Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser] , handelend onder de naam [bedrijf 1] ,
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 4 september 2020.
2.De feiten
en [aandeelhouder] zullen er onder meer voor zorgdragen dat de onderneming van [gedaagde 1] wordt ingebracht in [gedaagde 1] en dat [gedaagde 1] komt te beschikken over de intellectuele eigendomsrechten op de software die [gedaagde 1] gebruikt, een en ander zonder dat dat voor [gedaagde 1] tot enige verplichting leidt. (…)”.
: al hetgeen zij overeenkomstig artikel 2 van de Samenwerkingsovereenkomsten moeten inbrengen.”
product en project management te verrichten voor de ontwikkeling van het online leefstijlcoachingsprogramma [naam programma] ( [URL] )” tegen een vergoeding van € 3.000,- exclusief btw per maand.
De lening is een niet uitbetaald bedrag voor de werkzaamheden van de Leningverstrekker over een periode van 3 maanden; 1 januari 2019 t/m 31 maart 2019.” In de tweede overeenkomst van geldlening is opgenomen dat [eiseres 2] een lening verstrekt aan [gedaagde 1] van € 30.000,- exclusief btw. Ook hierin is opgenomen “
De lening is een niet uitbetaald bedrag voor de werkzaamheden van de Leningverstrekker over een periode van 13 maanden; 1 maart 2018 t/m 31 december 2018.”
Software Transfer Deed. De strekking hiervan is – kort gezegd – dat [gedaagde 1] de mede-eigendom verkrijgt van de IE-rechten van [eiser] op de [gedaagde 1] -software. [gedaagde 1] heeft deze akte niet ondertekend.
3.Het geschil in conventie
primair
subsidiair
meer subsidiair
(4) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 100.000,- als voorschot op de gederfde inkomsten,
(5) gedaagden te veroordelen tot betaling van € 1.496,05 ter zake van buitengerechtelijke kosten,
meest subsidiair
in alle gevallen
(8) [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres 2] van € 51.700,- als voorschot op de afgeleide schade,
(9) gedaagden op straffe van dwangsommen te verbieden gebruik te maken van de IE-rechten van [eiser] en [eiseres 2] op de [gedaagde 1] -software,
(10) gedaagden te veroordelelen in de kosten van dit geding, begroot op € 25.000,-, welk bedrag onder meer bestaat uit advocaatkosten en de kosten voor het opstellen van de onder 2.18 genoemde akte.
(1) Ondanks de sommatie van 21 februari 2020 (zie 2.20) heeft [gedaagde 1] het tot op heden nagelaten om [eiser] en [eiseres 2] te betalen voor de werkzaamheden die zij vanaf 1 januari 2018 tot 4 juni 2019 in opdracht van [gedaagde 1] hebben verricht. Uit een door [eiser] opgesteld overzicht blijkt dat in die periode 2.437 uren zijn besteed. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] handelen als bestuurders onrechtmatig omdat [gedaagde 1] niet aan haar betalingsverplichting voldoet. Zij zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de betalingen aan [eiser] en [eiseres 2] .
(2) [gedaagde 4] en [gedaagde 5] hebben als bestuurders van [gedaagde 1] de verdiencapaciteit van deze vennootschap volledig uitgehold door de commerciële activiteiten over te dragen aan [gedaagde 3] , zonder daarvoor een reële vergoeding te innen. Ook geven de bestuurders van [gedaagde 1] geen blijk van de op hen rustende contractuele en wettelijke verplichtingen. Als 23% aandeelhouder van [gedaagde 1] lijdt [eiseres 2] hierdoor een afgeleide schade van € 51.750,-.
(3) [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] maken inbreuk op de IE-rechten van [eiser] en [eiseres 2] . [gedaagde 4] en [gedaagde 5] faciliteren dit en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] profiteren hiervan.
4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie
5.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie
de geldvorderingen (vorderingen 1, 2 en 3)
(1) van 3 januari 2017 tot 31 december 2017, (2) van 1 januari 2018 tot 2 augustus 2019, (3) van 3 augustus 2019 tot 12 december 2019 en (4) van 13 december 2019 tot februari 2020.
