ECLI:NL:RBAMS:2020:4399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
13/111990-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van 41 kilogram cocaïne met een verborgen ruimte in een auto

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 april 2020 in Amsterdam werd aangehouden voor het vervoeren van ongeveer 41 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd staande gehouden na een ANPR-hit op zijn voertuig. Tijdens de achtervolging vertoonde de verdachte verdacht gedrag door een zogenaamd 'schutrondje' te rijden en vervolgens te vluchten. Bij doorzoeking van de auto werd een verborgen ruimte aangetroffen met daarin de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding, doorzoeking en aanhouding rechtmatig waren, gezien de omstandigheden en het gedrag van de verdachte. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die stelde niet op de hoogte te zijn van de drugs in de auto, en concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. De in beslag genomen cocaïne en auto werden onttrokken aan het verkeer, terwijl de telefoons aan de verdachte werden geretourneerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/111990-20 (Promis)
Datum uitspraak: 2 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L. Wagenaar en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het vervoeren en/of opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 41 kilogram cocaïne op 22 april 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk ongeveer 41 kilogram cocaïne heeft vervoerd. Verdachte is twee keer gecontroleerd in de auto, waarbij de eerste keer een verborgen ruimte werd ontdekt in de auto. Beide dagen is verdachte vanuit België Nederland in gereden. Uit ANPR-gegevens blijkt dat verdachte op 22 april vanuit Amsterdam naar België rijdt en korte tijd later weer Nederland in rijdt. Hij maakte gebruik van wegen die richting Antwerpen gaan en ook uit de navigatiegegevens van de auto blijkt dat die dag adressen in Antwerpen zijn ingevoerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat er veel cocaïne wordt ingevoerd vanuit Antwerpen. Wanneer verdachte terugrijdt naar Amsterdam, gaat de politie hem volgen en ziet dat hij een ‘schutrondje’ rijdt door een buurt. Verdachte parkeerde de auto en stapte uit. Vervolgens is hij weggerend toen hij doorkreeg dat de politie achter hem aan ging. Ook heeft verdachte zich ontdaan van de autosleutel. Deze omstandigheden duiden naar hun uiterlijke verschijningsvorm op wetenschap en daarmee op opzet op het vervoeren van verdovende middelen. Daar komt bij dat het een feit van algemene bekendheid is dat de in beslag genomen cocaïne een zeer aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt en dat het onwaarschijnlijk is dat de eigenaar van de drugs die zou achterlaten in een auto, terwijl de bestuurder van de aanwezigheid daarvan niet op de hoogte is. De verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd is onvoldoende concreet en niet objectief verifieerbaar. Bij het ontbreken van een aannemelijke verklaring, kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs in de auto.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting – kort samengevat – verklaard dat hij niet wist dat er in de auto een verborgen ruimte zat met drugs. Hij had de auto die dag geleend omdat zijn eigen auto in de garage stond. Hij had de auto eerder geleend op 14 april 2020. Hij heeft daarna wel de auto, maar niet de reservesleutel teruggebracht. Op 22 april 2020 heeft hij de auto zonder toestemming van de eigenaar uit Rotterdam meegenomen, omdat hij de auto nodig had om naar een seksafspraak in Antwerpen te gaan. Daarna is hij naar Amsterdam toe gereden. Onderweg werd hij gebeld door de eigenaar. De eigenaar was boos omdat verdachte de auto had meegenomen en zei tegen hem dat hij de auto moest parkeren bij de [parkeerplaats] in Amsterdam en de sleutel in een brievenbus moest gooien. Verdachte wil niet verklaren wie de eigenaar van de auto is althans wie hem op zou hebben gebeld en bij wie hij de sleutel in de brievenbus moest doen. Verdachte ontkent voor de politie te zijn weggerend, maar zegt een paar meter te hebben gerend om een stuk modder in een grasveld te ontwijken.
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Tijdens de aanhouding en doorzoeking van de auto van verdachte was er geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld. Er was op dat moment geen redelijke verdenking van enig strafbaar feit. De verbalisanten wisten op dat moment nog niets van een verborgen ruimte in de auto. Algemene vermoedens zijn zonder feiten of omstandigheden onvoldoende grond voor een redelijk vermoeden in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verdachte is onterecht als verdachte aangemerkt en daarmee is de grondslag voor de aanhouding en doorzoeking van de auto onvoldoende geweest. Met het ten onrechte doorzoeken van de auto is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot algehele bewijsuitsluiting.
