ECLI:NL:RBAMS:2020:4223

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
AMS 20/1593
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor tophotel in voormalig Paleis van Justitie te Amsterdam

In deze zaak staat de omgevingsvergunning voor een tophotel in het voormalige Paleis van Justitie in Amsterdam centraal. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 29 januari 2020, ondanks bezwaren van omwonenden die zich zorgen maken over de gevolgen voor lichtinval in hun woningen. De rechtbank heeft de zaak op 14 juli 2020 behandeld, waarbij eisers, vertegenwoordigd door [eiser 1], hun bezwaren uiteenzetten. De rechtbank oordeelt dat de vergunning in redelijkheid is verleend, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan "Zuidelijke binnenstad". De rechtbank stelt vast dat de gevolgen voor zonlicht en inkijk minimaal zijn en dat de vergunninghouder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de impact van de bouw op de omgeving. De rechtbank concludeert dat de belangen van de eisers niet zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghouder en dat de vergunning in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 25 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1593

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] , wonende aan [adres 1] ,

[eiser 2], wonende aan [adres 2] ,
[eiser 3], wonende aan [adres 3] ,
[eiser 4], wonende aan [adres 4] ,
[eiser 5], wonende aan [adres 5] en
[eiser 6], wonende aan [adres 6] ,
allen te [woonplaats] , eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. H. de Groot).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen de besloten vennootschap
CTF Amsterdam B.V., gevestigd te Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. J.J. Peelen).

Procesverloop

Op 29 januari 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een hotel in de gebouwen aan de [adres 7] en [adres 8] in Amsterdam.
Eisers hebben tegen deze vergunning beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers en vergunninghouder hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is op de zitting van 14 juli 2020 behandeld. [eiser 1] is verschenen namens eisers. Daarnaast zijn [naam 1] , als omwonende, en [naam 2] , als toeschouwer, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is op de zitting vertegenwoordigd door [naam 3] , ontwikkelaar bij vergunninghouder, en bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is voor vergunninghouder [naam 4] , werkzaam als architect, verschenen.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning voor het veranderen, vergroten en gedeeltelijk herstellen van de fundering van het voormalige Paleis van Justitie aan de [adres 7] en [adres 8] . In de gebouwen moet een zogenoemd tophotel komen met 133 hotelkamers en allerlei verschillende functies, zoals restaurants, een conferentiecentrum, een “spa en welness” en een Indian Business Club. Het project is in strijd met het bestemmingsplan “Zuidelijke binnenstad” en voldoet niet aan de regels voor afwijking van het bestemmingsplan. De vergunning is daarom verleend op grond van - onder andere - artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2. Eisers wonen in [straatnaam] en hebben bezwaren tegen het project vanwege de toegestane verhogingen van het dak aan de zijde van [straatnaam] . Volgens eisers zijn hun belangen niet voldoende meegewogen. De rechtbank toetst hieronder of dit juist is en of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Het college heeft namelijk beleidsruimte bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om omgevingsvergunningen zoals deze te verlenen.
Procedurele punten
3. In het beroepschrift schrijft [eiser 1] dat zij mede namens de ondertekenaars van haar zienswijze beroep instelt. Op de zitting heeft [eiser 1] machtigingen overgelegd van vijf omwonenden die ook haar zienswijze hebben ondertekend. De rechtbank merkt hen, naast [eiser 1] aan als eisers in dit beroep en heeft hen bovenaan deze uitspraak vermeld. Van andere omwonenden zijn ook machtigingen overgelegd, maar omdat zij niet de zienswijze van [eiser 1] hebben ondertekend is het beroep niet namens hen ingesteld.
4.
De rechtbank oordeelt dat de voorbereiding van de vergunning voldoet aan de eisen die de Wabo en de Algemene wet bestuursrecht daaraan stellen. Zo heeft er een ontwerp ter inzage gelegen en was er een mogelijkheid een zienswijze in te dienen, waarvan eisers tijdig gebruik hebben gemaakt. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is het project vervolgens op een aantal punten aangepast.
5. Bij eisers is verwarring ontstaan omdat aanvankelijk twee aanvragen waren ingediend en daarna één aanvraag is ingetrokken. De twee losse aanvragen zijn in één aanvraag gecombineerd. De rechtbank begrijpt dat dit verwarrend is, maar dit kan niet leiden tot een vernietiging van de vergunning. Er is namelijk geen geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.

