ECLI:NL:RBAMS:2020:4386

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
13/730038-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk tot witwassen van crimineel geld

Op 7 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het witwassen van crimineel geld. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van deelname aan deze organisatie en het witwassen van een aanzienlijk bedrag van € 12.657.580. Het onderzoek, dat begon in februari 2019, leidde tot de aanhouding van meerdere verdachten na het ontdekken van grote geldbedragen in verschillende panden in Amsterdam en een vakantiehuis in Limburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op het witwassen van dit geld, en dat hij op de hoogte was van de criminele herkomst ervan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een substantiële rol had binnen de organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor het bundelen en verpakken van het geld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn minder grote rol in vergelijking met andere medeverdachten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op de inbeslaggenomen voorwerpen die verband houden met de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730038-19 (Promis)
Datum uitspraak: 7 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 16 december 2019, 13 maart 2020, 9 juni 2020, 13 juli 2020, 14 juli 2020, 15 juli 2020 en 7 september 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

In februari 2019 ontving het Openbaar Ministerie uit een ander opsporingsonderzoek informatie dat een aantal Colombiaanse personen zich bezig zou houden met de invoer van cocaïne. Hierop is het onderzoek 13Nuphar gestart, waarbij onder andere telefoontaps zijn aangesloten, afluisterapparatuur in een auto is geplaatst en observaties zijn geweest. Daarbij kwamen drie panden in Amsterdam en een huis op een vakantiepark in Limburg in beeld. Gezien is dat er grote en kennelijk zware koffers vanuit Limburg naar twee van de panden in Amsterdam werden gebracht. Op 12 september 2019 is besloten op basis van de onderzoeksresultaten over te gaan tot de aanhouding van onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] , op verdenking van deelname aan een criminele organisatie, witwassen en de handel in verdovende middelen. Bij de doorzoeking van de drie panden in Amsterdam is meer dan 12 miljoen euro aangetroffen, grotendeels gebundeld verpakt in grote koffers. Het gaat daarbij om de volgende geldbedragen en panden:
  • € 4.402.600,- in een woning aan de [adres 1] ,
  • € 8.307.000,- in een woning aan de [adres 2] en
  • € 79.200,- in een woning aan de [adres 3] .
Naast deze geldbedragen zijn er in de woning aan de [adres 1] identiteitsdocumenten aangetroffen, die onder andere waren voorzien van een pasfoto van verdachte [medeverdachte 3] . Gaandeweg is de beschuldiging ten aanzien van de handel in verdovende middelen komen te vervallen.
De zaken van genoemde vier verdachten zijn gezamenlijk behandeld op zitting. De rechtbank doet vandaag in alle vier de zaken uitspraak. In de aanloop naar de behandeling is ook medeverdachte [medeverdachte 4] aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 5] was ten tijde van de zitting voortvluchtig.

3.Beschuldiging

Aan verdachte is, na wijziging op de zitting, samengevat tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het medeplegen van witwassen;
2. ( mede)plegen van het witwassen van een geldbedrag van € 12.788.800;
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Hier worden slechts de conclusies van het Openbaar Ministerie en de verdediging weergegeven. Voor zover de inhoudelijk ingenomen standpunten nader besproken moeten worden, komen ze hierna bij de beoordeling door de rechtbank aan bod.
De officier van justitie vindt dat de feiten bewezen kunnen worden.
De verdediging vindt dat verdachte van alle drie de feiten moet worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank daar anders over denken zou verdachte voor feit 1 moeten worden vrijgesproken voor de tenlastegelegde periode voor 12 augustus 2019. Voor feit 2 zou verdachte vrijgesproken moeten worden voor een deel van het tenlastegelegde geldbedrag en voor opzettelijk witwassen.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie gericht op witwassen (feit 1), voor een kortere periode dan ten laste is gelegd, en voor het samen met anderen witwassen van € 12.657.580,- (feit 2).