Indien het voorgaande verweer niet slaagt, stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk drugs heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de verborgen ruimte in de auto en de daarin aanwezige drugs. Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt over de eerdere controle op 14 april 2020 blijkt niet dat verbalisanten verdachte op de verborgen ruimte hebben gewezen. De auto was ook niet van verdachte. Hij had de auto geleend omdat zijn auto ter reparatie bij de garage stond. Er is geen aanwijzing dat hij in de kofferbak heeft gekeken. Niet kan worden uitgesloten dat iemand anders de drugs in de verborgen ruimte heeft geplaatst zonder dat verdachte daar wetenschap van had. Het enkele feit dat hij zou zijn weggerend – wat niet klopt – zegt niks over zijn wetenschap van de drugs in de kofferbak. De algemene ervaringsregel dat een bestuurder van een auto geacht wordt bekend te zijn met de aanwezigheid van voorwerpen in zijn auto, geldt alleen voor de situatie waarin iemand rijdt in zijn eigen auto. De algemene ervaringsregel dat criminelen niet zomaar zoveel cocaïne onbeheerd achterlaten in een auto gaat niet op, omdat in de praktijk vaak genoeg is gebleken dat criminelen drugs onbeheerd achterlaten. Bovendien kan deze ervaringsregel niet in de plaats komen van ontbrekend bewijs voor de wetenschap van de aanwezigheid van drugs in de auto bij verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Staandehouding, doorzoeking en aanhouding
Verbalisanten kregen op 22 april 2020 een melding dat een personenauto met kenteken [kenteken] een ANPR-hit had gegenereerd op de A2 nabij Vianen (dat wil zeggen een camera met een kentekenplaatherkenning herkent een kenteken van een voertuig dat wordt gezocht). Volgens de melding reed de auto mogelijk richting Amsterdam en was de auto voorzien van een verborgen ruimte. Het is de verbalisanten ambtshalve bekend dat verborgen ruimten in auto’s meestal worden gebruikt voor het verhullen en vervoeren van strafbare goederen zoals verdovende middelen. Verbalisanten zijn de auto gaan volgen. Terwijl zij de auto volgden kregen zij de melding dat hetzelfde voertuig eerder die ochtend ook een ANPR-hit had gegenereerd op de A4 en dat de auto België in was gereden. Even later verliet de auto de rijksweg en reed een rondje door een wijk aan De [parkeerplaats], hetgeen op de verbalisant overkwam alsof het voertuig een zogenaamd “schutrondje” reed. De verbalisanten zagen dat de bestuurder uit de auto stapte en wegliep. Toen één van de verbalisanten uit de auto stapte en achter de bestuurder aanliep, zag hij dat de bestuurder ineens begon te rennen. Verdachte is vervolgens staande gehouden en de verbalisanten hebben de bestuurder, gelet op voornoemde omstandigheden, aangemerkt als verdachte en hebben hem de cautie meegedeeld. Aan verdachte werd gevraagd waar de autosleutels zich bevonden en verdachte antwoordde dat hij de sleutels in een brievenbus van een vriend had gestopt. Hij wilde niet zeggen van welke woning en ook niet wie die vriend was. Toen één van de verbalisanten in de auto keek, zag hij indicatoren voor een verborgen ruimte. Hij heeft zich vervolgens toegang tot de auto verschaft en trof in de kofferbak een verborgen ruimte aan met daarin gesealde blokken. Hierop is verdachte aangehouden.
De rechtbank merkt allereerst op dat de verbalisanten bevoegd waren om verdachte staande te houden. De door verbalisanten genoemde omstandigheden, namelijk de ANPR-hits waarin stond dat de auto een verborgen ruimte had en die dag in België was geweest, het vermoedelijke schutrondje dat de bestuurder reed en het wegrennen van verdachte, gaven naar het oordeel van de rechtbank objectief gezien voldoende aanleiding voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. De staandehouding was daarom niet onrechtmatig.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verbalisanten de doorzoeking van het voertuig van de verdachte vervolgens op grond van artikel 96b Sv rechtmatig hebben verricht. De rechtbank stelt hierbij voorop dat voornoemde doorzoeking gerechtvaardigd is indien sprake is van een ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit dan wel in geval van een verdenking van een misdrijf waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
De rechtbank vindt de doorzoeking van de auto rechtmatig, mede gelet op hiervoor genoemde omstandigheden en de omstandigheden dat verdachte niet wilde verklaren waar de autosleutel was gebleven en de verbalisanten in de auto indicatoren zagen voor een verborgen ruimte. De rechtbank vindt dat die omstandigheden tezamen een verdenking kunnen opleveren van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
In de auto zijn vervolgens vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. De daarop volgende aanhouding van verdachte was gelet hierop evenmin onrechtmatig.
