ECLI:NL:RBAMS:2020:4423

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4432
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een café door de burgemeester wegens gevaar voor de openbare orde na schietincident

Op 8 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Amsterdam een café onmiddellijk en voor onbepaalde tijd heeft gesloten. Dit besluit volgde op een schietincident dat plaatsvond op 28 juli 2020, waarbij het café, dat eigendom is van verzoekster, betrokken was. De burgemeester stelde dat het geopend blijven van het café een ernstig gevaar voor de openbare orde opleverde, mede gezien een eerder geweldsincident in 2019 bij een andere gelegenheid in hetzelfde pand.

Verzoekster, de eigenaar van het café, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening om de sluiting te schorsen. Tijdens de zitting op 4 september 2020, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster betoogde dat het schietincident niet gericht was tegen het café en dat de sluiting disproportioneel was, gezien de impact op haar personeel en de exploitatiekosten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende onderbouwing had gegeven voor de vrees voor ernstig gevaar voor de openbare orde. De burgemeester had beleid opgesteld dat in dergelijke gevallen sluiting voor onbepaalde tijd rechtvaardigt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting niet disproportioneel was en dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4432

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam 4] ),
en

de burgemeester van Amsterdam,

verweerder, verder: de burgemeester,
(gemachtigde: [naam 5] ).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester café “ [café] ” aan de [adres] onmiddellijk voor onbepaalde tijd gesloten.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt op 12 augustus 2020 en daarnaast de voorzieningenrechter gevraagd om bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen zodat het café gedurende de bezwaarfase niet hoeft te worden gesloten.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2020. De zitting heeft, overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, plaatsgevonden via een beeldverbinding (Skype). Daaraan hebben partijen deelgenomen. Namens partijen zijn hun gemachtigden verschenen. Aan de zijde van de burgemeester was ook aanwezig [naam 1] . Aan de zijde van verzoekster waren ook aanwezig [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
Het bestreden besluit
2.1
Verzoekster is eigenaar en exploitant van café “ [café] ” (verder: [café] ). [café] is gevestigd in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] , waar ook het [hotel] is gevestigd. [café] is te bereiken via de ingang van het [hotel] . De burgemeester heeft bevolen het pand waarin het café wordt geëxploiteerd onmiddellijk te sluiten omdat het geopend blijven van [café] een ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
2.2
Ter onderbouwing van het bevel tot sluiting verwijst de burgemeester naar de bestuurlijke rapportage van de Politie eenheid [vestigingsplaats] van 30 juli 2020 (het rapport). Naar aanleiding van dat rapport is de burgemeester tot de conclusie gekomen dat er eerder een ernstig geweldsincident is geweest bij het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Voorheen was in dat pand de club [club] gevestigd, waar verzoekster ook de eigenaar en exploitant van was. Op 5 april 2019 is bij de ingang van de club [club] een handgranaat ontploft. Bij besluit van 8 april 2019 heeft de burgemeester het pand daarom gesloten. Die sluiting is opgeheven per 22 augustus 2019. In de nacht van 28 op 29 juli 2020 is er rond 03:15 uur meermalen met een volautomatisch vuurwapen op dit pand geschoten. Daarbij zijn de voordeur van het [hotel] en de nooduitgang van de Albert Heijn geraakt door kogels. Volgens de aangifte bij de politie van de general manager van het [hotel] zitten er in de voordeur van het [hotel] ongeveer 15 kogelgaten. Deze gebeurtenissen zijn een ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid en geven volgens de burgemeester veel maatschappelijke onrust in de buurt. Door het schietincident is het woon- en leefklimaat ernstig aangetast en de openbare orde ernstig verstoord.
De gronden van het verzoek
