drie inzittenden gemaskerd. Voorts blijkt dat in de eerder genoemde Kia Rio een telefoon is aangetroffen, die vermoedelijk in gebruik is bij [verdachte] en/of [medeverdachte 1] . Deze telefoon peilt uit bij de locatie van de flitsfoto’s en de plofkraak. Op grond van het bovenstaande acht de officier van justitie dan ook bewezen dat [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] , de poging plofkraak heeft gepleegd (feit 9), opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht (feit 10) en de geldautomaat heeft vernield (feit 11). De modus operandi van de poging plofkraak in Aachen-Simmerath is ook gelijk aan die van de plofkraak in Neukirchen-Vluyn. Op de flitsfoto is ook het kenteken [kenteken] te zien. Deze kentekenplaten zijn blijkens de aangifte in de nacht van 16 op 17 februari 2017 gestolen. Heling van de kentekenplaten acht de officier van justitie dus ook bewezen (feit 5 subsidiair).
Witwassen (feit 12)
[verdachte] moet worden vrijgesproken van het witwassen.
Criminele organisatie (feit 1)
[verdachte] en zijn medeverdachten hebben volgens de officier van justitie deelgenomen aan een organisatie die zich bezig hield met plofkraken en de daarmee samenhangende en gepaard gaande misdrijven: het helen en stelen van snelle auto’s en kentekenplaten en het vernielen van de geldautomaten. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben een wezenlijke bijdrage geleverd aan de criminele organisatie. Zij zijn zowel betrokken bij de voorbereidingen – het stelen van een snelle auto, de heling van kentekenplaten, de diefstal van de Kia Rio en het doen van voorverkenningen – als bij de uitvoering van beide plofkraken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de diefstal van de Kia Rio (feit 2).
Ten aanzien van feit 2 sluit zij zich aan bij het oordeel van de rechtbank.
Diefstal/heling van de BMW M5 (feit 3)
Niet blijkt dat [verdachte] een rol zou hebben gespeeld bij de diefstal of heling van de BMW M5. Allereerst is er alleen een vaag telefoongesprek, waarin gesproken wordt over een “kastje”, maar of en welk kastje gebruikt zou zijn bij de diefstal blijft in het ongewisse. Daarnaast volgt uit de tapgesprekken hooguit dat [verdachte] wist dat er een auto geregeld was, maar zeer zeker niet op welke manier de auto geregeld zou zijn. Bovendien dateren de tapgesprekken van de nacht van 26 op 27 januari 2017, terwijl uit de aangifte en de aanvullende aangifte blijkt dat de diefstal van de BMW dan al heeft plaatsgevonden. De tapgesprekken die de politie relateert aan deze BMW kunnen dan ook niet over deze BMW gaan. Diefstal of heling van de BMW kan dus niet bewezen worden. Dat [verdachte] op 7 februari 2017 kennelijk bij de garagebox in Duitsland aanwezig is en ziet dat de deur open staat en dat de politie de auto heeft gevonden, maakt niet dat heling wel bewezen kan worden.
Diefstal/heling van kentekenplaten [kenteken] en [kenteken] (feit 4)
Ten aanzien van de diefstal/heling van kentekenplaten bestaat slechts een vermoeden. Een vermoeden is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn (feit 6, 7 en 8)
Het dossier bevat te weinig bewijs dat [verdachte] een van de daders was. Zijn betrokkenheid wordt enkel afgeleid uit een telefoongesprek op 7 februari 2017 in de buurt van de garage waarin de BMW M5 is aangetroffen en een trainingsbroek die in de Kia Rio is aangetroffen. Dat [verdachte] op 7 februari 2017 kennelijk bij de garagebox in Duitsland aanwezig is, maakt niet dat hij een van de daders is van de plofkraak van 1 februari 2017. Daarnaast is geen onderzoek gedaan naar de trainingsbroek. Uit niets blijkt dat deze broek dezelfde broek is als die zou zijn gezien bij de plofkraak en dat [verdachte] die heeft gedragen. Tot slot is bij [verdachte] geen materiaal aangetroffen dat hem in verband kan brengen met het plegen van plofkraken, zoals gereedschap, bivakmutsen, of wapens.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen van de plofkraak, dan moet [verdachte] in ieder geval van feit 7 worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de ontploffing tot levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden of mogelijke voorbijgangers heeft geleid.