(€ 3.000,- per maand, hetgeen neerkomt op een uurtarief van € 47,-) voor hen niet acceptabel is en dat zij normaal een marktconform tarief van € 85,- per uur hanteren. [gedaagde 1] heeft dus een korting opgelegd. [eiser] en [eiseres 2] hebben een overzicht verschaft waaruit blijkt dat zij 2.437 uren hebben besteed. Op dit urenaantal zijn de primaire en subsidiaire vorderingen gebaseerd. De primaire vordering gaat daarbij uit van het marktconforme uurtarief van € 85,-. De subsidiaire vorderingen gaat uit van het in de Samenwerkingsovereenkomst genoemde uurtarief van € 75,-. Meer subsidiair wordt het bedrag gevorderd dat op grond van de twee geldleningsovereenkomsten is verschuldigd, te vermeerderen met rente en btw.
“alle intellectuele eigendomsrechten op alle door [bedrijf 1] ten behoeve van [gedaagde 1] ontwikkelde software en bijbehorende documentatie”.Er kan redelijkerwijs geen onduidelijkheid bestaan tussen partijen over wat hiermee precies wordt bedoeld, te weten alle software die [gedaagde 1] in haar bedrijfsvoering nodig heeft en gebruikt. Eisers worden niet gevolgd in hun stelling dat voor overdracht van IE-rechten (in het algemeen) geldt dat de IE-rechten in detail in de akte moeten worden beschreven. Dat tegenover die overdracht geen reëel bedrag staat, zoals namens [eiser] ter zitting aangevoerd, is voorshands onjuist. [eiseres 2] kreeg in ruil hiervoor 23% van de aandelen in [gedaagde 1] . Er is dus al met al geen grond om gedaagden te verbieden inbreuk te maken van de IE-rechten op de [gedaagde 1] -software.
1.470,00
start up, eerst [gedaagde 1] B.V. en daarna [gedaagde 1] . [eiser] heeft in beginsel dan ook recht op een vergoeding – op welke wijze dan ook – voor zijn inspanningen. Hij heeft – naast zijn aandelenbelang – recht op betaling op grond van (een van) de overeenkomsten die tussen partijen zijn gesloten of heeft in ieder geval recht op een ‘redelijk loon’ op grond van artikel 7:405 lid 2 BW. De verwijten van gedaagden dat [eiser] zijn werk niet goed heeft gedaan, hebben in het geheel geen handen en voeten gekregen. Hij is hiervoor ook nooit in gebreke gesteld. Dit blijkt tevens uit het feit dat gedaagden [eiser] nog onlangs een baan hebben aangeboden. [eiser] dient zich echter te realiseren dat hij heeft geïnvesteerd in een
start up, met alle (financiële) risico’s van dien. Die risico’s lijken overigens af te nemen nu [gedaagde 2] het aandelenbelang van Heart for Health heeft overgenomen en [gedaagde 2] (bij monde van [bestuurder gedaagde 2] ) heeft verklaard van [gedaagde 1] een succes te willen maken. Ook is ter zitting verklaard dat [gedaagde 1] nu voor het eerst winst begint te maken. Tegen die achtergrond wordt [eiser] in overweging gegeven zijn aandelenbelang nog niet over te dragen, maar te wachten tot dit belang in waarde is gestegen. Allereerst is het maar de vraag of de aandelen op dit moment iets waard zijn. Als de aandelen wel € 69.000,- waard zouden zijn, althans als [gedaagde 2] nog steeds bereid en in staat zou zijn dit bedrag voor de aandelen te betalen, kan dat beter door [gedaagde 1] worden aangewend voor marketingactiviteiten, zoals door [gedaagde 4] ter zitting is voorgesteld, om [gedaagde 1] tot een succes te maken. Gebleken is ook dat gedaagden er niet op zijn gebrand om van [eiseres 2] als aandeelhouder af te komen. Gedaagden wordt in overweging gegeven de twee leningen zo snel mogelijk af te betalen (zo mogelijk al voor de opeisbaarheid van die leningen) om op die wijze [eiser] tegemoet te komen. Ook kan [eiser] tegemoet worden gekomen door alvast bepaalde – niet bestreden – facturen aan hem uit te betalen, indien daarvoor financiële middelen zijn.