3. Verzoekster voert aan dat onduidelijk is of het schietincident gericht is tegen [café] . Verzoekster heeft geen idee wie er heeft geschoten en waarom. Het schietincident moet ook los worden gezien van het incident met de handgranaat in 2019. [café] wordt geëxploiteerd volgens een andere formule dan [club] destijds, de uitstraling is anders en zelfs de ingang is verplaatst naar de ingang/lobby van het [hotel] . De bedrijfsvoering richt zich op het hogere segment toeristen, die ook in het gerenommeerde [hotel] komen, en op het publiek uit de grachtengordel. Het schietincident houdt geen verband met de bedrijfsvoering van [café] . Er is een deurbeleid en een veiligheidsplan opgesteld in overleg met de burgemeester en er zijn een ander management en personeel aangesteld. De burgemeester had [café] niet moeten sluiten. Subsidiair voert verzoekster aan dat de sluiting in duur beperkt had moeten zijn, bijvoorbeeld voor vier weken zoals in de burgemeestersbrief van 26 februari 2018 staat. De sluiting is disproportioneel. [café] heeft 31 mensen in dienst die nu mogelijk niet kunnen worden doorbetaald. Daarnaast lopen de exploitatiekosten nu door terwijl de omzet nihil is zolang het café gesloten moet blijven. Langer sluiten is een punitieve sanctie.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ‘zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van [café] ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde’. Pas als daarvan sprake is, is de burgemeester op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV [1] bevoegd om de sluiting van [café] te bevelen.
4.2
Bij de vraag of de vrees voor ernstig gevaar voor de openbare orde is gerechtvaardigd, heeft de burgemeester betrokken dat zich bij het pand twee incidenten hebben voorgedaan. Ten eerste de ontploffing van een handgranaat bij de ingang van dat pand in 2019, waarin [club] destijds was gevestigd, en ten tweede het beschieten met een volautomatisch vuurwapen van hetzelfde pand, waarin nu [café] is gevestigd, in de nacht van 28 op 29 juli 2020. De burgemeester heeft ook in aanmerking genomen dat buurtbewoners zeer geschrokken en verontrust zijn en zich onveilig voelen.
4.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hiermee deugdelijk gemotiveerd dat er gegronde vrees is voor ernstig gevaar voor de openbare orde in de omgeving van het pand. Wie de dader van de beschieting is en wat zijn motief is, is nog niet vast te stellen. Die onzekerheid voedt echter de vrees voor het ernstige gevaar voor de openbare orde.
Het door de burgemeester gevoerde beleid
4.4
De burgemeester heeft beleid opgesteld voor de toepassing van de in artikel 2.10, eerste lid, van de APV gegeven bevoegdheid (het sluitingsbeleid) [2] . Volgens dit beleid wordt een inrichting in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten indien sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Dit beleid acht de voorzieningenrechter niet onredelijk.
4.5
Het beroep op de burgemeestersbrief van 26 februari 2018 waarin staat dat de sluiting maar vier weken had mogen duren, slaagt niet. Gelet op paragraaf 3.4 van het sluitingsbeleid wordt in gevallen als die van verzoekster het pand in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten. In de brief van 26 februari 2018 aan de gemeenteraad heeft de burgemeester maatwerk binnen het genoemde beleid geformuleerd. Dit maatwerk ziet op een snellere heropening, niet op de sluiting. Zoals op de zitting naar voren is gebracht, is er na deze zitting een tweede heropeningsgesprek met vertegenwoordigers van de burgemeester. In dit verband kan ook aan de orde komen wat de burgemeester verlangt van verzoekster in verband met het beveiligingsbedrijf dat verzoekster heeft ingehuurd.
4.6
Verzoekster heeft betoogd dat [café] geen verwijt kan worden gemaakt. Dat is echter voor de aanwending van de bevoegdheid tot sluiting niet relevant. Bij het sluitingsbeleid speelt verwijtbaarheid geen rol. De mate van verwijtbaarheid komt pas aan de orde bij de beoordeling van het verzoek om heropening zoals dat is omschreven onder 3.5.1 van het sluitingsbeleid. Een beslissing op een dergelijk heropeningsverzoek ligt hier niet voor.
Proportionaliteit
4.7
Het bevel tot sluiting voor onbepaalde tijd is in overeenstemming met het beleid van de burgemeester. Dit betekent niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting voor onbepaalde tijd heeft kunnen besluiten. De burgemeester moet ook beoordelen of de gevolgen van een sluiting wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester heeft bij de sluiting van het pand het belang van de openbare orde zwaarder laten wegen dan het belang van verzoekster. Dat verzoekster hierdoor (financieel) nadeel ondervindt, is niet een bijzondere omstandigheid die maakt dat de belangenafweging anders had moeten uitvallen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van [café] niet disproportioneel is.
Conclusie
5. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot onmiddellijke sluiting van [café] gebruik heeft gemaakt. Het bezwaar heeft naar verwachting geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (Amsterdam).
2.Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent sluitingen en heropeningen (Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam) Nr. 115757 GEMEENTEBLAD 7 mei 2020.