4.2.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, vast. [1]
[medeverdachte 1] is een Colombiaanse vrouw die woonachtig is in [plaats] en in Nederland heeft verbleven in een woning aan de [adres 4] . [2] Zij heeft die woning ondergehuurd voor € 1.500,- per maand. [3]
[medeverdachte 2] is een Colombiaanse man die in [plaats] woont en ook regelmatig in Nederland verblijft, onder andere bij een vriend aan de [adres 3] . Hij is een kennis van [medeverdachte 1] . [4]
[medeverdachte 3] is een Albanese man die contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en is aangetroffen in het appartement aan de [adres 1] waar de grote geldbedragen zijn gevonden. [verdachte] is een Albanese man die is aangetroffen in het appartement aan de [adres 2] waar eveneens grote geldbedragen zijn gevonden. [5]
Op 10 april 2019 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een woning bezichtigd aan de [adres 1] die door de hoofdhuurster in onderhuur wordt aangeboden. Vanaf 11 april 2019 wordt de woning gehuurd en wordt de huur van € 1.500,- per maand contant betaald door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [6] Deze betalingsontmoetingen vonden plaats in de openbare ruimte, waarbij [medeverdachte 2] volgens de verhuurster expliciet had benoemd om uit te kijken voor de camera’s. Volgens de verhuurster waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] altijd samen tijdens een afspraak met betrekking tot de [adres 1] , geen van beide heeft uiteindelijk verbleven in de gehuurde woning. [7]
Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] regelmatig contact hebben. In gesprekken met anderen zegt [medeverdachte 2] dat hij diverse werkzaamheden verricht voor [medeverdachte 1] , waaronder het bekijken en regelen van appartementen. [8] In het bijna dagelijkse contact dat zij in de maand juli hebben, vertelt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] waar de woningen aan moeten voldoen. Zij vraagt bijvoorbeeld om een lift en een garage, en keurt regelmatig woningen af. [9] [medeverdachte 2] vraagt haar toestemming om iemand te bellen en vraagt haar wat hij moet doen. In een gesprek met iemand anders spreekt [medeverdachte 2] over “
La Jefa” (Spaans voor bazin) en vertelt hij dat hij diverse dingen voor haar moet regelen maar dat zij veel klaagt. [10] In de periode van 16 juli en 12 september 2019 is er bijna dagelijks en voornamelijk via audioberichten contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Tussen 1 juli 2019 en 15 augustus 2019 maakt de telefoon die [medeverdachte 3] in zijn bezit had bij zijn aanhouding overwegend gebruik van zendmasten in de omgeving van het appartement aan de [adres 1] . [11]
Op 12 augustus 2019 maakt de bij [verdachte] aangetroffen telefoon gebruik van een zendmast op Schiphol. [12] [verdachte] heeft op de zitting verklaard dat hij op 12 augustus 2019 via Schiphol is aangekomen in Nederland. [13] Rond ditzelfde tijdstip straalt de bij [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon ook aan op Schiphol. Daarna straalt de telefoon van [verdachte] tot 18 augustus 2019 voornamelijk aan op een zendmast in de omgeving van de [adres 1] .
Op 13 augustus 2019 lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] samen op straat en gaan ze met de tram vanaf het Weesperplein naar de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 4] . [14]
Tussen 15 augustus en 11 september 2019 straalt de bij [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon aan op zendmasten in de buurt van vakantiepark Heelderpeel in Limburg. [15] De telefoon, waarvan de rechtbank vaststelt dat deze in gebruik was bij [medeverdachte 4] , maakt tussen 15 augustus en 18 augustus 2019 voornamelijk gebruik van dezelfde zendmasten in Limburg. [16]
Vakantiehuisje [nummer] op park Heelderpeel in Limburg is via [medeverdachte 5] gehuurd van 17 augustus tot 14 september 2019. Van 18 augustus tot en met 11 september 2019 straalt de telefoon van [verdachte] aan op de zendmasten in de buurt van park Heelderpeel. De telefoon die in gebruik is bij [medeverdachte 4] straalt op 18 augustus 2019 aan op een zendmast in de buurt van de [adres 1] in [plaats] , om vervolgens van 18 augustus tot en met 24 augustus 2019 weer aan te stralen op zendmasten in de buurt van park Heelderpeel in Limburg. Op 26 augustus 2019 haalt [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] op bij de bushalte op de Baden Powellweg in Amsterdam en gaan zij samen naar de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 4] in [plaats] . [17]
[medeverdachte 5] komt op 27 augustus 2019 het pand van de woning aan de [adres 1] binnen. Een uur later gaat hij met [medeverdachte 4] weg. Ze komen weer terug met een kleine trolleykoffer en zes gevulde plastic tassen. Uiteindelijk verlaat [medeverdachte 5] rond 21:00 uur de flat. [18]
Op 29 augustus 2019 bezichtigt [medeverdachte 1] de woning aan de [adres 2] .
