Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een herstelvonnis gewezen in de ontnemingszaak met parketnummer 13-665042-19. Dit herstelvonnis is het gevolg van een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank, die op 29 augustus 2019 werd gedaan. In het oorspronkelijke vonnis was een omissie ontdekt met betrekking tot de betalingsverplichting van de veroordeelde. De rechtbank had in het vonnis vermeld dat de veroordeelde € 250,-- (tweehonderdenvijftig euro) moest betalen, maar had nagelaten te vermelden dat dit bedrag aan de Staat moest worden betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze omissie onmiddellijk kenbaar was en vatbaar voor herstel. In het herstelvonnis is dan ook duidelijk gemaakt dat de veroordeelde € 250,-- aan de Staat dient te betalen. Het herstelvonnis is ondertekend door de voorzitter en kinderrechter mr. J.P.C. van Dam van Isselt, en de rechters mrs. E.M. Devis en A.G.P. van der Baan. De griffier, mr. S. Bakir, heeft het vonnis eveneens ondertekend, maar de oudste en jongste rechter waren niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.