Het resultaat van de doorzoeking, namelijk het aantreffen van de cocaïne in de verborgen ruimte van de auto, kan gelet op het voorgaande voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Wetenschap
Verdachte verklaarde tijdens de zitting dat hij de betreffende auto zonder toestemming heeft geleend, niets afwist van de aangetroffen drugs en dat hij naar Antwerpen ging omdat hij een seksdate had.
De rechtbank vindt deze verklaring onaannemelijk en schuift deze terzijde. De verklaring van verdachte is onvoldoende concreet en gedetailleerd en verdachte heeft geen enkele verifieerbare informatie gegeven die zijn verklaring ondersteunt. Zo heeft hij geen informatie willen geven over wie de eigenaar van de auto is, bij wie en waarom hij de autosleutel door een brievenbus heeft gedaan. Ook heeft hij geen specifieke informatie gegeven ter onderbouwing van zijn seksafspraak in Antwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het gedrag van verdachte kan worden afgeleid dat hij wel wist dat er drugs in de auto aanwezig waren. Zo beschrijft de politie dat hij een zogenaamd schutrondje reed door de wijk, waarna verdachte de auto parkeerde en wegliep. Vervolgens is verdachte weggerend. Ook heeft verdachte zich ontdaan van de autosleutel. Daar komt bij dat verdachte eerder de beschikking heeft gehad over de auto, namelijk op 14 april 2020, en dat hij sindsdien de beschikking heeft gehad over de reservesleutel van de auto. Bovendien is het naar het oordeel van de rechtbank zeer onwaarschijnlijk dat een zo grote hoeveelheid cocaïne onbeheerd wordt achtergelaten in een auto, waarvan bij de eigenaar van de auto bekend is dat een derde de beschikking heeft over een autosleutel en dus in staat is om de auto mee te nemen.
Gelet op al deze feiten in onderling verband en samenhang bezien, tezamen met ontbreken van een verifieerbare en aannemelijke verklaring van verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto. De auto werd ook door hem bestuurd terwijl de drugs in de auto aanwezig waren, zodat verdachte ook de beschikkingsmacht had over de cocaïne.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ongeveer 41 kilogram cocaïne.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte op 22 april 2020 te Amsterdam, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 41 kilogram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de voorlopige hechtenis van verdachte blijft voortduren.
Beslag
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen cocaïne en auto worden onttrokken aan het verkeer. De twee in beslag genomen telefoons mogen worden geretourneerd aan verdachte. Deze zijn echter vervreemd, zodat verdachte in aanmerking komt voor een vergoeding van de waarde van de telefoons, aldus de officier van justitie.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad. De verdediging heeft daarbij verwezen naar vergelijkbare uitspraken waarbij verdachten zijn veroordeeld voor het vervoeren en/of in bezit hebben van aanzienlijk grotere hoeveelheden drugs dan in onderhavige strafzaak en waarbij lagere straffen zijn opgelegd dan door de officier van justitie nu is gevorderd.
Verder heeft de verdediging verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Beslag
De verdediging heeft verzocht de telefoons te retourneren aan verdachte en heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen drugs en auto.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ongeveer 41 kilogram cocaïne. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar is voor de veiligheid. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van deze negatieve effecten en heeft zich – naar mag worden aangenomen – enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die zien op het vervoeren van harddrugs vanaf 20 kilogram. Deze gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 50 maanden. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken en houdt rekening met de jonge leeftijd van verdachte en het gegeven dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Alles afwegend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen 41 blokken cocaïne (goednummer 5910686), een auto (goednummer 5910673), een navigatiesysteem (goednummer 5914728) en twee telefoons (goednummers 5710700 en 5910701).
De cocaïne en auto dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De telefoons dienen te worden geretourneerd aan verdachte. Het navigatiesysteem dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 41 BLO Cocaïne (5910686);
  • Personenauto Hyundai Tucson (5910673).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1 STK GSM (5910700);
  • 1 STK GSM (5710701).
Beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Navigator, Hyundai (5914728).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2020.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

9.23
[...]
9.33
[...]
9.55
[...]
12.5
[...]
12.52
[...]
13.23
[...]
13.3
[...]