Poging plofkraak op 17 februari 2017 te Aachen-Simmerath (feit 9, 10 en 11)
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [verdachte] een van de daders was. Zijn betrokkenheid wordt enkel afgeleid uit een flitsfoto in combinatie met het aanstralen van een zendmast. Allereerst betwist [verdachte] dat hij de gebruiker is van de telefoon die aan hem wordt toegeschreven. Daarnaast moet terughoudend worden omgegaan met zendmastgegevens, te meer nu in deze zaak geen nadere gegevens bekend zijn, zoals de reikwijdte van de desbetreffende zendmast en welk deel van de zendmast is aangestraald. Dan de flitsfoto. De herkenning door verbalisanten moet als onbetrouwbaar worden aangemerkt. Op de flitsfoto zijn te weinig specifieke gezichtskenmerken zichtbaar om daar een betrouwbare herkenning op te baseren. Het betreft een wazige flitsfoto waarin slechts een zeer beperkt deel van het gezicht is te zien. Verder bestaat het gevaar van ‘confirmation bias’. Overigens zegt een flitsfoto, op 8 kilometer van de plaats delict, niets over de betrokkenheid van [verdachte] bij de plofkraak. Al was hij daar in de buurt, dan kan nog niet worden vastgesteld dat hij de dader was.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan moet [verdachte] in ieder geval van feit 10 worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de ontploffing tot levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden of mogelijke voorbijgangers heeft geleid.
Voorwaardelijk verzoek
Mocht de rechtbank de herkenning door verbalisanten van [verdachte] voor het bewijs gebruiken, dan verzoekt zij om deze verbalisanten als getuigen te horen.
Diefstal/heling kentekenplaten [kenteken] (feit 5)
Hiervoor geldt hetzelfde als bij de kentekenplaten van feit 4. Een vermoeden is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Zelfs al zou [verdachte] in de Audi kunnen worden geplaatst waar de gestolen kentekenplaten op zaten, dan blijkt niet dat bij [verdachte] sprake is van enige vorm van bewustheid, van wetenschap, dat de kentekenplaten van diefstal of enig ander misdrijf afkomstig zijn.
Witwassen (feit 12)
Het dossier bevat geen bewijs voor witwassen. Het geldbedrag dat destijds in de woning is gevonden en in beslag is genomen, is door de rechtbank al teruggegeven aan de rechthebbenden: de broers en zussen van [verdachte] . Voorts blijkt niet dat hij onverklaarbare uitgaven heeft gedaan of over dure kleding en/of grote geldbedragen beschikte.
Criminele organisatie (feit 1)
Allereerst kan niet tot een bewezenverklaring van criminele organisatie worden gekomen gelet op de hiervoor bepleitte vrijspraken. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen van één van de hiervoor genoemde feiten, dan kan niet worden gezegd dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat is gericht op het plegen van misdrijven.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraken
Diefstal/heling BMW M5 (feit 3)
Uit de aangifte en aanvullende aangifte blijkt dat een BMW M5 tussen 25 januari 2017 te 18.00 uur en 26 januari 2017 te 09.00 uur is gestolen in Amsterdam. Vervolgens is deze BMW op 7 februari 2017 weer in een garagebox in Duisburg in Duitsland aangetroffen.
De vraag is of [verdachte] aan de diefstal/heling van deze BMW kan worden gekoppeld.
Uit tapgesprekken blijkt dat [naam 4] in de avond van 26 januari 2017 een “kastje” probeert te regelen, onder andere bij [verdachte] . In die tapgesprekken communiceert [naam 4] ook nog met [medeverdachte 1] over “een dikke M” en met [verdachte] over het regelen van een “dikke vierwieler”. De politie vermoedt dat met dit “kastje” een apparaat wordt bedoeld waarmee auto’s kunnen worden gestolen. Het regelen van een kastje in de avond van 26 januari 2017 kan echter niet zien op het stelen van de in de tenlastelegging genoemde BMW M5, omdat de auto toen al was gestolen. Verder wordt nog een tapgesprek aangehaald waaruit blijkt dat [verdachte] later in die nacht aan [naam 5] vraagt of hij ‘vier wielen’ weg kan zetten voor één dag in de garage van de broer van [naam 5] . Uit dit tapgesprek wordt echter niet duidelijk of het de BMW M5 betreft. De tapgesprekken kunnen dus niet meewegen voor het bewijs.