Op 2 september 2019 komt [medeverdachte 1] het portiek van de [adres 1] in en verlaat even later samen met [medeverdachte 4] de flat. [19]
Op 5 september 2019 heeft er een sleuteloverdracht plaatsgevonden en is de woning aan de [adres 2] verhuurd, waarbij kopieën van een valse arbeidsovereenkomst en vervalste loonstroken op naam van [naam 1] zijn verstrekt. [20] Bij de sleuteloverdracht is tweemaal de huur van ongeveer € 2.200,- contant betaald. Er is geen huurovereenkomst getekend. [medeverdachte 2] was actief betrokken bij het huren van deze woning, omdat hij een groot deel van het contact tussen [medeverdachte 1] en [naam bemiddelaar] , hun bemiddelaar, heeft verzorgd. [21]
Op 5 september 2019 worden er in aanwezigheid van [medeverdachte 1] vijf grote koffers aangeschaft bij [naam tassenwinkel] tassen in Amstelveen. Enkele van deze koffers lijken op de koffers die op 12 september 2019 zijn aangetroffen in de woningen aan de [adres 1] en de [adres 2] . Op camerabeelden in Amstelveen is [medeverdachte 1] te zien met een grote blauwe koffer. Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een foto aangetroffen van een nieuw uitziende blauwe koffer met vermoedelijk het prijskaartje er nog aan, die exact het zelfde merk, type en kleur heeft als één van de koffers die tijdens de doorzoeking op 12 september 2019 op de [adres 1] in beslag is genomen.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gaan later die dag de flat aan de [adres 2] in. Vervolgens verlaten zij de flat voor een kort moment, waarna [medeverdachte 2] met twee koffers terug naar binnen loopt. [22]
Van 7 tot en met 11 september 2019 verplaatst de telefoon van [medeverdachte 1] zich meerdere keren van Amsterdam naar Limburg. De telefoon blijft dan kort in Limburg en reist weer terug naar Amsterdam. Uit de zendmastgegevens blijkt dat [medeverdachte 1] in totaal zes keer met een taxi heen en weer is gereisd naar park Heelderpeel in Limburg. Eén keer wordt gezien dat zij terugkomt in Amsterdam met een doos. De andere keren heeft zij koffers bij zich die zwaar lijken te zijn. Een aantal van deze koffers is later herkend op de camerabeelden als de koffers waar op 12 september 2019 de grote geldbedragen in zijn aangetroffen. [23]
Op 8 september 2019 verlaat [medeverdachte 4] de woning aan de [adres 1] met koffers. Later die dag laat hij een onbekende man met twee koffers binnen in de flat aan de [adres 2] . Ongeveer twee en een half uur later verlaten [medeverdachte 4] en de onbekende man de flat aan de [adres 2] met koffers die zwaarder lijken dan die waar ze mee binnen kwamen. Ruim een half uur later komt [medeverdachte 1] aan bij de flat aan de [adres 2] waar ook [medeverdachte 4] en de onbekende man komen aanlopen. Zij begroeten elkaar en halen een blauwe koffer uit de achterbak van de auto waar [medeverdachte 1] is uitgestapt. Daarna gaan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en de onbekende man met de koffer de flat binnen.
Op 9 september 2019 komen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en een onbekende man de portiek van de flat aan de [adres 1] binnen. [medeverdachte 5] heeft een schoudertas bij zich die nauwelijks gevuld lijkt. Ongeveer een half uur later verlaten [medeverdachte 5] en de onbekende man de flat weer, waarbij de schoudertas van [medeverdachte 5] zwaarder en gevuld lijkt. Een paar uur later loopt [medeverdachte 1] naar de ingang van de flat aan de [adres 2] en opent de toegangsdeur met een sleutel. Vrijwel direct daarna komen [medeverdachte 4] en een onbekende man de flat binnen terwijl zij beiden een zware koffer achter zich aan sleuren. Ongeveer 45 minuten later verlaat [medeverdachte 1] de flat.
Op 10 september 2019 in de ochtend loopt [medeverdachte 1] met een koffer naar de ingang van de flat aan de [adres 2] . [medeverdachte 4] opent de deur en helpt [medeverdachte 1] met het over de drempel trekken van de vermoedelijk zware koffer. [24] Aan het eind van de middag zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen op de [adres 3] . Beiden hebben een grote koffer bij zich die leeg/licht lijken. [medeverdachte 2] heeft een groene koffer bij zich en [medeverdachte 1] een donkerblauwe koffer. Deze koffers lijken sterk op de koffers die bij de doorzoeking op de [adres 1] in [plaats] zijn aangetroffen op 12 september 2019. [25]
Op 11 september 2019 om 06:30 uur komt een zwarte taxi aan bij de slagbomen van park Heelderpeel in Limburg. Een blanke man opent de slagbomen. [26] De chauffeur van de taxi heeft [medeverdachte 3] herkend als de man die de slagbomen opendeed en [medeverdachte 1] als de vrouw die de taxirit had besteld. [27] Op beelden van een andere datum en tijdstip is gezien dat [medeverdachte 3] aan komt lopen met een grote rolkoffer gelijkend op een van de koffers die in beslag zijn genomen en dat de koffer zichtbaar zwaar is. [28] Rond 08:30 uur wordt gezien dat [medeverdachte 4] op de [adres 1] een koffer uit de achterbak van een zwarte Mercedestaxi haalt en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] even later beiden met een koffer achter zich aan slepend de flat binnen lopen. Om 17:38 uur komt de taxi opnieuw aanrijden bij park Heelderpeel in Limburg. De slagboom wordt geopend door dezelfde man als eerder die dag. Ongeveer twee uur later komt de taxi aan in de [adres 1] en stapt [medeverdachte 1] uit. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] komen na elkaar de flat binnen met vermoedelijk zwaar beladen koffers. [medeverdachte 4] heeft zichtbaar moeite om de koffer een tree omhoog te tillen en ook [medeverdachte 1] moet moeite doen om de koffer over de drempel van de toegangsdeur te trekken. Om 22:01 uur zit [medeverdachte 1] met drie mannen aan tafel in de woning aan de [adres 1] . Rond 23:30 uur verlaten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 4] de flat. Kort daarna stappen [verdachte] en [medeverdachte 4] uit een taxi in de [adres 2] en lopen de flat daar binnen. [29]
Op 12 september 2019 treedt de politie binnen in de woningen aan de [adres 1] , de [adres 2] en de [adres 3] in [plaats] .
