ECLI:NL:RBAMS:2020:4401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
13/680083-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf wegens gedragsomslag van de veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De rechtbank had eerder op 9 april 2019 besloten dat een gedeelte van de voorwaardelijke straf, groot 90 dagen, ten uitvoer zou worden gelegd, terwijl de proeftijd met een jaar werd verlengd. De vordering van de officier van justitie, ingediend op 29 februari 2020, betrof de tenuitvoerlegging van het resterende gedeelte van de voorwaardelijke straf van 140 dagen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Tijdens de zitting op 18 augustus 2020 heeft de rechtbank de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. T. Urbanus, gehoord. Ook was P.D. de Vries, reclasseringswerker van Reclassering Inforsa, aanwezig. De reclasseringswerker heeft verklaard dat er een positieve omslag in het gedrag van de veroordeelde heeft plaatsgevonden. Van de 22 afspraken met de reclassering is de veroordeelde slechts 2 keer niet verschenen. De reclassering adviseerde om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de veroordeelde inmiddels stappen onderneemt richting rehabilitatie, zoals het zoeken naar een woning en werk.

De officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde steunden het advies van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat, gezien de positieve ontwikkeling van de veroordeelde, het niet opportuun was om de resterende gevangenisstraf van 140 dagen ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/680083-16
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 29 februari 2020, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 21 maart 2017, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens op het adres [BRP-adres] ,
hierna: veroordeelde.
Bij voormeld vonnis is veroordeelde voornoemd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte, groot 230 dagen, van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, dat veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Inforsa, op een door de reclassering te bepalen wijze. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd blijven melden, zolang deze reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan psychologische diagnostiek en behandeling door Forensische Ambulante Zorg van Inforsa, of een vergelijkbare instelling, ook als dit inhoudt behandeling voor verslavingsproblematiek, zulks ter beoordeling van Reclassering Inforsa. Daarbij zal veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van diagnostiek en behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven.
Bij beslissing van 9 april 2019 heeft de rechtbank gelast dat een gedeelte, groot 90 dagen, van het voorwaardelijk strafdeel dat bij voormeld vonnis is opgelegd, ten uitvoer zal worden gelegd. Ten aanzien van de resterende 140 dagen is de proeftijd met één jaar verlengd.

1.Inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat het resterende gedeelte van die niet ten uitvoer gelegde straf (140 dagen gevangenisstraf) alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

2.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • voormelde beslissing;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering door de officier van justitie aanstonds na de uitspraak op de terechtzitting aan veroordeelde in persoon is uitgereikt;
  • een advies van Reclassering Inforsa te Amsterdam aan de officier van justitie, waarin geadviseerd wordt over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel. Veroordeelde heeft diverse afspraken bij de reclassering gemist, ondanks uitnodigingen per post en via de telefoon. In november 2019 is het toezicht overgedragen aan de huidige toezichthouder. De reclassering stelt vast dat er geen gedragsverandering heeft plaatsgevonden waardoor de kans op recidive zeer hoog blijft. Veroordeelde komt nog steeds niet gemotiveerd over.
De rechtbank heeft op 18 augustus 2020 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw mr. T. Urbanus, advocaat te Amsterdam, alsmede P.D. de Vries, reclasseringswerker van Reclassering Inforsa, belast met het toezicht houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

3.Beoordeling

3.1
Verklaring van de reclasseringswerker
Ter terechtzitting heeft De Vries als deskundige verklaard dat de reclassering het advies zoals dat in het eerdergenoemde reclasseringsrapport is weergegeven, wijzigt, in die zin dat wordt geadviseerd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Sinds De Vries als toezichthouder bij veroordeelde betrokken is, heeft er een omslag plaatsgevonden in zijn houding en gedrag. Van de 22 afspraken is verdachte slechts 2 keer niet komen opdagen. De omslag is vermoedelijk tot stand gekomen, omdat de verhouding tussen veroordeelde en zijn huidige toezichthouder veel beter is dan die met de vorige. Inmiddels is veroordeelde aangemeld bij het [instelling] waar hem een behandeling is aangeboden, wordt er gewerkt aan een eigen woning en is een jobcoach betrokken om veroordeelde aan een passende baan te helpen.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich naar aanleiding van het nieuwe advies van Reclassering Inforsa op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van veroordeelde heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de omslag die veroordeelde volgens de reclassering heeft gemaakt, acht de rechtbank het niet opportuun om de resterende 140 dagen gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De vordering van de officier van justitie zal daarom worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Deze beslissing is genomen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Spaan, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2020.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.