De officier van justitie heeft verder nog benoemd dat [verdachte] en zijn medeverdachten op de late avond van 7 februari 2017 dicht in de buurt, namelijk op 250 meter afstand, waren van de garagebox in Duitsland, waar de BMW M5 is aangetroffen. Het feit dat [verdachte] de auto wilde ophalen, als dat inderdaad zo is, is onvoldoende om tot heling te komen, omdat [verdachte] de auto op dat moment immers niet voorhanden had.
Kortom, de rechtbank kan niet vaststellen of [verdachte] met de diefstal dan wel heling van de in de tenlastelegging genoemde BMW M5 in verband kan worden gebracht. Hij wordt vrijgesproken van feit 3.
Diefstal/heling van kentekenplaten [kenteken] en [kenteken] (feit 4)
Op de hierboven genoemde BMW M5 zaten – toen de BMW op 7 februari 2017 in de garagebox gevonden werd – twee verschillende kentekenplaten ( [kenteken] en [kenteken] ). Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte] bij de diefstal dan wel heling van deze kentekenplaten betrokken was. Hij wordt vrijgesproken van feit 4.
Plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn (feit 6, 7 en 8)
Op 1 februari 2017 omstreeks 2.36 uur hebben drie gemaskerde daders een plofkraak bij de Volksbank in Neukirchen-Vluyn in Duitsland gepleegd. Door middel van explosief mengsel van gas en zuurstof is de geldautomaat opgeblazen en is er ongeveer € 118.000,- cash geld weggenomen. Verder heeft de explosie aanzienlijke schade aan het interieur als ook aan het gebouw veroorzaakt. De daders zijn weggevlucht in een zilverkleurige auto. Op 7 februari 2017 wordt vervolgens een uit Nederland afkomstige en gestolen zilverkleurige BMW M5 met gestolen Nederlandse kentekenplaten in een garagebox in Duisburg in Duitsland aangetroffen. In de auto zijn door de Duitse politie twee jerrycans, geldbiljetten en meerdere opengebroken geldcassettes aangetroffen. Van de geldcassettes is vastgesteld dat het de bij de plofkraak weggenomen geldcassettes betreft. De rechtbank stelt vast dat de BMW M5 is gebruikt als vervoermiddel op weg naar en weg van de plofkraak bij de Volksbank te Neukirchen-Vluyn.
De vraag is of [verdachte] aan deze plofkraak kan worden gekoppeld.
Hoewel zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat [verdachte] , al dan niet tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , betrokken is geweest bij de plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn, zijn die aanwijzingen te gering om vast te kunnen stellen dat [verdachte] de plofkraak – feit 6, 7 en 8 – heeft gepleegd dan wel heeft medegepleegd. Om te beginnen ontbreekt het in deze zaak aan direct bewijs. Zo is er bijvoorbeeld geen forensisch bewijs, zoals een DNA-spoor, van [verdachte] (en/of zijn medeverdachten) op de plaats delict aangetroffen en zijn er geen duidelijke signalementen van de daders op basis waarvan [verdachte] is of zou kunnen worden herkend.
De enkele omstandigheid dat de telefoons die door de politie aan [verdachte] en [medeverdachte 2] worden toegeschreven zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 2017 verplaatsen richting de Duitse grens en dat [verdachte] een sportbroek heeft die overeen lijkt te komen met die van een van de daders is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat hij een van de daders van de plofkraak is geweest. Ook de omstandigheid dat [verdachte] een week na de plofkraak in de buurt was van de garagebox waar de bij de plofkraak gebruikte vluchtauto, de BMW M5, is gevonden, is daarvoor onvoldoende.