Op de [adres 1] worden drie koffers aangetroffen met daarin bankbiljetten. Na telling blijkt het te gaan om € 4.350.580,-. [30] De bankbiljetten in alle drie de koffers zijn op dezelfde manier verpakt in transparante folie. Elke bundel geld is voorzien van een handgeschreven cijferreeks, waarschijnlijk het bedrag van de bundel. [31] [medeverdachte 3] is in deze woning aangetroffen en aangehouden. [32] Onder het keukenblok achter de keukenplint worden twee plastic zakken aangetroffen. In één van de tassen zit € 51.500,-. [33] In de andere tas zitten meerdere identiteitsbewijzen met daarop de foto’s van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , waarvan later is vastgesteld dat ze vals/vervalst waren. Daarnaast zijn er notitieboekjes in beslag genomen waarvan vermoed werd dat het om kasboeken ging. [34] In een jas aan de kapstok werd € 520,- aangetroffen. [35]
Bij de doorzoeking aan de [adres 2] zijn in koffers bankbiljetten aangetroffen met een totale waarde van € 8.307.000,-. Ook dit geld zat verpakt in plastic waar bedragen opgeschreven waren. [36] Verdachte [verdachte] is aantroffen en aangehouden in deze woning. [37]
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op dezelfde dag aangehouden op de openbare weg vlak nadat zij samen de woning aan de [adres 3] hadden verlaten. [38] Bij het doorzoeken van de woning aan de [adres 3] werd een in plastic verpakt geldbedrag van € 79.200,- aangetroffen in de kledingkast in de slaapkamer. [39]
Op drie van de aangetroffen koffers op [adres 2] en op twee van de aangetroffen koffers op de [adres 1] is DNA aangetroffen van [medeverdachte 3] . In één van de koffers op de [adres 2] is tevens DNA van [medeverdachte 3] aangetroffen op een elastiekje dat om het geld zat en op het verpakkingsmateriaal waar het geld in verpakt zat. Verder is er ook DNA van [medeverdachte 3] aangetroffen op verpakkingsmateriaal van geld dat werd aangetroffen in één van de koffers op de [adres 1] . [40] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in het huisje in Limburg geld heeft geteld en dat hij de koffers waar het geld in zat wel eens naar een auto had gebracht. [41] Op de kasboeken die werden aangetroffen in de woning aan de [adres 1] stonden meerdere vingerafdrukken van [medeverdachte 3] . [42] Zowel op verpakkingsmateriaal van een bundel geld uit de [adres 2] als op verpakkingsmateriaal van een bundel geld uit de [adres 1] is DNA aangetroffen van [verdachte] . [43] [verdachte] heeft verklaard dat iemand hem had gevraagd om geld te bundelen. [44]
Op de telefoon die bij [medeverdachte 3] is aangetroffen stond een lijst met codes in de Spaanse taal, waarin bijvoorbeeld het woord ‘universiteit’ staat voor douane en ‘restaurant’ voor luchthaven. [45] Een aantal van die codes worden door [medeverdachte 2] - gebruikt. [46]
4.2.2.
Bewijsoverweging
Criminele organisatie (feit 1)
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet sprake zijn (geweest) van een organisatie, die als doel het plegen van misdrijven had waaraan verdachte heeft deelgenomen. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken, moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Daarbij is niet vereist dat vast komt te staan dat een persoon om als deelnemer van die organisatie te worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Ook is niet vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. De verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk.
De organisatie
De rechtbank vindt dat vanaf 1 april 2019 sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vanaf 11 april 2019 zijn zij, na samen huizen te hebben gezocht, het appartement op de [adres 1] gaan huren. De huur werd contant betaald aan de onderverhuurster, vaak op een metrostation, waarbij [medeverdachte 2] een keer voor camera’s waarschuwde. Er was geen huurcontract en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn allebei niet in het appartement gaan wonen. Zij stonden ook niet ingeschreven op enig adres in Nederland, dus ook niet op dit adres. Gezien deze omstandigheden kan het niet anders dan dat dit appartement door [medeverdachte 1] en met behulp van [medeverdachte 2] speciaal werd gehuurd om criminele activiteiten te ontplooien, buiten het zicht van de autoriteiten. Datzelfde geldt voor de huur van het appartement aan de [adres 2] : Ook hiervan werd de huur contant voldaan en was er geen schriftelijk huurcontract. De mondelinge huurovereenkomst werd op naam van iemand anders gesloten waarvoor valse stukken gebruikt zijn. Ook uit die omstandigheden volgt dat het appartement gehuurd werd voor criminele activiteiten, namelijk, zo bleek bij de zoeking, de opslag van veel contant geld, en dat daarom moest worden afgeschermd wie de daadwerkelijke huurders waren. Ook bij de huur van de [adres 2] hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samengewerkt. [medeverdachte 1] heeft in het huren van de appartementen een leidinggevende rol ten opzichte van [medeverdachte 2] . Zij bepaalt aan welke eisen de woning moet voldoen en of een woning geaccepteerd wordt of niet. Hij zorgt voor de bezichtiging van de appartementen en onderhoudt het contact met de verhuurders/bemiddelaars.
