4.4.1Vrijspraken
Diefstal/heling BMW M5 (feit 3)
Uit de aangifte en aanvullende aangifte blijkt dat een BMW M5 tussen 25 januari 2017 te 18.00 uur en 26 januari 2017 te 09.00 uur is gestolen in Amsterdam. Vervolgens is deze BMW op 7 februari 2017 weer in een garagebox in Duisburg in Duitsland aangetroffen.
De vraag is of [verdachte] aan de diefstal/heling van deze BMW kan worden gekoppeld.
Uit tapgesprekken blijkt dat [naam 4] in de avond van 26 januari 2017 een “kastje” probeert te regelen, onder andere bij [verdachte] . In die tapgesprekken communiceert [naam 4] ook nog met [medeverdachte 1] over “een dikke M” en met [verdachte] over het regelen van een “dikke vierwieler”. De politie vermoedt dat met dit “kastje” een apparaat wordt bedoeld waarmee auto’s kunnen worden gestolen. Het regelen van een kastje in de avond van 26 januari 2017 kan echter niet zien op het stelen van de in de tenlastelegging genoemde BMW M5, omdat de auto toen al was gestolen. Verder wordt nog een tapgesprek aangehaald waaruit blijkt dat [verdachte] later in die nacht aan [naam 5] vraagt of hij ‘vier wielen’ weg kan zetten voor één dag in de garage van de broer van [naam 5] . Uit dit tapgesprek wordt echter niet duidelijk of het de BMW M5 betreft. De tapgesprekken kunnen dus niet meewegen voor het bewijs.
De officier van justitie heeft verder nog benoemd dat [verdachte] en zijn medeverdachten op de late avond van 7 februari 2017 dicht in de buurt, namelijk op 250 meter afstand, waren van de garagebox in Duitsland, waar de BMW M5 is aangetroffen. Het feit dat [verdachte] de auto wilde ophalen, als dat inderdaad zo is, is onvoldoende om tot heling te komen, omdat [verdachte] de auto op dat moment immers niet voorhanden had.
Kortom, de rechtbank kan niet vaststellen of [verdachte] met de diefstal dan wel heling van de in de tenlastelegging genoemde BMW M5 in verband kan worden gebracht. Hij wordt vrijgesproken van feit 3.
Diefstal/heling van kentekenplaten [kenteken] en [kenteken] (feit 4)
Op de hierboven genoemde BMW M5 zaten – toen de BMW op 7 februari 2017 in de garagebox gevonden werd – twee verschillende kentekenplaten ( [kenteken] en [kenteken] ). Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte] bij de diefstal dan wel heling van deze kentekenplaten betrokken was. Hij wordt vrijgesproken van feit 4.
Plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn (feit 6, 7 en 8)
Op 1 februari 2017 omstreeks 2.36 uur hebben drie gemaskerde daders een plofkraak bij de Volksbank in Neukirchen-Vluyn in Duitsland gepleegd. Door middel van explosief mengsel van gas en zuurstof is de geldautomaat opgeblazen en is er ongeveer € 118.000,- cash geld weggenomen. Verder heeft de explosie aanzienlijke schade aan het interieur als ook aan het gebouw veroorzaakt. De daders zijn weggevlucht in een zilverkleurige auto. Op 7 februari 2017 wordt vervolgens een uit Nederland afkomstige en gestolen zilverkleurige BMW M5 met gestolen Nederlandse kentekenplaten in een garagebox in Duisburg in Duitsland aangetroffen. In de auto zijn door de Duitse politie twee jerrycans, geldbiljetten en meerdere opengebroken geldcassettes aangetroffen. Van de geldcassettes is vastgesteld dat het de bij de plofkraak weggenomen geldcassettes betreft. De rechtbank stelt vast dat de BMW M5 is gebruikt als vervoermiddel op weg naar en weg van de plofkraak bij de Volksbank te Neukirchen-Vluyn.
De vraag is of [verdachte] aan deze plofkraak kan worden gekoppeld.
Hoewel zich in het dossier aanwijzingen bevinden dat [verdachte] , al dan niet tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , betrokken is geweest bij de plofkraak op 1 februari 2017 te Neukirchen-Vluyn, zijn die aanwijzingen te gering om vast te kunnen stellen dat [verdachte] de plofkraak – feit 6, 7 en 8 – heeft gepleegd dan wel heeft medegepleegd. Om te beginnen ontbreekt het in deze zaak aan direct bewijs. Zo is er bijvoorbeeld geen forensisch bewijs, zoals een DNA-spoor, van [verdachte] (en/of zijn medeverdachten) op de plaats delict aangetroffen en zijn er geen duidelijke signalementen van de daders op basis waarvan [verdachte] is of zou kunnen worden herkend.