Dit betekent dat [verdachte] wordt vrijgesproken van diefstal met braak van € 118.000,- (feit 6), het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (feit 7) en het vernielen van de geldautomaat (feit 8).
Poging plofkraak op 17 februari 2017 te Aachen-Simmerath (feit 9, 10 en 11)
Op 17 februari 2017 omstreeks 04.46 uur hebben drie gemaskerde daders een plofkraak bij de Commerzbank in Aachen-Simmerath in Duitsland gepleegd. Door middel van explosief mengsel van gas en zuurstof is de geldautomaat opgeblazen, maar het is hen niet gelukt om het in de geldautomaat aanwezige cash geld weg te nemen. De daders zijn weggevlucht in een donkere personenauto.
Vlak voordat de profkraak plaatsvindt wordt een donkerkleurige Audi met – een naar later blijkt gestolen – kentekenplaat [kenteken] in de buurt geflitst vanwege een snelheidsovertreding. Op deze flitsfoto worden [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend door verbalisanten.
De vraag is of [verdachte] aan deze poging plofkraak kan worden gekoppeld.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Een mogelijke gezichtsherkenning heeft daarbij de hoogste diagnostische waarde. Daartoe dient eerst te worden onderzocht wat de kwaliteit van de afbeeldingen of bewegende beelden is en de mate waarin persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang hoe goed de verbalisant de persoon op de beelden kent. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Daarbij is ook de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Bovendien is het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten van belang. Tot slot kan worden gekeken naar feiten en omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken
De rechtbank is van oordeel dat de flitsfoto van onvoldoende kwaliteit is om daarop [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n) te herkennen. Op de foto zijn namelijk onvoldoende onderscheidende (gezichts)kenmerken zichtbaar, door de matige kwaliteit van de afbeelding en omdat een groot deel van hun beider gezichten niet te zien is door de autospiegel. Daarbij speelt ook een rol dat de herkenning door verbalisanten slechts gebaseerd is op basis van één foto en niet op basis van meerdere foto’s of bewegende beelden. De rechtbank vindt de herkenning vanwege het onduidelijke en zeer onvolledige beeld dan ook niet betrouwbaar.
In het vertaalde Duitse dossier zit verder nog een analyse van verkeersgegevens, waarin staat vermeld dat een IMEI-nummer van een telefoon – die blijkens het Nederlandse strafdossier eerst aan [verdachte] en later aan [medeverdachte 1] wordt gekoppeld – op 17 februari 2017 in de periode van 04.39 tot 04.52 uur bij de plaats delict uitstraalt. Deze omstandigheid alleen is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [verdachte] één van de daders van de poging plofkraak is geweest. De overige bewijsmiddelen in het dossier kunnen het bewijs voor de plofkraak namelijk niet dragen zonder de herkenning.
[verdachte] wordt vrijgesproken van de poging tot diefstal met braak (feit 9), het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (feit 10) en het vernielen van de geldautomaat (feit 11).
Voorwaardelijk verzoek
Omdat [verdachte] wordt vrijgesproken komt de rechtbank niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om verbalisanten als getuige te laten horen.
Diefstal/heling kentekenplaten [kenteken] (feit 5)
Op de hierboven genoemde Audi zaten gestolen kentekenplaten. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [verdachte] bij de diefstal of heling van deze kentekenplaten betrokken was. Hij wordt vrijgesproken van feit 5.
Witwassen (feit 12)
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] zijn enveloppen met geld inbeslaggenomen. Dit geld bleek spaargeld van familieleden van [verdachte] te zijn en dit geld is ook aan hen geretourneerd. Verder is ook niet gebleken dat [verdachte] betrokken is geweest bij het witwassen van de overige voorwerpen die op de tenlastelegging staan vermeld. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van witwassen (feit 12).
Criminele organisatie (feit 1)
Omdat [verdachte] wordt vrijgesproken van bijna alle onderliggende feiten, los van de diefstal van de Kia Rio (feit 2) die hierna wordt besproken, wordt hij ook vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie (feit 1).