In de tussentijd (vanaf medio augustus 2019) tellen [medeverdachte 3] en [verdachte] in het gehuurde vakantiehuisje in Limburg het geld, pakken het in en doen het in koffers. [medeverdachte 1] vervoert de koffers met miljoenen euro’s aan contant geld van Limburg naar Amsterdam. Bij de aanschaf van een aantal van de gebruikte koffers was [medeverdachte 1] ook aanwezig.
De verschillende verdachten ontmoeten elkaar vaak in deze periode. [medeverdachte 1] ontmoet in deze periode [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] , waarvan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zeer regelmatig. Tijdens de observatie op 11 september 2019, de dag voor de aanhouding, is een ontmoeting gezien tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in het appartement aan de [adres 1] . De volgende dag wordt daar € 8.307.000,- aangetroffen.
Dit duurzame samenwerkingsverband waarin ieder zijn eigen rol had, kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De één telde het geld ( [medeverdachte 3] ), de ander pakte het in ( [verdachte] ), weer een ander regelde de appartementen waar het geld kon worden opgeslagen ( [medeverdachte 2] ) en iemand zorgde ervoor dat het geld van Limburg, waar het geteld en ingepakt werd, naar de appartementen in [plaats] werd vervoerd ( [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 1] stuurde vanaf april 2019 [medeverdachte 2] aan, en is op enig moment gezien met alle genoemde medeverdachten. Bovendien had zij veruit de grootste verantwoordelijkheid door in haar eentje de grote geldbedragen te vervoeren en daarvoor een opslagplek te (laten) regelen. [medeverdachte 1] had dus een centrale rol in de organisatie. Bij aankomst in Amsterdam werd [medeverdachte 1] telkens opgewacht en geholpen door [medeverdachte 4] bij het naar binnen brengen van de zware koffers. Ook het gebruiken van versluierde taal tijdens tapgesprekken door verdachten duidt op een gestructureerde samenwerking. De organisatie heeft in ieder geval van vanaf 1 april 2019 tot 1 september 2019 gefunctioneerd en had dan ook een duurzaam karakter. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben pas na 1 augustus 2019 deelgenomen aan de organisatie.
Rol [verdachte]
zou volgens zijn verklaring maar één pakketje geld hebben gebundeld op verzoek van iemand die hij niet nader wil duiden. Omdat zijn DNA op meer dan één pakket is aangetroffen en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in het huisje in Limburg een aantal keer op verschillende dagen geld heeft geteld, vindt de rechtbank het onwaarschijnlijk dat [verdachte] gedurende zijn verblijf op park Heelderpeel van bijna vier weken maar één setje geld heeft verpakt en de rest van de enorme hoeveelheid geldpakketten die in de koffers gingen niet zou hebben gezien. De rechtbank stelt voor hem dus een grotere rol vast dan hij heeft willen doen voorkomen.
Witwassen (feit 2)
Verdachte wordt veroordeeld voor het samen met anderen witwassen van € 12.657.580 door dit bedrag voorhanden te hebben terwijl hij wist dat het uit misdrijf afkomstig was. Van de overige witwashandelingen en een aantal bedragen wordt hij vrijgesproken.
Voor een veroordeling voor medeplegen van witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat verdachte
  • de bedragen in de tenlastelegging voorhanden heeft gehad, en
  • die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
  • verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren, en
  • dat hij daarin samen heeft gewerkt met een of meer medeverdachten.
Voorhanden hebben
Om tot een bewezenverklaring van het ‘voorhanden hebben’ van uit misdrijf afkomstig geld te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het geld en daarover kon beschikken.
[verdachte] heeft samen met [medeverdachte 3] bijna vier weken in Limburg verbleven. Zij hebben daar geld geteld, gebundeld en voorbereid voor vervoer. [medeverdachte 3] bracht koffers met geld van het vakantiehuisje naar de taxi waarmee [medeverdachte 1] de koffers naar Amsterdam vervoerde. Vanaf 11 september 2019 verbleef [verdachte] in de woning aan de [adres 2] , één van de appartementen die als opslag voor het geld werden gebruikt. De avond voor de zoekingen is verdachte op het andere opslagadres aan de [adres 1] met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] gezien. De volgende dag zijn op dat adres vier van de koffers met geld aangetroffen. Hieruit blijkt dat verdachte als betrokkene bij de criminele organisatie, zie hiervoor, moet hebben geweten dat het geld zich op dat moment in de twee appartementen in [plaats] bevond.
