Overwegingen
1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning voor het veranderen, vergroten en gedeeltelijk herstellen van de fundering van het voormalige Paleis van Justitie aan de [adres 7] en [adres 8] . In de gebouwen moet een zogenoemd tophotel komen met 133 hotelkamers en allerlei verschillende functies, zoals restaurants, een conferentiecentrum, een “spa en welness” en een Indian Business Club. Het project is in strijd met het bestemmingsplan “Zuidelijke binnenstad” en voldoet niet aan de regels voor afwijking van het bestemmingsplan. De vergunning is daarom verleend op grond van - onder andere - artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2. Eisers wonen in [straatnaam] en hebben bezwaren tegen het project vanwege de toegestane verhogingen van het dak aan de zijde van [straatnaam] . Volgens eisers zijn hun belangen niet voldoende meegewogen. De rechtbank toetst hieronder of dit juist is en of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Het college heeft namelijk beleidsruimte bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om omgevingsvergunningen zoals deze te verlenen.
3. In het beroepschrift schrijft [eiser 1] dat zij mede namens de ondertekenaars van haar zienswijze beroep instelt. Op de zitting heeft [eiser 1] machtigingen overgelegd van vijf omwonenden die ook haar zienswijze hebben ondertekend. De rechtbank merkt hen, naast [eiser 1] aan als eisers in dit beroep en heeft hen bovenaan deze uitspraak vermeld. Van andere omwonenden zijn ook machtigingen overgelegd, maar omdat zij niet de zienswijze van [eiser 1] hebben ondertekend is het beroep niet namens hen ingesteld.
4.
De rechtbank oordeelt dat de voorbereiding van de vergunning voldoet aan de eisen die de Wabo en de Algemene wet bestuursrecht daaraan stellen. Zo heeft er een ontwerp ter inzage gelegen en was er een mogelijkheid een zienswijze in te dienen, waarvan eisers tijdig gebruik hebben gemaakt. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is het project vervolgens op een aantal punten aangepast.
5. Bij eisers is verwarring ontstaan omdat aanvankelijk twee aanvragen waren ingediend en daarna één aanvraag is ingetrokken. De twee losse aanvragen zijn in één aanvraag gecombineerd. De rechtbank begrijpt dat dit verwarrend is, maar dit kan niet leiden tot een vernietiging van de vergunning. Er is namelijk geen geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.
Licht, inkijk en uitzicht
6. Eisers betogen dat zij in de ochtenden geen direct zonlicht meer hebben door de vergunde verhogingen van de gebouwen aan [straatnaam] . Ook het zogenoemde reflectielicht wordt volgens eisers nadelig beïnvloed. Verder hebben eisers moeite met de mogelijke inkijk van hotelgasten in hun woningen en de beperking van hun uitzicht. Eisers vinden dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen.
7.
Volgens het college hebben de verhogingen geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat. Het heeft de gevolgen voor het zonlicht en de schaduwwerking laten onderzoekenen daaruit blijkt een relatief kleine invloed, namelijk in de vroege ochtenduren op een deel van de gevels van [straatnaam] tegenover het complex. In augustus duurt de slagschaduw ongeveer een half uur langer in de ochtenduren.
8. Vergunninghouder heeft nog een onderzoektoegevoegd, waarin de bezonning op de woning van [eiser 1] op verschillende tijdstippen op 21 juni nader is onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt volgens vergunninghouder dat alleen tot 10.00 uur een klein verschil in bezonning van deze woning waarneembaar is en dat de woning voor de rest van de dag geheel in de zon ligt, zowel in de huidige als in de nieuwe situatie. Ook heeft vergunninghouder een overzicht van Google Maps bijgevoegd en uit dit overzicht blijkt volgens vergunninghouder dat het project geen invloed heeft op het reflectielicht.
9. De rechtbank oordeelt dat het college de vergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen en dat zijn voorbereiding en motivering voldoen aan de eisen. De kap van de langsvleugel aan [straatnaam] wordt vervangen door een zogenoemde mansardekap. De reden hiervan is onder andere dat installaties - om monumentale en stedenbouwkundige redenen - inpandig moeten worden gerealiseerd. Door deze nieuwe vorm van de kap wijzigt de nokhoogte van 11,8 naar 13,3 meter. De bovenkant van het schuine dakvlak ligt op 12,2 meter. Uit de genoemde onderzoeken blijken de gevolgen ervan voor het zonlicht relatief klein te zijn.
10. Eisers hebben dit op de zitting erkend, maar hebben gezegd dat ze geen enkele vermindering van licht accepteren, omdat de verhoging volgens hen niet nodig is. De rechtbank oordeelt anders. Omwonenden hebben geen onaantastbaar recht op een ongewijzigde hoeveelheid lichtinval of bezonning. In een stedelijke omgeving als de binnenstad van Amsterdam gelden bovendien - in het algemeen - minder strenge eisen aan de mate van bezonning.
11. De rechtbank stelt vast dat de extra inkijk in de woningen van eisers afwezig of minimaal is. Zoals ter zitting verduidelijkt is aan de hand van de tekeningen bij de vergunning, worden de dakkapellen immers aan beide uiteinden op de dwarsvleugels van de gebouwen geplaatst en dus niet over de gehele lengte.
12. Op de beperking in het uitzicht is het college ingegaan in de Nota van beantwoording. Het college heeft terecht uitgelegd dat in de huidige situatie al geen sprake is van een vrij uitzicht, mede door de hogere bouwdelen van het complex aan de zijde van de Prinsengracht, en dat het uitzicht door de verhogingen slechts beperkt wordt aangetast.
13. Eisers hebben zich in hun bezwaren tegen de verticale verstening door de vergunde ophogingen, beroepen op het beleid van GroenLinks voor groene compensatie. De rechtbank ziet hierin geen reden dat de vergunning volgens de bepalingen van de Wabo geweigerd had moeten worden. Deze gronden kunnen dan ook niet leiden tot een vernietiging van de vergunning.
14. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
15. Er is geen aanleiding om het door eisers betaalde griffierecht of de proceskosten van eisers te vergoeden.