Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.BINCKBANK N.V.,
SAXO BANK A/S,
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 15 november 2019;
- de tussenbeschikking van 23 januari 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het op 24 januari 2020 ter griffie ingekomen aanvullend verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift met producties, ter griffie ingekomen op 7 februari 2020;
- een brief van de advocaat van BinckBank c.s., gedateerd 5 maart 2020, bij de rechtbank ingekomen op 6 maart 2020, met een productie, welk stuk abusievelijk niet staat vermeld in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 9 maart 2020, en de daarin verder genoemde stukken.
2.De feiten
to the WC[rechtbank: Works Counsil].
[naam 1][rechtbank: [naam 1] ]
said the he had send the draft SP to WC himself on 17 april 2019. [naam 1] and [naam 3] also denied that you have been accused of acting against the interest of BB with respect to the final SP and that you are not responsible for the principle of the suitable job. They denied you and these accusations had been discussed in the IC meeting of 6 August 2019. (…)
members would listen to the content thereof.
3.Het verzoek en het verweer
6 augustus 2019 die wordt vermeld in de mail van de RvC van BinckBank aan [verzoeker] van 24 oktober 2019;
Strictly Confidentialverzonden op 9 augustus 2019 aan [naam 1] en [naam 3] met andere personen in kopie;
De RvC heeft in haar e-mail van 24 oktober 2019 een beroep gedaan op de inhoud van de tape. De e-mail van 9 augustus 2019 zou volgens [naam 3] onder meer gaan over het lekken van informatie uit de vergadering en het weglaten van informatie uit de notulen. Indien [verzoeker] beschikt over een kopie van de tape en over de e-mail van 9 augustus 2019, kan hij de inhoud hiervan vergelijken met de inhoud van de e-mail van de RvC van 24 oktober 2019 en met de notulen, aldus [verzoeker] .
4.De beoordeling
Verzoek voorlopig getuigenverhoor
Derhalve moet [verzoeker] met het beluisteren van de tape geacht worden om over voldoende gegevens te beschikken om daaraan een (eigen) oordeel te verbinden.
Daarmee kan bovendien, nu de advocate van [verzoeker] de tape heeft kunnen beluisteren, worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte van de tape is gewaarborgd.