De enkele omstandigheid dat de telefoons die door de politie aan [verdachte] en [medeverdachte 2] worden toegeschreven zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 2017 verplaatsen richting de Duitse grens en dat [verdachte] een sportbroek heeft die overeen lijkt te komen met die van een van de daders is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat hij een van de daders van de plofkraak is geweest. Ook de omstandigheid dat [verdachte] een week na de plofkraak in de buurt was van de garagebox waar de bij de plofkraak gebruikte vluchtauto, de BMW M5, is gevonden, is daarvoor onvoldoende.
Dit betekent dat [verdachte] wordt vrijgesproken van diefstal met braak van € 118.000,- (feit 6), het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (feit 7) en het vernielen van de geldautomaat (feit 8).
Poging plofkraak op 17 februari 2017 te Aachen-Simmerath (feit 9, 10 en 11)
Op 17 februari 2017 omstreeks 04.46 uur hebben drie gemaskerde daders een plofkraak bij de Commerzbank in Aachen-Simmerath in Duitsland gepleegd. Door middel van explosief mengsel van gas en zuurstof is de geldautomaat opgeblazen, maar het is hen niet gelukt om het in de geldautomaat aanwezige cash geld weg te nemen. De daders zijn weggevlucht in een donkere personenauto.
Vlak voordat de profkraak plaatsvindt wordt een donkerkleurige Audi met – een naar later blijkt gestolen – kentekenplaat [kenteken] in de buurt geflitst vanwege een snelheidsovertreding. Op deze flitsfoto worden [verdachte] en [medeverdachte 1] herkend door verbalisanten.
De vraag is of [verdachte] aan deze poging plofkraak kan worden gekoppeld.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Een mogelijke gezichtsherkenning heeft daarbij de hoogste diagnostische waarde. Daartoe dient eerst te worden onderzocht wat de kwaliteit van de afbeeldingen of bewegende beelden is en de mate waarin persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang hoe goed de verbalisant de persoon op de beelden kent. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Daarbij is ook de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Bovendien is het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten van belang. Tot slot kan worden gekeken naar feiten en omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken
De rechtbank is van oordeel dat de flitsfoto van onvoldoende kwaliteit is om daarop [verdachte] en/of zijn medeverdachte(n) te herkennen. Op de foto zijn namelijk onvoldoende onderscheidende (gezichts)kenmerken zichtbaar, door de matige kwaliteit van de afbeelding en omdat een groot deel van hun beider gezichten niet te zien is door de autospiegel. Daarbij speelt ook een rol dat de herkenning door verbalisanten slechts gebaseerd is op basis van één foto en niet op basis van meerdere foto’s of bewegende beelden. De rechtbank vindt de herkenning vanwege het onduidelijke en zeer onvolledige beeld dan ook niet betrouwbaar.
In het vertaalde Duitse dossier zit verder nog een analyse van verkeersgegevens, waarin staat vermeld dat een IMEI-nummer van een telefoon – die blijkens het Nederlandse strafdossier eerst aan [verdachte] en later aan [medeverdachte 1] wordt gekoppeld – op 17 februari 2017 in de periode van 04.39 tot 04.52 uur bij de plaats delict uitstraalt. Deze omstandigheid alleen is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat [verdachte] één van de daders van de poging plofkraak is geweest. De overige bewijsmiddelen in het dossier kunnen het bewijs voor de plofkraak namelijk niet dragen zonder de herkenning.
[verdachte] wordt vrijgesproken van de poging tot diefstal met braak (feit 9), het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (feit 10) en het vernielen van de geldautomaat (feit 11).
Voorwaardelijk verzoek
Omdat [verdachte] wordt vrijgesproken komt de rechtbank niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om verbalisanten als getuige te laten horen.
Diefstal/heling kentekenplaten [kenteken] (feit 5)
Op de hierboven genoemde Audi zaten gestolen kentekenplaten. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [verdachte] bij de diefstal of heling van deze kentekenplaten betrokken was. Hij wordt vrijgesproken van feit 5.
Witwassen (feit 12)
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] zijn enveloppen met geld inbeslaggenomen. Dit geld bleek spaargeld van familieleden van [verdachte] te zijn en dit geld is ook aan hen geretourneerd. Verder is ook niet gebleken dat [verdachte] betrokken is geweest bij het witwassen van de overige voorwerpen die op de tenlastelegging staan vermeld. [verdachte] wordt daarom vrijgesproken van witwassen (feit 12).
Criminele organisatie (feit 1)
Omdat [verdachte] wordt vrijgesproken van bijna alle onderliggende feiten, los van de diefstal van de Kia Rio (feit 2) die hierna wordt besproken, wordt hij ook vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie (feit 1).