ECLI:NL:RBAMS:2020:448

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
8123999 CV EXPL 19-22260
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in consumentenzaak over betalingsverplichting en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 3 februari 2020 uitspraak gedaan in een verstekprocedure. De eisende partij, Ziggo Services B.V., had de gedaagde partij, wonende te Amsterdam, gedagvaard om betaling te vorderen van € 274,99, met nevenvorderingen. De gedaagde partij is echter niet verschenen en heeft geen tijdig verweer gevoerd, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek, en heeft vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde partij op de juiste wijze is geïnformeerd over zijn recht op ontbinding van de overeenkomst.

De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst, die minder dan een jaar heeft geduurd, niet correct is afgesloten, omdat de gedaagde partij niet is gewezen op het recht op ontbinding. Hierdoor is de ontbindingstermijn verlengd met een jaar, wat betekent dat de gedaagde partij de overeenkomst tijdig heeft opgezegd. Dit leidt tot de conclusie dat er geen betalingsverplichting bestaat voor de gedaagde partij. De kantonrechter wijst de vordering van de eisende partij af en veroordeelt deze in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil worden begroot.

Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking aan consumenten in overeenkomsten, vooral met betrekking tot ontbindingsrechten en de verplichtingen van de eisende partij om relevante documenten en informatie te overleggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8123999 CV EXPL 19-22260
vonnis van: 3 februari 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Ziggo Services B.V.

gevestigd te Utrecht
eisende partij
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde]

wonende te Amsterdam
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 4 oktober 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van € 274,99 met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij vordert betaling van € 231,82 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Gedaagde partij is consument, althans wordt vermoed consument te zijn. Om de vordering te beoordelen dient de kantonrechter te beschikken over voor de beslissing in onderhavige consumentenzaak van belang zijnde feiten en stukken. Dit kan bijvoorbeeld door invulling van de vragen van het door de rechtbank Amsterdam op de website beschikbaar gestelde en in de periode van 1 juli 2019 tot 1 oktober 2019 bij tussenvonnis aan repeatplayers overgelegde informatieformulier voor consumentenverstekzaken, met overlegging van de daarin aangegeven stukken.
Eisende partij heeft niets gesteld over de sluitingsdatum van de overeenkomst en heeft evenmin de tussen partijen gesloten overeenkomst overgelegd. Voor zover de overeenkomst niet aanwezig is, omdat deze - zoals eisende partij stelt - buiten een verkoopruimte, dan wel op afstand tot stand is gekomen, heeft eisende partij evenmin een gedateerde welkomstbrief overgelegd, waar zij in de toelichting van productie 2 naar verwijst, waarin volgens haar de kenmerken en specificaties van het abonnement staan. Hierdoor heeft eisende partij onvoldoende onderbouwd dat van de koop op afstand een bevestiging van onder meer de prestaties, de persoonsgegevens en het recht op ontbinding op een duurzame drager aan gedaagde partij is verstrekt (artikel 6:230t BW).
Verder heeft eisende partij weliswaar een uitgebreide toelichting gegeven over de verplichtingen uit artikel 6:230m BW, maar niet is gebleken dat alle in die toelichting beschreven wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen naar behoren zijn uitgevoerd. Voor bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld de informatie met betrekking tot ontbinding, herroeping en klachtafhandelingsbeleid, wordt slechts verwezen naar diverse vindplaatsen op de website van eisende partij, dan wel naar de algemene voorwaarden. Dat is geen duidelijke en begrijpelijke informatieverstrekking in de zin van artikel 6:230m BW e.v. Eisende partij verstrekt immers niet alle informatie aan gedaagde partij ten tijde van of direct na het bestelproces, maar geeft slechts achteraf, in deze procedure, een toelichting waar bepaalde informatie op haar website kan worden gevonden.
In de dagvaarding staat dat gedaagde partij tot aan de beëindigingsdatum (15 november 2018) van de overeenkomst zes maanden gebruik heeft gemaakt van de door eisende partij verstrekte ‘Mediabox XL’. De kantonrechter leidt uit de gestelde beëindigingsdatum af dat de overeenkomst medio mei 2018 is aangegaan, althans in ieder geval minder dan een jaar heeft geduurd. Eisende partij stelt dat de overeenkomst is beëindigd vanwege opzegging door gedaagde partij. Nu in de vorige alinea is geoordeeld dat niet is gebleken dat gedaagde partij (op de juiste wijze) is gewezen op het recht op ontbinding, wordt de ontbindingstermijn van 14 dagen op grond van artikel 6:230o lid 1 sub a jo. lid 2 BW verlengd met een termijn van maximaal een jaar. Dat heeft tot gevolg dat gedaagde partij de overeenkomst met eisende partij heeft opgezegd binnen de wettelijke ontbindingstermijn. In dat geval bestaat voor gedaagde partij geen betalingsverplichting.
De vordering wordt op grond van het voorgaande afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.