ECLI:NL:RBAMS:2020:4392
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo voor dakloze schoonmaker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verzoeker, een dakloze schoonmaker, had op 16 juli 2020 een aanvraag ingediend voor toegang tot maatschappelijke opvang, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat verzoeker voldoende zelfredzaam was. Verzoeker was het niet eens met deze beslissing en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, werd verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. De Centrale Raad van Beroep had eerder geoordeeld dat de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018 niet in strijd zijn met de Wmo. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang, aangezien hij een baan had en volgens de screeninglijst van de GGD geen hulpvraag had.
Verzoeker voerde aan dat hij kwetsbaar was door de Covid-19 pandemie en dat hij opvang nodig had totdat hij in een passantenhotel kon worden geplaatst. De voorzieningenrechter gaf aan dat het beleid van verweerder niet verplichtte om verzoeker opvang aan te bieden, en dat hij ook buiten Amsterdam naar woonruimte moest zoeken. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.