3.3Het oordeel van de rechtbank
Staandehouding, doorzoeking en aanhouding
Verbalisanten kregen op 22 april 2020 een melding dat een personenauto met kenteken [kenteken] een ANPR-hit had gegenereerd op de A2 nabij Vianen (dat wil zeggen een camera met een kentekenplaatherkenning herkent een kenteken van een voertuig dat wordt gezocht). Volgens de melding reed de auto mogelijk richting Amsterdam en was de auto voorzien van een verborgen ruimte. Het is de verbalisanten ambtshalve bekend dat verborgen ruimten in auto’s meestal worden gebruikt voor het verhullen en vervoeren van strafbare goederen zoals verdovende middelen. Verbalisanten zijn de auto gaan volgen. Terwijl zij de auto volgden kregen zij de melding dat hetzelfde voertuig eerder die ochtend ook een ANPR-hit had gegenereerd op de A4 en dat de auto België in was gereden. Even later verliet de auto de rijksweg en reed een rondje door een wijk aan De [parkeerplaats], hetgeen op de verbalisant overkwam alsof het voertuig een zogenaamd “schutrondje” reed. De verbalisanten zagen dat de bestuurder uit de auto stapte en wegliep. Toen één van de verbalisanten uit de auto stapte en achter de bestuurder aanliep, zag hij dat de bestuurder ineens begon te rennen. Verdachte is vervolgens staande gehouden en de verbalisanten hebben de bestuurder, gelet op voornoemde omstandigheden, aangemerkt als verdachte en hebben hem de cautie meegedeeld. Aan verdachte werd gevraagd waar de autosleutels zich bevonden en verdachte antwoordde dat hij de sleutels in een brievenbus van een vriend had gestopt. Hij wilde niet zeggen van welke woning en ook niet wie die vriend was. Toen één van de verbalisanten in de auto keek, zag hij indicatoren voor een verborgen ruimte. Hij heeft zich vervolgens toegang tot de auto verschaft en trof in de kofferbak een verborgen ruimte aan met daarin gesealde blokken. Hierop is verdachte aangehouden.
De rechtbank merkt allereerst op dat de verbalisanten bevoegd waren om verdachte staande te houden. De door verbalisanten genoemde omstandigheden, namelijk de ANPR-hits waarin stond dat de auto een verborgen ruimte had en die dag in België was geweest, het vermoedelijke schutrondje dat de bestuurder reed en het wegrennen van verdachte, gaven naar het oordeel van de rechtbank objectief gezien voldoende aanleiding voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. De staandehouding was daarom niet onrechtmatig.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verbalisanten de doorzoeking van het voertuig van de verdachte vervolgens op grond van artikel 96b Sv rechtmatig hebben verricht. De rechtbank stelt hierbij voorop dat voornoemde doorzoeking gerechtvaardigd is indien sprake is van een ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit dan wel in geval van een verdenking van een misdrijf waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
De rechtbank vindt de doorzoeking van de auto rechtmatig, mede gelet op hiervoor genoemde omstandigheden en de omstandigheden dat verdachte niet wilde verklaren waar de autosleutel was gebleven en de verbalisanten in de auto indicatoren zagen voor een verborgen ruimte. De rechtbank vindt dat die omstandigheden tezamen een verdenking kunnen opleveren van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv.
In de auto zijn vervolgens vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. De daarop volgende aanhouding van verdachte was gelet hierop evenmin onrechtmatig.
Het resultaat van de doorzoeking, namelijk het aantreffen van de cocaïne in de verborgen ruimte van de auto, kan gelet op het voorgaande voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Wetenschap
Verdachte verklaarde tijdens de zitting dat hij de betreffende auto zonder toestemming heeft geleend, niets afwist van de aangetroffen drugs en dat hij naar Antwerpen ging omdat hij een seksdate had.
De rechtbank vindt deze verklaring onaannemelijk en schuift deze terzijde. De verklaring van verdachte is onvoldoende concreet en gedetailleerd en verdachte heeft geen enkele verifieerbare informatie gegeven die zijn verklaring ondersteunt. Zo heeft hij geen informatie willen geven over wie de eigenaar van de auto is, bij wie en waarom hij de autosleutel door een brievenbus heeft gedaan. Ook heeft hij geen specifieke informatie gegeven ter onderbouwing van zijn seksafspraak in Antwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het gedrag van verdachte kan worden afgeleid dat hij wel wist dat er drugs in de auto aanwezig waren. Zo beschrijft de politie dat hij een zogenaamd schutrondje reed door de wijk, waarna verdachte de auto parkeerde en wegliep. Vervolgens is verdachte weggerend. Ook heeft verdachte zich ontdaan van de autosleutel. Daar komt bij dat verdachte eerder de beschikking heeft gehad over de auto, namelijk op 14 april 2020, en dat hij sindsdien de beschikking heeft gehad over de reservesleutel van de auto. Bovendien is het naar het oordeel van de rechtbank zeer onwaarschijnlijk dat een zo grote hoeveelheid cocaïne onbeheerd wordt achtergelaten in een auto, waarvan bij de eigenaar van de auto bekend is dat een derde de beschikking heeft over een autosleutel en dus in staat is om de auto mee te nemen.
Gelet op al deze feiten in onderling verband en samenhang bezien, tezamen met ontbreken van een verifieerbare en aannemelijke verklaring van verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de auto. De auto werd ook door hem bestuurd terwijl de drugs in de auto aanwezig waren, zodat verdachte ook de beschikkingsmacht had over de cocaïne.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ongeveer 41 kilogram cocaïne.