Uit de hiervoor vastgestelde duurzame samenwerking, waarbij verdachte de taak had om het geld te bundelen en in de koffers te doen, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] handelingen mocht verrichten met dat geld en dat hij daarom beschikkingsmacht had over het geld in de koffers dat is aangetroffen op zowel de [adres 2] als de [adres 1] . Dit blijkt ook uit zijn DNA-sporen die zijn aangetroffen op koffers en verpakkingsmateriaal in beide appartementen. Bovendien is het geld in de koffers uit beide woningen op dezelfde manier verpakt in plastic met daarop bedragen geschreven. Dat leidt bij de rechtbank tot de conclusie dat al dit geld uit dezelfde bron afkomstig is en door [medeverdachte 1] vanuit Limburg naar Amsterdam is vervoerd. Het totale geldbedrag is vervolgens verdeeld over twee woningen.
Van misdrijf afkomstig
Uit het dossier volgt een zweem van verdenkingen in verband met drugshandel. Geen van die verdenkingen is concreet genoeg om vast te stellen dat de € 12.657.580 van een specifiek misdrijf afkomstig is. Witwassen kan dan nog steeds bewezen worden, als de omstandigheden waaronder het (in dit geval) geld is aangetroffen zodanig zijn dat daaruit zonder meer een stevig vermoeden van witwassen volgt (1). Het is dan aan verdachte om een concrete, verifieerbare verklaring te geven over de
legaleherkomst van het geld die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is (2). Als de verklaring hier niet aan voldoet kan de criminele herkomst worden bewezen. Als de verklaring van verdachte hieraan wel voldoet, is het Openbaar Ministerie aan zet om onderzoek te doen en de verklaring van verdachte te bevestigen of ontkrachten (3). Als de legale herkomst door dit onderzoek wordt bevestigd is er geen sprake van witwassen. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft en dus alleen een criminele herkomst als aanvaardbare verklaring overblijft, kan de criminele herkomst worden bewezen (4).
In dit geval gaat het om enorme contante geldbedragen, die in koffers van Limburg naar verschillende appartementen in Amsterdam vervoerd werden. Die gang van zaken is in het legale circuit zo ongebruikelijk en zo risicovol dat aan het eerste vereiste is voldaan; er is zonder meer een stevig witwasvermoeden op basis van de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van het geld. De rechtbank stelt daarom vast dat het geld, € 12.657.580,-, een criminele herkomst heeft.
Wetenschap van criminele herkomst
Gezien de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen, de rol van verdachte en bij gebrek aan aanknopingspunten voor het tegendeel, moet verdachte hebben geweten dat het om uit misdrijf verkregen geld ging.
Medeplegen
[verdachte] heeft zoals hiervoor bij feit 1 besproken, in een criminele organisatie handelingen verricht gericht op witwassen. Die organisatie maakt dat verdachte (nauw en bewust) heeft samengewerkt met de medeverdachten om de miljoenen te kunnen witwassen, waarbij de rollen van de medeverdachten steeds zodanig substantieel waren dat sprake was van medeplegen.
Vrijspraak voor € 79.200,- aangetroffen op de [adres 3]
De rechtbank kan niet vaststellen dat [verdachte] ook kon beschikken over het geldbedrag uit de kledingkast in het appartement waar [medeverdachte 2] verbleef. Het geldbedrag van € 79.200,- was weliswaar op dezelfde wijze verpakt als het geld dat werd aangetroffen in de koffers in de andere appartementen, maar dit geldbedrag is gezien de plek van aantreffen kennelijk aan [medeverdachte 2] gegeven. De rechtbank ziet dit geldbedrag dan ook als zijn deel van de buit. Daarmee bevond het zich niet meer in de beschikkingsmacht van de anderen. [verdachte] wordt voor het witwassen van dit bedrag vrijgesproken.
Vrijspraak voor € 51.500,- aangetroffen achter de keukenplint op de [adres 2]
Het geldbedrag van € 51.500,- dat onder het keukenblok achter de keukenplint in het appartement aan de [adres 1] is aangetroffen, was anders verpakt dan het geld dat is aangetroffen in de koffers. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat het deel uitmaakt van het totale bedrag aan contanten dat van Limburg naar Amsterdam is vervoerd en waar verdachte in zijn geheel medeverantwoordelijk voor wordt gehouden. Omdat de rechtbank ook niet op een andere manier kan vaststellen dat [verdachte] wist van de aanwezigheid van dit bedrag wordt hij van het witwassen van dit bedrag vrijgesproken.