4.4.2
Bewijsoverwegingen
Diefstal van de Kia Rio (feit 2)
Verhuurbedrijf Diks Autoverhuur heeft aangifte gedaan van diefstal van een Kia Rio op 13 februari 2017. Nadat de huurtermijn was verstreken heeft het verhuurbedrijf de auto opgehaald en terug gezet op hun eigen terrein aan de Hexaanweg te Amsterdam. Op de camerabeelden is [verdachte] herkend. Uit die beelden blijkt dat hij samen met anderen naar het terrein van Diks autoverhuur is gegaan en met de sleutel – die hij kennelijk op dat moment in zijn bezit had – de auto heeft geopend en is weggereden. De onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal van een auto door middel van een valse sleutel kan dus bewezen worden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
2. Primair:
op 13 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Kia, type Rio, gekentekend [kenteken] ), toebehorende aan Diks autoverhuur (gevestigd aan de Van Ostadestraat), waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest. Verder heeft zij de gevangenneming van [verdachte] gevorderd met als grond recidivegevaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf te beperken tot de duur die [verdachte] in voorarrest en overleveringsdetentie heeft doorgebracht. Verder heeft zij bepleit dat rekening moet worden gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De vordering van de officier van justitie tot gevangenneming moet worden afgewezen, omdat niet duidelijk is op welke grond de gevangenneming wordt gevorderd. Uit jurisprudentie van het Europese Hof volgt dat het uitgangspunt is dat een verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van een huurauto. Het verhuurbedrijf heeft de auto, nadat deze niet op tijd terug was gebracht, via een GPS-systeem gevonden en terug gehaald. Diezelfde dag heeft [verdachte] samen met anderen de auto opgehaald met de sleutel die zij nog hadden. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij samen met anderen de auto op deze brutale manier heeft weggenomen en dat hij hiermee geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen. Hij heeft de benadeelde hiermee overlast bezorgd.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van [verdachte] van 1 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Op het strafblad staan veroordelingen uit 2018 en 2019. Dit betekent dat de rechtbank artikel 63 Sr zal toepassen, omdat de huidige zaak bij de eerdere veroordelingen had kunnen worden meegenomen.
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte tijdig wordt afgedaan. Een verdachte heeft namelijk recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment dat [verdachte] in verzekering werd gesteld. Dat was op 15 mei 2017. Dit betekent dat, als zich geen bijzonderheden hebben voorgedaan, de zaak op 15 mei 2019 afgerond had moeten zijn. Er zijn in deze zaak geen bijzondere redenen voor het langere tijdsverloop geweest. De redelijke termijn is in deze zaak dan ook met 8 maanden overschreden. De rechtbank weegt dit als strafverlagende omstandigheid mee.
Verder is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt voor ‘diefstal van een auto met recidive’ wijst op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 Sr, zal de rechtbank een strafkorting toepassen van 10 %.
Alles overziend wordt aan [verdachte] een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 81 dagen (90 dagen minus 10 %), met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vordering tot gevangenneming
De vordering tot gevangenneming van de officier van justitie wijst de rechtbank af.

9.Beslag

Onder [verdachte] is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- Eén zaktelefoon, merk Haier, goednummer 5387750.
Teruggave aan verdachte
De in beslag genomen telefoon kan worden teruggegeven aan [verdachte] .

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij Volksbank Niederrhein eG
De benadeelde partij Volksbank Niederrhein eG vordert € 222.612,30 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor het bedrag van € 5.991,57 toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering te ingewikkeld is om te behandelen en dus een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft zij bepleit dat een aantal schadeposten onduidelijk zijn.
De rechtbank zal de benadeelde partij Volksbank Niederrhein eG niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat [verdachte] van het onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij Commerzbank AG
De benadeelde partij Commerzbank AG vordert € 37.460,58 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering te ingewikkeld is om te behandelen en dus een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft zij bepleit dat een aantal schadeposten onduidelijk zijn.
De rechtbank zal de benadeelde partij Commerzbank AG niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat [verdachte] van het onder 9, 10 en 11 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 Sr.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
81 (eenentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- Eén zaktelefoon, merk Haier, vallende onder goednummer 5387750.
Verklaart Volksbank Niederrhein eG niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart Commerzbank AG niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2020.