ECLI:NL:RBAMS:2020:4392

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4360
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo voor dakloze schoonmaker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoeker, een dakloze schoonmaker, had op 16 juli 2020 een aanvraag ingediend voor toegang tot maatschappelijke opvang, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat verzoeker voldoende zelfredzaam was. Verzoeker was het niet eens met deze beslissing en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, werd verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. De Centrale Raad van Beroep had eerder geoordeeld dat de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018 niet in strijd zijn met de Wmo. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang, aangezien hij een baan had en volgens de screeninglijst van de GGD geen hulpvraag had.

Verzoeker voerde aan dat hij kwetsbaar was door de Covid-19 pandemie en dat hij opvang nodig had totdat hij in een passantenhotel kon worden geplaatst. De voorzieningenrechter gaf aan dat het beleid van verweerder niet verplichtte om verzoeker opvang aan te bieden, en dat hij ook buiten Amsterdam naar woonruimte moest zoeken. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4360
proces-verbaal van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Mensing van Cherante).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om toegang tot maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2020. De zitting heeft,
overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet Covid-19 Justitie en Veiligheid.
plaatsgevonden via een beeldverbinding (skype). Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [de persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Verzoeker werkt voltijds als schoonmaker en is sinds geruime tijd dakloos. Hij verbleef in de winteropvang die vanwege de maatregelen rondom Covid-19 is verlengd tot 1 augustus 2020. Hij heeft op 16 juli 2020 een verzoek gedaan om toegelaten te worden tot de maatschappelijke opvang in het kader van de Wmo.
2. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat hij voldoende zelfredzaam is. Verzoeker is het daar niet mee eens.
3.1
De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder verzoekers aanvraag voor maatschappelijke opvang voor de Wmo mocht afwijzen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 juli 2020 geoordeeld dat in dit soort zaken de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018 van verweerder niet in strijd zijn met de Wmo. [1] De gronden van verzoeker die daarop zien gaan dan ook niet op. Om recht te hebben op maatschappelijke opvang van de Wmo moet iemand dus beperkt zelfredzaam zijn. Verweerder heeft goed uitgelegd dat verzoeker dat niet is. Volgens de screeninglijst van de GGD heeft verzoeker geen hulpvraag en verzoeker heeft een baan. Daarom mocht verweerder concluderen dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang.
3.2
Op de zitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat hij weliswaar zelfredzaam is, maar dat hij niettemin opvang moet krijgen totdat hij in het passantenhotel terecht kan. Hij voert aan dat hij kwetsbaar is doordat Covid-19 nog niet verslagen is en hij door op straat te slapen zijn zware werk niet kan volhouden. Op grond van het beleid hoeft verweerder verzoeker dat echter niet aan te bieden. Het passantenhotel is al bedoeld voor mensen zoals verzoeker. Dat verzoeker voor het passantenhotel kennelijk op de wachtlijst staat, maakt dat hij – hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat dat lastig is – iets anders moet gaan regelen. In Amsterdam zijn nu eenmaal veel woningzoekenden. De voorzieningenrechter geeft verzoeker daarom in overweging mee om ook buiten Amsterdam te zoeken naar een woonruimte.
4. De voorzieningenrechter is concluderend van oordeel dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651.