Licht, inkijk en uitzicht

6. Eisers betogen dat zij in de ochtenden geen direct zonlicht meer hebben door de vergunde verhogingen van de gebouwen aan [straatnaam] . Ook het zogenoemde reflectielicht wordt volgens eisers nadelig beïnvloed. Verder hebben eisers moeite met de mogelijke inkijk van hotelgasten in hun woningen en de beperking van hun uitzicht. Eisers vinden dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen.
7.
Volgens het college hebben de verhogingen geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat. Het heeft de gevolgen voor het zonlicht en de schaduwwerking laten onderzoeken [1] en daaruit blijkt een relatief kleine invloed, namelijk in de vroege ochtenduren op een deel van de gevels van [straatnaam] tegenover het complex. In augustus duurt de slagschaduw ongeveer een half uur langer in de ochtenduren.
8. Vergunninghouder heeft nog een onderzoek [2] toegevoegd, waarin de bezonning op de woning van [eiser 1] op verschillende tijdstippen op 21 juni nader is onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt volgens vergunninghouder dat alleen tot 10.00 uur een klein verschil in bezonning van deze woning waarneembaar is en dat de woning voor de rest van de dag geheel in de zon ligt, zowel in de huidige als in de nieuwe situatie. Ook heeft vergunninghouder een overzicht van Google Maps bijgevoegd en uit dit overzicht blijkt volgens vergunninghouder dat het project geen invloed heeft op het reflectielicht.
9. De rechtbank oordeelt dat het college de vergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen en dat zijn voorbereiding en motivering voldoen aan de eisen. De kap van de langsvleugel aan [straatnaam] wordt vervangen door een zogenoemde mansardekap. De reden hiervan is onder andere dat installaties - om monumentale en stedenbouwkundige redenen - inpandig moeten worden gerealiseerd. Door deze nieuwe vorm van de kap wijzigt de nokhoogte van 11,8 naar 13,3 meter. De bovenkant van het schuine dakvlak ligt op 12,2 meter. Uit de genoemde onderzoeken blijken de gevolgen ervan voor het zonlicht relatief klein te zijn.
10. Eisers hebben dit op de zitting erkend, maar hebben gezegd dat ze geen enkele vermindering van licht accepteren, omdat de verhoging volgens hen niet nodig is. De rechtbank oordeelt anders. Omwonenden hebben geen onaantastbaar recht op een ongewijzigde hoeveelheid lichtinval of bezonning. In een stedelijke omgeving als de binnenstad van Amsterdam gelden bovendien - in het algemeen - minder strenge eisen aan de mate van bezonning.
11. De rechtbank stelt vast dat de extra inkijk in de woningen van eisers afwezig of minimaal is. Zoals ter zitting verduidelijkt is aan de hand van de tekeningen bij de vergunning, worden de dakkapellen immers aan beide uiteinden op de dwarsvleugels van de gebouwen geplaatst en dus niet over de gehele lengte.
12. Op de beperking in het uitzicht is het college ingegaan in de Nota van beantwoording. Het college heeft terecht uitgelegd dat in de huidige situatie al geen sprake is van een vrij uitzicht, mede door de hogere bouwdelen van het complex aan de zijde van de Prinsengracht, en dat het uitzicht door de verhogingen slechts beperkt wordt aangetast.
Verticale verstening
13. Eisers hebben zich in hun bezwaren tegen de verticale verstening door de vergunde ophogingen, beroepen op het beleid van GroenLinks voor groene compensatie. De rechtbank ziet hierin geen reden dat de vergunning volgens de bepalingen van de Wabo geweigerd had moeten worden. Deze gronden kunnen dan ook niet leiden tot een vernietiging van de vergunning.
Conclusie
14. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
15. Er is geen aanleiding om het door eisers betaalde griffierecht of de proceskosten van eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, voorzitter, en mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. C.A.E. Wijnker, leden, in aanwezigheid van mr. C. Pasteuning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Twee zonnestudies van Kentie & Partners van september 2017 en oktober 2019, die als bijlagen deel uitmaken van de omgevingsvergunning.
2.Ook door Kentie & Partners, juni 2020.