Vrijspraak voor € 520,- aangetroffen in een jas op de [adres 1]
Van de € 520,- die in de jaszak aan de kapstok is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] daarvan wist en er over kon beschikken. Zij wordt van het witwassen van dit bedrag vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in rubriek 4.2.1 bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 12 september 2019 te Amsterdam en Heel heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit verdachte en
  • [medeverdachte 2] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 1] en
  • één ander persoon,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het tezamen en in vereniging met anderen plegen van witwassen;
feit 2:
op 12 september 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben verdachte en zijn mededaders een zeer omvangrijk geldbedrag van in totaal 12.657.580 euro voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Motivering van de straf

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden (5,5 jaar). Verdachte moet naar het volwassenenstrafrecht worden berecht, omdat het psychologisch onderzoek beperkt is geweest en het de conclusie dat verdachte volgens het jeugdstrafrecht zou moeten worden berecht niet kan dragen, ook niet na het horen van de deskundige op zitting.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte moet volgens het jeugdstrafrecht en de daarbij behorende strafmaat worden berecht. Gelet op de ondergeschikte rol van verdachte en de kortere pleegperiode dan de medeverdachten, kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Dat is ongeveer tien maanden. Als de rechtbank de verdediging hier niet in volgt, zou in elk geval geen hogere gevangenisstraf dan 36 maanden (3 jaar) moeten volgen, gelet op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verdachte heeft samen met anderen een enorm geldbedrag van € 12.657.580,- witgewassen, waarbij niets bekend is geworden over de criminele herkomst van dit geld. Daarbij zijn er dekmantels gebruikt en woningen gehuurd, soms onder een valse naam en onder schimmige omstandigheden om buiten beeld van justitie te blijven. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie. In die organisatie zijn er woningen gehuurd, soms onder een valse naam en onder schimmige omstandigheden om buiten beeld van justitie te blijven. Verdachte had binnen de organisatie de taak om samen met een medeverdachte het geld te bundelen en klaar te maken voor vervoer naar Amsterdam. Daarmee heeft hij een substantieel aandeel gehad in de witwasactiviteiten van de criminele organisatie. Op dit soort feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 21 jaar. Dit betekent dat in beginsel volwassenstrafrecht van toepassing is. Dit kan anders zijn indien in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, aanleiding kan worden gevonden om, ondanks de meerderjarigheid, toch jeugdstrafrecht op de verdachte toe te passen.
Psycholoog J. Hamel adviseert in haar rapport van 19 februari 2020 om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Verdachte maakt in sociaal-emotioneel opzicht een kwetsbare en jongere indruk dan zijn leeftijd. Verdachte is erg gehecht aan zijn familie, heeft bijzonder veel last van heimwee en is nog helemaal niet bezig met het zich losmaken van zijn ouders, iets dat passend bij zijn leeftijd zou zijn. Daarmee is ook nog weinig sprake van eigenheid en zelfstandigheid. Het psychologisch rapport kent een behoorlijk aantal beperkingen door de taalbarrière en het ontbreken van referenten, waardoor de conclusies met de nodige voorzichtigheid zijn getrokken. Dit advies is door de psycholoog op de zitting van 13 juli 2020 herhaald.
De reclassering heeft in het rapport van 26 november 2019 geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering schrijft dat verdachte tijdens het gesprek weliswaar zeer emotioneel was en op dat moment kwetsbaar overkwam, maar dat zij op basis van zijn verhaal juist aanwijzingen ziet dat hij zich normaliter als volwassene opstelt. Zo benoemde verdachte dat hij de zorg voor zijn ouders en opa op zich neemt en hij deels de financiële lasten van het gezin op zich neemt.
De rechtbank vindt dat het psychologisch rapport van 19 februari 2020 onvoldoende basis geeft voor toepassing van jeugdstrafrecht. Zo blijkt uit het rapport dat niet alle testen konden worden afgenomen omdat verdachte alleen Albanees spreekt en dat de psycholoog, door het gebrek aan informatie van referenten, voornamelijk moest afgaan op wat verdachte zelf heeft verteld. Daar komt bij dat de psycholoog geen aanbevelingen kon doen over het inzetten van interventies, omdat verdachte een vreemdeling is en de verwachting is dat hij op termijn zal worden uitgezet naar Albanië. Verdachte is zelf vanuit Albanië naar zijn zus in Italië gereisd en heeft daarna de stap gemaakt om naar Nederland te komen. Vervolgens heeft hij afspraken gemaakt met een onbekend gebleven persoon om hier aan het werk te gaan en is hij voor langere tijd in Nederland gebleven. De rechtbank is daarom niet overtuigd van het ontbreken van de eigenheid en zelfstandigheid zoals de psycholoog in haar rapport heeft beschreven.
De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
Overige omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Het uitgangspunt voor fraudedelicten bij de hoogste categorie, een bedrag van € 1.000.000,- of hoger, is een gevangenisstraf vanaf 24 maanden. Het wettelijk strafmaximum is zowel voor witwassen als voor een criminele organisatie zes jaar.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de minder grote rol die verdachte heeft vervuld ten opzichte van sommige andere deelnemers en de kortere periode dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van tweeënveertig maanden (ongeveer 3,5 jaar). [47]

7.Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen 2, 3, 5 tot en met 10, 16 tot en met 20, 22, 24, 25, 28 tot en met 30 op de beslaglijst (onder meer de geldbedragen uit koffers, de BQ Aquaris en de iPhone 7) worden verbeurd verklaard omdat daarmee het bewezen verklaarde is begaan.
