8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid verdovende middelen. Bovendien had verdachte tijdens zijn aanhouding ook een grote hoeveelheid contant geld bij zich en zijn in zijn woning een microweegschaal en een tas met kleine plastic zakjes (sealbags) aangetroffen. In dit soort zakjes worden vaak harddrugs verpakt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een zogenaamde dealerindicatie aanwezig. Hierbij komt dat de rechtbank – anders dan de raadsman – verdachte niet ziet als een naïeve jongen die ‘slechts’ als bewaarder van de drugs is gebruikt. Ook de verklaring van verdachte dat hij de microweegschaal, plastic zakjes en drugs in bewaring heeft gekregen – onder meer gelet op waar deze goederen zijn aangetroffen – niet geloofwaardig. Daarbij komt dat verdachte toen hij nog minderjarig was ook al met 30 pillen harddrugs is aangetroffen. Verdachte is op de terechtzitting overgekomen als iemand die het klappen van de zweep kent en weet hoe het er in de drugshandel aan toe gaat.
Handel in en bezit van harddrugs moet krachtig bestreden worden, omdat het gebruik daarvan kan leiden tot verslaving en gevaar oplevert voor de gezondheid van de (vaak jonge) gebruikers. Bovendien veroorzaakt de criminaliteit die met de handel in en het gebruik van harddrugs gepaard gaat schade en overlast voor de samenleving. Verdachte heeft zich daarvan kennelijk niets aangetrokken en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte van 6 december 2019 bekeken, waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar niet in de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum, is veroordeeld wegens het bezit van verdovende middelen. Daarom zal het strafblad niet in strafverzwarende zin worden meegenomen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een (beknopt) reclasseringsadvies van
30 september 2019 en een e-mail van de reclassering van 6 januari 2020, waarin is gerapporteerd dat de reclassering een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde meldplicht, en eventueel een taakstraf, adviseert. Ook volgt uit genoemde e-mail dat verdachte zijn meldplichtafspraken goed nakomt, hij een eigen woning heeft en werkt als evenementen- medewerker op festivals en andere evenementen.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die strafrechters in Nederland hanteren. Voor het vervoeren van
200 tot 500 gram harddrugs wordt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opgelegd.
De rechtbank acht – alles afwegende – de eis van de officier van justitie passend en ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, met dien verstande dat de rechtbank geen reden ziet een geldboete op te leggen gelijk aan de in beslag genomen geldbedragen. Anders dan de officier van justitie berekent de rechtbank de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis op
17 dagen, zodat het op te leggen voorwaardelijke deel neerkomt op 43 dagen.
Onder verdachte is – volgens de beslaglijst – in beslag genomen:
700 EUR, goednummer 5813814;
1.150 EUR, goednummer 5813815;
260 EUR, goednummer 5813816;
180 EUR, goednummer 5813817;
70 EUR, goednummer 5813841;
5 EUR, omschrijving restbedrag.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting meegedeeld dat het hiervoor met nummer 6 aangeduide restbedrag ten onrechte op de beslaglijst is opgenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit bedrag inderdaad niet in beslag is genomen, omdat dit bedrag niet in een kennisgeving van inbeslagneming of een ander proces-verbaal wordt genoemd. Verdachte heeft ter terechtzitting ook niet verklaard dat dit bedrag wel onder hem in beslag is genomen. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat zij over dit bedrag geen beslissing hoeft te nemen.
De in beslag genomen geldbedragen die hiervoor zijn aangeduid met de nummers 1 tot en met 5, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien die geldbedragen uit de baten van het bewezen geachte feit zijn verkregen.