In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, waaronder XTC, cocaïne, amfetamine en MDMA, alsook het voorhanden hebben van een pistool met bijbehorende munitie. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor de verduistering en vernieling van een enkelband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 april 2020 in Dordrecht werd aangetroffen met een aanzienlijke hoeveelheid drugs en een vuurwapen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat de verdovende middelen en het vuurwapen van hem waren, maar betwistte de wetenschap van hun aanwezigheid in de woning. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de goederen en dat hij beschikkingsmacht had over deze goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte 400 dagen van zijn eerdere straf moet ondergaan. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.