In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en subsidiair van mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 19 juli 2019 te Amsterdam, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een persoon met een mes te steken en deze met vuisten zou hebben geslagen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, de vordering gedaan, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. G.L.D. Thomas. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, aangezien niemand had gezien dat de verdachte met een mes had gestoken. Wel was er bewijs dat de verdachte de aangever met vuisten had geslagen, wat leidde tot de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak afgewezen, omdat nader onderzoek niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de mishandeling, omdat hij de aangever daadwerkelijk had geslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 32 uur, met vervangende hechtenis van 16 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij recentelijk niet voor soortgelijke feiten was veroordeeld.