Voorwerp 1 (het geldbedrag van € 960,- dat in de jas van verdachte is aangetroffen) moet worden teruggegeven aan verdachte.
De overige in beslag genomen voorwerpen moeten worden bewaard voor de rechthebbende.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen 2, 3, 5 tot en met 10, 16 tot en met 20, 22, 24, 25, 28 tot en met 30 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
Voorwerp 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
De voorwerpen 4A, 4, 11, tot en met 15, 21, 23 en 27 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier, volgens de daarin toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , p. PD03 - 08 50
3.Proces-verbaal verhoor [naam 2] , p. PD7 – 08 002
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD4 – 08 002 e.v.
5.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v.
6.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687, meer in het bijzonder p. ZD05 691
7.Proces-verbaal huur [adres 1] , p. ZD05 220 tot en met 222
8.Proces-verbaal verdachtmaking [medeverdachte 2] , p. ZD05 p. 112 e.v. en proces-verbaal onderzoek naar identiteit van la Madre, p. ZD05 30 en een proces-verbaal stemvergelijking [medeverdachte 1] met “Madre” uit OVC, p. ZD05 668
9.Proces-verbaal onderzoek goed 5806239 p. ZD05 331 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 352
10.Proces-verbaal onderzoek goed 5806239 p. ZD05 330 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 353 en Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 705
11.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687, meer in het bijzonder p. ZD05 698 en proces-verbaal gebruik iPhone X door [medeverdachte 3] , ZD05 796 tot en met 808
12.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687, meer in het bijzonder p. ZD05 698-699
13.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 juli 2020
14.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 699
15.Proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens 31616704274, p. ZD05 508
16.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 700 en Proces-verbaal gebruiker telefoon met I-mei nummer 355375080771345, p. ZD05 821 en proces-verbaal onderzoek telefoon (5806244), p, ZD05 294-330
17.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 701, 702 en 707
18.Proces-verbaal beelden [adres 1] van 22 augustus 2019 tot en met 12 september 2019, p. ZD05 399 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 402 t/m 406
19.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 710 en 711
20.Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek verhuur [adres 2] , p. ZD 05 229 en proces-verbaal van bevindingen valse arbeidsovereenkomst en loonstroken, p. ZD05 281
21.Proces-vervaal onderzoek verhuur [adres 2] , p. ZD05 230
22.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 713-716
23.Proces-verbaal van bevindingen beveiligingsbeelden [adres 1] i.c.m. mastgegevens, p. ZD 414 e.v., meer in het bijzonder p. 416 en 418
24.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 717 t/m 722
25.Proces-verbaal camerabeelden [adres 3] 10 t/m 12 september, p. ZD05 423
26.Proces-verbaal bevindingen Limburg, p. ZD05 208
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. ZD04 003 t/m 004
28.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 717 t/m 722
29.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 723 t/m 729
30.Proces-verbaal telling Nederlandse Banks, p. ZD 05 211 en KVI’s AD02-01 31 tot en met 44
31.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [adres 1] , p. AD02-02 8 en 9
32.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 732 en proces-verbaal van eerste bevindingen doorzoeking [adres 1] . AD02-02 p. 1
33.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [adres 1] , p. AD02-02 11 en KVI AD02-01 47
34.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 732, proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 1] , p. AD02-02 p. 011 t/m 013, proces-verbaal van bevindingen Valse identiteitsdocumenten, p. ZD05 174 e.v. en proces-verbaal van bevindingen KMAR, p. ZD05 179 e.v. en proces-verbaal valse identiteitsdocumenten en ware identiteit [medeverdachte 4] , p. ZD05 182 e.v. en proces-verbaal van bevindingen KMAR, p. ZD05 189 e.v.
35.Proces-verbaal telling Nederlandse Bank, p. ZD 05 211 en KVI’s AD02-01 46
36.Proces-verbaal doorzoeking [adres 2] , p. AD02-01 008, proces-verbaal telling Nederlandse Banks, p. ZD 05 211 en KVI’s AD02-05 15, 20, 22 en ZD08 113
37.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 732 en proces-verbaal van eerste bevindingen doorzoeking [adres 2] p. AD02-01 p. 1
38.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 731 t/m 732
39.Proces-verbaal van eerste bevindingen doorzoeking [adres 3] p. AD02-03 p. 1, Proces verbaal telling Nederlandse Banks, p. ZD 05 211 en KVI’s AD02-06 5 t/m 7
40.Proces-verbaal sporenmatrix, p. ZD08 197
41.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 juli 2020
42.Proces-verbaal sporenmatrix, p. ZD08 197 en proces-verbaal van bevindingen onderzoek kasboeken, p. ZD05 215 tot en met 218
43.Proces-verbaal sporenmatrix, p. ZD08 197
44.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 juli 2020
45.Proces-verbaal codelijst, p. ZD05 223 e.v.
46.Chronologisch proces-verbaal, p. ZD05 687 e.v., meer in het bijzonder p. ZD05 700
47.Ongeveer omdat in het strafrecht een maand 30 dagen telt.